Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdprocessiespelEtym: Lat. processie = ommegang, plechtige optocht < procedere = voortgaan, voortschrijden. Term waarmee een drietal toneelvormen wordt aangeduid die gebruikt werden tijdens of na processies die in de late middeleeuwen deze manifestaties begeleidden ter uitbeelding van heilshistorische of bijbelse stof. Tot dit ommegangstoneel, zoals het ook wordt genoemd, behoren het tableau vivant of toog en het wagenspel die tijdens de processie te zien waren en het processiespel dat gewoonlijk na afloop van de processie werd opgevoerd. Het Wagenspel van Masscheroen is alleen bekend gebleven omdat het in Mariken van Nieumeghen (ca. 1515) genoemd wordt. Wel bewaard gebleven zijn twee teksten van de zeven Bliscappen van Maria, nl. Die eerste bliscap en Die sevenste bliscap van onser vrouwen. De processies waarbij deze spelen over de ‘vreugden’ van Maria werden opgevoerd behoorden tot de jaarlijkse traditie van de ommegangen in Brussel. Bewaard bleef ook het Spel van den Heilighen Sacramente vander Niieuwervaert, opgevoerd in 1550 in Breda. Processiespelen behoorden veelal tot het repertoire van gilden of rederijkerskamers die met financiële steun van het stadsbestuur dergelijke schouwspelen inrichtten, zoals dat geschiedde door de rederijkerskamer De Kersauwe van Oudenaerde met het spel Het paradijs nog in 1628.
De Brusselse ommegang van 1615. [bron: R.L. Erenstein (red.), Een theatergeschiedenis der Nederlanden (1996), p.44-45].
Lit: R. Stein, ‘Cultuur en politiek in Brussel in de vijftiende eeuw: Wat beoogde het Brusselse stadsbestuur bij de annexatie van de plaatselijke Ommegang?’ in H. Pleij e.a. (red.), Op belofte van profijt: Stadsliteratuur en burgermoraal in de Nederlandse letterkunde van de late middeleeuwen (1991), p. 151-168 B.A.M. Ramakers, Spelen en figuren: Toneelkunst en processiecultuur in Oudenaerde tussen middeleeuwen en moderne tijd (1996) H. Pleij, ‘Ommegangen en blijde inkomsten’ in Het gevleugelde woord. Geschiedenis van de Nederlandse literatuur (2007), p. 112-146.
|
|