Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdvagantenEtym: Lat. vagari = rondzwerven. 12de- en 13de-eeuwse ambulante intellectuelen die van (universiteits)stad naar (universiteits)stad trokken, ook wel goliarden genaamd. Volgens de traditionele (romantische) opvatting waren de auteurs aan lager wal geraakte studenten of clerici; ze trokken al drinkend en klaplopend rond en leefden aan de zelfkant van de maatschappij, die ze met een kritische blik bekeken. Men moet de vaganten niet verwarren met de laatmiddeleeuwse varende luyden, Aernoutsbroeders, marskramers, kwakzalvers, bedelaars, muzikanten en ander maatschappelijk drijfhout zonder een vaste woon- of verblijfplaats. In de Spiegel historiael (III5, 48) scheert Jacob van Maerlant de goliarden over één kam met de minstrelen (minstreel), waarschijnlijk omdat het niet ongewoon was dat gesjeesde of werkloze studenten als entertainer aan de kost trachtten te komen. De etymologie van de naam ‘goliarden’ is omstreden. Enerzijds wordt hij in verband gebracht met ‘gula’ (Lat. slokdarm of gulzigheid); goliarden zijn dan ‘klaplopers, vreters en zuipers’. Een andere mogelijke oorsprong van de naam ligt in Golias, de Latijnse vorm van Goliath, de Bijbelse tegenstrever van David; goliarden zijn dan antiklerikalen of ‘duivelskerels’. De vagantenliederen bewegen zich rond het ‘carpe-diem’-thema over de liefde, de wijn en het gokspel. Verder schreven de vaganten ook scherpe hekeldichten, vooral gericht tegen de corrupte geestelijkheid.
Omslag illustratie van het boek van Helen Waddell. [bron: H. Waddell, Vaganten in de Middeleeuwen (1978)].
Lit: E. Faral, Les jongleurs en France au Moyen Age (1910; reprint 1970) H. Waddell, Vaganten in de middeleeuwen (19782).
|