Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdpleonasmeEtym: Gr. pleonasma = overschot < pleon-azein = meer (dan nodig) zijn of hebben. Stijlfout die bij opzettelijk gebruik tot stijlfiguur kan worden: een voor de hand liggend aspect of een vanzelfsprekende eigenschap, die reeds impliciet aanwezig is in de benaming van het hele begrip, wordt nog eens extra verwoord. De meest voorkomende vorm is die van een substantief met een daarbij ten overvloede toegevoegd adjectief: bijv. een ronde cirkel, het rode bloed, de witte sneeuw. Logisch gezien is het pleonasme, evenals de tautologie, een vorm van woordovertolligheid. Sommigen zien beide als voorbeelden van een perifrase. Zie ook epitheton. Lit: M. Janssens, Woorden en waarden: essays over literatuur (1980), p. 174-185 • J. van Delden, 'Woordovertolligheid' in Schoon schip '93 8 (2001), 2, p. 51-52 • G. Ueding (red.), Historisches Wörterbuch der Rhetorik, dl. 6 (2003), kol. 1286-1287.
|
|