Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdtiradeEtym: Fr. tirade < It. tirata = trek, woordenstroom, van tirare (trekken, afschieten, slingeren)? In fictioneel proza en in het toneel een lange ononderbroken monoloog, wervend, belerend en soms met een scheldkarakter (filippica). In niet-fictioneel proza vindt men de tirade in de rede; daar wordt deze vorm veel gehanteerd in de conclusio van een betoog, een lofrede e.d. Menige tirade heeft een individualistisch karakter, vandaar de toepasselijkheid van de titel van het gelijknamige in 1957 door Van Oorschot opgerichte tijdschrift Tirade, mogelijk niet zonder zelfspot gekozen. Soms wordt de term in ongunstige zin gebruikt voor een theatraal (vgl. retorica) uitgesproken en omslachtig geheel van woorden dat op het eerste gehoor indrukwekkend is, maar bij nadere ontleding zonder veel inhoud blijkt te zijn. Beroemd en berucht werd Jeroen Brouwers tirade De Nieuwe Revisor in Tirade (250, 1979) waarin hij de jongste literatuur veroordeelde als de van 'jongetjes- en meisjesliteratuur verworden stinkliteratuur'. Lit: G. Ueding (red.), Historisches Wörterbuch der Rhetorik, dl. 9 (2009), kol. 570-575.
|