FF. 9r-10r.
Ga naar margenoot+Quittatio Ottonis de Wikerode super decima et terris de Simplovoir et de Soruch -m cc lxxxi.- |
Verklaring door Otto van Wickrath over afstand van de tienden en de landerijen van Simpelveld en Soureth, 1281. |
|
Universis ad quos presentes littere pervenerint Otto de Wikerode vir nobilis tutor et mombordus cognati mei Ottonis heredis et domini de Wikerode et nos Otto heres et dictus dominus de Wikerode iam diu plene adultus una cum predicto tutore nostro, notum facimus per presentes quod cum nos religiosis Dei providentia abbati et conventui Cornelij Montis ordinis Premonstratensis necnon et sanctimonialibus abbatisse et conventui Vallis Benedicte ordinis Cisterciensis super decima sive super iure decime quindecim plus minus ve bonuariorum Sorot iacentium que Tilmannus de Sorot a nobis vel nostris progenitoribus quondam in Leodio retinuit. Inquietationem sive questionem per aliquot temporis moverimus nos tandem per fide dignos viros, quibus huius rei liquebat veritas expediti |
Aan allen die deze brief zal bereiken, Otto van Wickrath, edelman, voogd (en beschermer) van mijn familielid Otto, erfgenaam en heer van Wickrath. En wij, Otto, erfgenaam en edelman en genoemde heer van Wickrath, al geruime tijd volwassen, laten samen met onze bovengenoemde voogd door middel van deze brief weten, dat toen wij met de religieuzen, namelijk de abt door Gods voorzienigheid en het convent van Mont Cornillon van de orde van de Norbertijnen, evenals ook met de zusters; namelijk de abdis en het convent van Val Benoit van de cisterciënzer orde, over de tienden ofwel het tiendrecht van ongeveer 15 bunder, gelegen bij Soureth, die Tilmannus van Soureth voor ons of onze voorouders vroeger in Luik bezat, gedurende enige tijd ongemak of onenigheid hebben gehad; dat wij tenslotte deze tienden aan genoemden, de abt en |
| |
predictis abbatis et conventui et sanctimonia- libus hanc decimam prout inter ipsos abbatem et conventum ac memoratas moniales dividenda de iure competit et debetur cum omni iure quod in ea habuimus, habebimus aut quamquo habere poteramus, |
het convent en de zusters, geven, vertrouwend op waardige mannen, voor wie de waarheid in deze zaak helder was; welke tienden tussen de abt en het convent zelf en de genoemde zusters wettelijk verdeeld moeten worden, en welke zij met alle recht en die wij hierbij bezitten, zullen |
Ga naar margenoot+aut si etiam aliquid juris in quarumcumque terrarum iacentem infra limites parochie de Simplevo decimis habere possemus vel habere nos putaremus, propter Deum pure et simpliciter in elemosinam elargimur, ut eis prout nunc sunt aut in antea concedente Domino memorabuntur in perpetuum pacifice ac quiete gaudeant ac fruantur. Omni videlicet questione mota vel movenda cassante penitus et sopita, itaque nemo natus aut nasciturus eos vel sas super lais decimis vel earundem iure umquam audeat molestare. Predicti vero ordinis Premonstratensis canonici et moniales Cistercienses nos et nostros caritate voluntaria prosequentes honeste domine Sophie nostri senioris Ottonis nostri et nobis ambobus et domino Gerardo de Manso militi et fideli nostro communione orationum suarum et bonorum omnium que in ipsorum aut ipsarum fiunt ordine ac monasteriis misericorditer concesserunt. |
bezitten of hoe dan ook konden
bezitten, of als wij ook iets van recht in elk van die landerijen, gelegen binnen de grenzen van de parochie van Simpelveld, over de tienden zouden kunnen hebben of dachten te hebben, dan geven wij dat voor God puur en eenvoudig als aalmoes, opdat zij over die [tienden] zoals ze nu zijn of van vroeger met Gods goedvinden herinnerd zullen worden, zich voor altijd vreedzaam en ongestoord verheugen en ze gebruiken. Nu iedere ruzie opgelost is of grondig en definitief op te lossen is, mag niemand, ofwel al geboren of nog geboren wordend, hen, man of vrouw, over deze tienden of hun beider rechten ooit lastig vallen. De kanunniken van de genoemde norbertijner orde, en de cisterciënzer zusters die ons en de onzen liefdevol begeleiden, hebben de eerzame vrouwe Sophia van onze Otto senior en ons beiden en de heer Gerardus van Manso, ridder en onze vertrouweling, genadig opgenomen in de gemeenschap van hun gebeden en alle goede zaken die in beider orde en klooster zijn. |
Huius rei testes sunt dictus Gerardus de Manso, Joannes de Lotbrug, Gerardus de Scosbergh, Conrardus de Wiere, milites et fideles nos tri. Item Wilhelmus de Candelburne, Bertholphus de Benserode, Gerardus de Keverberge, Wilhelmus de Walhorn, Theodoricus dictus Steynart fideles nostri de quorum consilio et aliorum |
Hiervan zijn getuigen: de genoemde Gerardus van Manso, Johannes van Lotbrug, Gerardus van Scosberg, Conrardus van Wiere, onze trouwe ridders. Ook Wilhelmus van Candelburne, Bertholphus van Bensenrode, Gerardus van Keverberge, Wilhelmus van Walhorn, Theodoricus genoemd Steynart, onze getrouwen, door wier raad |
Ga naar margenoot+nostrorum amicorum et fidelium fecimus omnia supradicta. In cuius rei testimonium et robur perpetuum nos supradictis abbati et conventui necnon et abbatisse et conventui presentem litteram contulimus nostri Ottonis senioris sigillo communitatis. Nos vero Otto Junior qui adhuc sigillo caremus proprio reverendum parentem nostrum dominum Th. de Wikerode canonicum scilicet et scolasticum sanctessem et insuper canonicum ad maiorem ecclesiam. Id est ad sanctum Petrum in Colonia et ad sanctum Lambertum in Leodio necnon et dilectum avunculum nostrum dominum Fredericum de Wikerode qui est canonicus ad sanctum Gereonem in Colonia et investitus de Herbe rogamus, et rogamus ut sua sigilla appendant hijs litteris vite nostra. Et nosTh.de Wikerode et Fredericus de Wikerode prenominati ad petitionem et ad |
en die van onze andere vrienden en getrouwen, wij al het bovengenoemde deden. Als getuigen van eeuwige bekrachtiging voorzien wij voor de genoemde abt en het convent evenals voor de abdis en haar convent deze brief van ons zegel samen met dat van Otto senior. Wij echter, Otto junior, die tot nu toe een eigen zegel missen, vragen bijstand aan onze vereerde heer Th. van Wickrath, kanunnik en geleerde en bovendien kannunik aan de hoofdkerk, dwz. aan de Heilige Petrus in Keulen en de Heilige Lambertus in Luik, evenals aan onze geliefde oudoom heer Fredericus van Wickrath, die kanunnik is aan de Heilige Gereon in Keulen en aangesteld in Herbe. En wij vragen hen dat ze hun zegels aan deze brief hechten in onze plaats. En wij, Th. van Wickrath en Fredericus van Wickrath bovengenoemd, erkennen dat wij op verzoek en aandringen van diezelfde Otto, onze verwant, onze zegels uit vrije wil |
| |