Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdwit-2Etym: Eng. geestigheid, vernuft, verstand. Term die sinds de renaissance met grote regelmaat opduikt in de Engelse literaire kritiek en in verschuivende betekenissen. In de 16de en 17de eeuw wees de term vooral op literaire inventiviteit, op het vermogen om op briljante, verrassende, paradoxale wijze woorden en ideeën met elkaar in verband te brengen (bijv. de poëzie van de metaphysical poets). Sommige critici in de 18de eeuw probeerden daarbij ‘true wit’ (vernuftige formulering van universele waarheden) van ‘false wit’ (oppervlakkig spel, woordenspel) te onderscheiden. Naarmate het begrip ‘imagination’ (dichterlijke scheppingskracht) in de romantiek burgerrecht verwierf, verengde de reikwijdte van wit tot de betekenis die het woord had in de 17de eeuw: een briljante en paradoxale stijl. Een uitspraak kan dan gelden als witty, of als een witticism, als ze kernachtig is en tot een verrassende en komische pointe leidt. Dergelijk epigrammatisch karakter kenmerkt de talloze boutades van Oscar Wilde, die beroemd was om zijn wit (bijv. ‘Work is the ruin of the drinking classes’). Lit: C.L. Summers & T.L. Pebworth (red.), The wit of seventeenth-century poetry (1995) M.J. Woods, Gracian meets Gongora: the theory and practice of wit (1995).
|
|