Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdideeDe term ‘idee’ is door Maatje omschreven als de probleemstelling van een literair werk. Van de drie elementen, stof, thema en idee, is de laatste het meest abstract en in feite een interpretatieve samenvatting in enkele woorden van de problematiek van een literair werk. Maatje geeft als voorbeelden de thema’s ‘vanitas vanitatum’ en ‘memento mori’ in veel poëzie van de Barok. Zo opgevat is de verhaalsituatie typisch voor een bepaalde idee, d.w.z. ze is er een beeld (eidos) voor. Drop spreekt in dit verband over de ‘centrale idee’ en de ‘subideeën’ van een roman. Hoe hechter de roman geconstrueerd is, des te sterker de onderdelen ervan bijdragen aan het beeld van de ‘centrale idee’. Het zal duidelijk zijn dat er in deze zin een sterke verwantschap is tussen ‘idee’ en de termen thema en motief. Dezelfde problemen die zich voordoen bij het vaststellen van de thema's en motieven in een literair werk, doen zich voor bij het vaststellen van de idee. In de praktijk is de term nauwelijks bruikbaar, omdat de receptiegeschiedenis van literaire teksten laat zien dat verschillende lezers tot verschillende opvattingen komen t.a.v. zoiets als een ‘centrale idee’ in een literair werk. We hoeven daarvoor maar te kijken naar de verschillende interpretaties die er in de loop der eeuwen gegeven zijn aan de centrale problematiek van Shakespeare's Hamlet (ca. 1600) of, om een recenter voorbeeld te geven, aan Celine's Voyage au bout de la nuit (1932). Bovendien is de eenheidsconceptie die ten grondslag ligt aan het vaststellen van een centrale idee in een tekst aan discussie onderhevig. Zie ook ideeënliteratuur. Lit: F.C. Maatje, Literatuurwetenschap (1970; 19774), p. 203-210 G.P. Knapp, ‘Stoff-Motiv-Idee’ in Grundzüge der Literatur- und Sprachwissenschaft, dl. 1 (19806), p. 200-207 J.J.A. Mooij, Idee en verbeelding (1981).
|