Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdfilippicaEtym: Gr. met betrekking tot Philippus. Bestraffende rede of strafpredicatie. Oorspronkelijk is ‘philippica’ afgeleid van Philippus, koning van Macedonië, tegen wie Demosthenes (384-322 v. Chr.) een aantal scherp geformuleerde redevoeringen richtte. Op zijn beurt schreef Cicero veertien strafredes tegen Marcus Antonius onder de titel Orationes Philippicae (44 v. Chr.). Nicolaas Beets gebruikt de term in zijn opstel ‘Genoegens smaken’: Op die rekening wil ik dan ook een goed deel uwer philippica tegen de kermisvreugde schrijven. Ook Jeroen Brouwers’ ‘J. Weverbergh en ergher’ (in Mijn Vlaamse jaren, 1978, p. 190-236), door hemzelf een pamflet genoemd, kan men als een filippica opvatten. Lit: P. Meeuse (red.), Filippica & lofrede, speciaal nummer van Raster 109 (2005).
|