Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdfin’amorsEtym: Fr. zuivere liefde. Zuid-Franse benaming uit de 12de eeuw voor de liefdesideologie (hoofse liefde) die door troubadours beleden werd in met name de lyriek (canso). De fin'amors kan worden opgevat als de meest extreme vorm van hoofse liefde. Uitgangspunt is dat er tussen gehuwden geen liefde kan bestaan. De ware liefde wordt ervaren als een vorm van genade, een gunst waarop men geen recht heeft, maar die door de aanbeden vrouw verleend kan worden of niet. Binnen het huwelijk kan daarvan geen sprake zijn. De man bezit zijn vrouw. Hij kan haar nemen waar en wanneer hij dat wil; hij is dus niet afhankelijk van haar ‘genade’. Een minnaar daarentegen is dat wel. Omdat hij in de nabijheid van zijn geliefde wil zijn, wat niet kan (amour lointain), ervaart hij zijn liefde als lijden, terwijl de vrouw op haar beurt weer ongelukkig is, omdat zij zich binnen het huwelijk onbevredigd voelt (mal mariée). Hoewel de fin'amors buitenechtelijk en overspelig is – en zeker niet alleen platonisch, zoals in het verleden wel beweerd werd – wordt zij desondanks als kuis en als een creatieve kracht ervaren, omdat zij absolute trouw eist tussen de geliefden en de minnaar het besef geeft tot een groep van uitverkorenen te behoren. De oorsprong van de fin'amors heeft men gezocht bij de Katharen, Ovidius en de Mariaverering, maar tegenwoordig neemt men aan dat de fin'amors is ontleend aan de Arabische erotische lyriek zoals die zich in het noorden van Spanje ontwikkelde (minnelied-1). In de tweede helft van de 12e eeuw drong de fin'amors door in het noorden van Frankrijk, om zich vervolgens over de rest van West-Europa te verspreiden. De fin'amors veranderde hierbij in zoverre van gedaante dat de liefde minder als een overweldigende en wonderlijke kracht werd ervaren, maar meer werd gerationaliseerd. Lit: L. Pollmann, Die Liebe in der hochmittelalterlichen Literatur Frankreichs (1966) M. Lazar, Amour courtois en fin'amors dans la littérature du 12e siècle (1964) R. Boase, The origin and meaning of courtly love. A critical study of European scholarship (1977) U. Liebertz-Grün, Zur Soziologie des ‘amour courtois’ (1977) R. Schnell, Causa amoris. Liebeskonzeption und Liebesdarstellung in der mittelalterlichen Literatur (1985) S.C. Jaeger, The origins of courtliness. Civilizing trends and the formation of courtly ideals. 939-1210 (1985) E. van Altena, Daar ik tot zang word aangespoord. Occitaanse troubadours 1100-1300 (1987) R. Zemel, ‘Hoofse liefde in de literatuur van de twaalfde eeuw’ in Herkennen wij de middeleeuwen? (1988), p. 71-107 G. Duby, De middeleeuwse liefde en andere essays (1990) B. Maso, Het ontstaan van de hoofse liefde; de ontwikkeling van fin'amors 1060-1230 (2010).
|
|