Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdvanitasEtym: Lat. ijdelheid. Thema uit de letterkunde van de (late) middeleeuwen dat zijn naam ontleent aan de beginregel van een Latijnse hymne. In de late middeleeuwen was de dood, al dan niet gepersonifieerd, een veel voorkomend thema in literatuur en beeldende kunst. Men baseerde zich daarbij op 12de- en 13de-eeuwse Latijnse hymnen, waaruit (tref)woorden werden gelicht. Zo ontstonden het vado mori-, het ubi sunt?- en het vanitas-thema, die onderdeel uitmaken van de ars moriendi. Het vanitas-thema gaat via de hymne De vanitate mundi (Over de ijdelheid van de wereld) terug op Prediker 1:2: ‘Vanitas vanitatis. Omnia vanitas est: IJdelheid der ijdelheden! Alles is ijdelheid!’ Een Nederlandse representant van de vanitas-gedachte is het gedicht Van der Mollenfeeste van Anthonis de Roovere (Gedichten, ed. J.J. Mak, 1955).
De vergankelijkheid van het bestaan in een vanitas-stilleven van Pieter Claesz. (1630). [bron: Mauritshuis, Koninklijk Kabinet van Schilderijen. Hoogtepunten uit de collectie (2017), p. 36].
Lit: D.Th. Enklaar, De dodendans (1950) B. de Ligt, ‘Fumus Gloria Mundi’ in De nieuwe taalgids 63 (1970), p. 249-260 B.A. Heezen-Stoll, ‘Een vanitasstilleven van Jacques de Gheyn II uit 1621: afspiegeling van neostoïsche denkbeelden’ in Oud-Holland 93 (1979), p. 217-250 H. Pleij, Het gilde van de Blauwe Schuit. Literatuur, volksfeest en burgermoraal in de late middeleeuwen (19832; reprint 2009), p. 170-174 U. Wuttke, Im Desseits das Jenseits bereiten: Eschatologie, Laienbildung und Zeitkritik bei den mittelniederländischen Autoren Jan van Boendale, Lodewijk van Velthem und Jan van Leeuwen (2016).
|