Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdhistoriografieEtym: Lat. historia = geschiedenis; Gr. grafein = schrijven; vandaar: geschied-schrijving. Beschrijving van de geschiedenis van de mensheid in al haar facetten: politiek, geestesleven, economie, zeden, maatschappelijke verhoudingen, e.d. Geschiedschrijving is in de eerste plaats een wetenschap: de historiograaf moet immers de normen van de historische kritiek respecteren en alle fantasie of inexactheid weren. Niettemin kan de geschiedschrijving door oordeelkundige selectie en opbouw en door haar stilistische verdiensten tot literatuur uitgroeien. Een voorbeeld hiervan is J. Huizinga, Herfsttij der Middeleeuwen (1919); zie verder ook faction. In de oudheid werd de historiografie tot het kunstproza gerekend. De vorm ervan werd mede bepaald door de eisen van de retoriek en het doel van deze geschriften was, in tegenstelling tot de moderne wetenschappelijke historiografie, veelal van morele of patriottische aard. Nochtans legde de Griekse historiograaf Thucydides in de 5de eeuw v. Chr. de basis van de wetenschappelijke geschiedschrijving. Voor bijzondere vormen van historiografie in de oudheid zie notulen, annalen-1, efemeriden, epitome, kroniek, logograaf-1, paradoxografen. Zie ook literatuurgeschiedenis. Lit: H.I. Marrou, De la connaissance historique (1954) A.G.H. Bachrach e.a., De Muze der geschiedenis. Over historici als literaire kunstenaars (1967) Ch.O. Carbonell, L’historiographie (Que sais-je?) (1993) The Oxford history of historical writing, 5 dln. (2011-2015).
|