FF. 82r-83r
Ga naar margenoot+Copie uut die salvegarde, gegeven bij die overicheit ende Landtraedt aen doostzijde der Maze. |
Kopie van de vrijwaring, afgegeven door de overheid en Landraad aan de oostzijde van de Maas. |
|
Die Overicheit ende Landtradt aen doostzijde der Maze doen te weten allen die deezen vertoont sal werden, dat naedien wij bij daegelixe ervaringe bevinden dat verscheiden heerlicheiden, dorpen ende vlecken in den landen van Valckenborch ende Thartzogenray gelegen, den algemeynen vianden der geunieerden Nederlanden zijn contribuerende, ende wij daeromme wel vermoegen souden die seleven met den brant ende andersins vernielen te laeten, nochtans aenmerckende, dat den inwoenderen der selver plaetsen genousam bij den viandt tot opbrengginge alsulcker contributie rigoreuselick bedwongen werden, ende daer wij oeck meer tot goetheit als rigeur ende straffte geneycht zijn, hebben eenige der heerlicheiden, dorpen ende vlecken in den voirseide landen van Valckenborch ende Thertzogenray in onse savegarde ende protectie wel willen nemen ende onder anderen mede het dorp Simpelveldt onder den landen van Thertzoegenray gehorich. Mits dat die inwoonderen ende ingeseetenen van dien tot stuer der jegenwoordige oorloge maendtelicks zoe veel aen onser als der gemeynen |
De overheid en Landraad aan de oostzijde van de Maas laten weten aan allen, die deze brief zullen zien, dat, omdat wij uit de dagelijkse praktijk weten, dat verschillende heerlijkheden, dorpen en gehuchten gelegen in de landen van Valkenburg en 's-Hertogenrade, aan de gemeenschappelijke vijand van de Verenigde Nederlanden bijdragen leveren en wij ze daarom in brand zouden mogen laten steken en/ of anderszins vernielen, wij niettemin in aanmerking nemen, dat de inwoners van die plaatsen door de vijand hardhandig werden gedwongen tot levering van die bijdragen. En daar wij ook meer geneigd zijn tot goedheid dan tot strengheid en straffen, [verklaren wij] dat wij enkele van de genoemde heerlijkheden, dorpen en gehuchten in de genoemde lariden van Valkenburg en 's-Hertogenrade in bescherming willen nemen en onder andere ook het dorp Simpelveld, horend bij het land van 's-Hertogenrade. Op voorwaarde dat de inwoners daarvan, tot steun aan de huidige oorlog, maandelijks evenveel aan ons als aan de kant van de gemeenschappelijke |
|
Ga naar margenoot+vianden zijde zullen hebben te contribueren, immeren provisionelick de somme van vuftich Carolus gulden ter maendt, aen handen van Johan Evertz, woenende tot Venlo, onsen gestelden ontfanger. Waer deur dan wyderom billick dat dzelve onderdaenen wyderom van alle rovinge, plonderinge, overlast ende verdriet van onsen crijchsvolcke ende anderen gantzselick gevrijt ende verschoent worden ende blijven. Ontbieden derhalven hier mede ende bevelen wel ernstelick allen ende eenen igelicken onsen oversten, ritmeisteren, hopluyden, der selven onderhoerigen beveelhebberen ende gemeynen krijchsluyden soe te perde als te voete, saempt allen anderen in onsen ende der voirseide provincien eedt ende dienst wesende dat zij die boevenroerde ingeseetenen van Sympelveldt aen heuren persoenen, gezinde, profaen huysen, schuyren, stallingen, vee, vruchten, waegen, karren ende allen anderen goederen hoedaenich die zijn mochten, in geenre manieren en beschaedigen noch den selven onder wat dexel heet oeck, zij eenichgen overlast offte verdriet aendoen. Maer hun luyden voor allen oevervall des viandtz ende anders nae heur vermoegen beschutten ende verdedigen. Oeck onbehyndert heure |
vijand zullen moeten bijdragen, en wel: voorlopig de som van 50 karolusguldens per maand, in handen van Johan Evertz, wonend in Venlo, de door ons aangestelde ontvanger. Daardoor is het dan weer billijk, dat deze onderdanen totaal gevrijwaard worden en blijven van iedere beroving, plundering, overlast en verdriet veroorzaakt door ons krijgsvolk en anderen. Wij bevelen dus hierbij ernstig allen en een ieder van onze oversten, ritmeesters, kapiteins, de aan hen ondergeschikte bevelhebbers en de gewone soldaten, zowel te paard als te voet, samen met alle anderen die bij ons onder ede staan en in onze dienst en die van de genoemde provincies zijn, dat zij de bovengenoemde inwoners van Simpelveld wat betreft hun persoon, familie, huizen, schuren, stallen, vee, veldvruchten, wagens, karren en alle andere goederen, welke ook, op geen enkele manier beschadigen, noch hun enige overlast of verdriet bezorgen onder welk voorwendsel ook. Maar zij moeten hen tegen iedere overval door de vijand en verder naar vermogen beschermen en verdedigen. Ook moeten zij hen ongehinderd |
| |
Ga naar margenoot+gewoenlicke bouwerije ende neringe doen, te water ende ter lande nae heure gevalle, vrij ende vrelich reysen ende wyder keren laeten. Op pene dat alle die geene die jegenen dese onsen savegarde ongehoorsamelick doen ende die voorigen ingeseetenen boven heure operlachte vordingen eenige wijder bezwarenisse hinder offt schade toe vougen, ander ten exempel zonder allen genaeden aen den lijve gestraft sullen werden. Mit den bescheyde zoe verre die van Sympelveldt teeniger tijt in gebreecken mochte blijven de voorseide heure contributien, immers die vooerseide vuftich gulden, alle maendt op te brengen ende sullix bij handen van Johan Eevertz blijckt, zullen sij van dezer onser savegarde vervallen sijn. Ende anders nyet gehouden ende getractert werden als vianden van dese landen. Immers der vianden toestanders ende fauteurs. Ende wordt dit alles verstanden ende vers taen bij projusie ende fouten wyderroepen, daer nae eenera yder sich sal hebben te reguleren. Gegeven binnen Utrecht onder onsen cachette den -viiie- aprilis anno -xvc - vier en tachtich [1584], stilo novo,.......
Onder stoet geschreven: Der ordonnans van den Landtrade, Jan Zuylens. 1584. |
hun gewone werk en zaken laten doen, te water en te land zoals het hun belieft, vrij en in vrede laten reizen en terug laten keren. Op straffe dat al degenen die aan deze vrijwaring van ons ongehoorzaam zijn en deze inwoners boven de hun opgelegde eisen enige verdere last, hinder of schade bezorgen, als voorbeeld voor anderen, zonder genade lijfelijk gestraft worden. Met de opmerking dat als de Simpelvelders op enige tijd in gebreke zullen blijven hun bijdrage, namelijk de genoemde 50 kamlusguldens per maand, op te brengen en als dat blijkt via Johan Evertz, dat dan hun vrijwaring vervalt en dat ze dan niet anders behandeld zullen worden dan als vijanden van deze landen; ze zijn dan immers medestanders van de vijand en collaborateurs en dan wordt dit allemaal opgevat als voorbij en herroepen; daaraan moet ieder zich houden. Gegeven te Utrecht onder ons zegel op 8 april 1584, nieuwe stijl..........
Onderaan stond geschreven: De ordonnans van de Landraad,
Jan Zuylens. 1584. |
|
Ga naar margenoot+Nota.
Decima septima may anno 1584 combusta fuit nostra ecclesia de Sympelvelt a frijbuyters numero ducentorum equitum, arque polluta fuit per effusionem sanguinis, arque occisionem unius Hyspani dicti ‘Sarcant Maior’. Ego vero cum quinque Hispanis tum in ecclesia tum super turim cum misericordia Dei miraculose evasi, nusquam valde nec igne aut ictu bombardico nec ense Iesus. Hispanus vero qui vigilias noctis observabat, hora vero secunda diluculo in porticu ecclesie quinque ictus bombardicos super pectus, brachia atque ventro sustinuit. Miraculose per certas reliquias ex ecclesia beate Marie Virginis Aquensis, quas in collo gerebat, illesus evasit securus. Quod si is occisus fuisset, nos omnes in ecclesia dormientes latrocenati fuissemus. |
Aantekening.
Op 17 mei van het jaar 1584 werd onze kerk te Simpelveld in brand gestoken door vrijbuiters met een aantal van 200 ruiters en ze werd ontwijd door het bloedvergieten en het doden van een Spanjaard, met de naam Sarcant Major. Ik echter ben met 5 Spanjaarden eerst in de kerk en daarna in de toren, door Gods mededogen op wonderbaarlijke manier ontkomen, nergens ernstig gewond, noch door het vuur, noch door een kogel, noch door het zwaard. De Spanjaard echter, die 's nachts de wacht had, kreeg in het tweede uut in de ochtendschemer in het portaal van de kerk 5 kogels in zijn borst, zijn armen en zijn buik. Op wonderbaarlijke manier, door enkele relikwieën uit de kerk van de Heilige Maagd Maria in Aken, die hij om zijn hals droeg, ontkwam de gewonde veilig. Als hij gedood zou zijn, zouden wij allen die in de kerk sliepen, vermoord zijn. |
|
|