Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdhoofse liefdeEtym: Middelnederlands hovesc < hove, hof. Door G. Paris in de 19de eeuw voor het eerst gebruikte verzamelnaam (Fr. amour courtois) voor 12de- en 13de-eeuwse (literaire) opvattingen over de (buitenechtelijke) liefde tussen man en vrouw. Het begrip ‘hoofse liefde’ werd in de middeleeuwen niet of nauwelijks als zodanig gekend; iemand die zich sociaal aangepast gedraagt, is in middeleeuwse ogen al hoofs. Opvattingen over goede omgangsvormen zijn ook tot het terrein van de (geïdealiseerde) liefde doorgedrongen. Deze liefde wordt in de middeleeuwen maar zelden ‘hoofse liefde’ genoemd, maar veeleer omschreven als ‘goede minne’ of ‘rechte minne’. De idealen van de hoofse liefde in strikte zin (fin'amors) werden in de 12de eeuw het eerst geformuleerd in de lyriek van de Zuid-Franse troubadours, die zich voornamelijk lieten inspireren door de Arabische erotische lyriek zoals die aan de (Noord-)Spaanse hoven beoefend werd en die weer gebaseerd was op de Griekse literatuur. Een andere literaire oorsprong van de hoofse liefdesopvatting is mogelijk gelegen in Ovidius' Ars Amatoria, die via Andreas Capellanus' De arte honeste amandi (ca. 1185) aan het eind van de 12de eeuw bekend werd. Volgens sommigen betreft het hier eigenlijk een onjuiste interpretatie van Ovidius' werk. De hoofse liefdesopvatting en vrouwencultus vielen vervolgens samen met de christelijke Mariaverering. Sommigen zien in de hoofse liefdesrelatie een weergave van de feodale politieke verhoudingen. In de tweede helft van de 12de eeuw drong de hoofse liefdesideologie door in het noorden van Frankrijk, om zich vervolgens over de rest van West-Europa te verspreiden. De fin'amors veranderde hierbij van gedaante omdat de liefde minder als een overweldigende en wonderlijke kracht werd ervaren, maar meer werd gerationaliseerd. Met de verspreiding van de hoofse liefdesopvattingen naar het noorden van Frankrijk ontstond onder invloed van de hoofse roman (hoofse literatuur) de combinatie liefde-ridderschap (amour-chevalerie). Tenslotte moet opgemerkt worden dat de middeleeuwse minneconcepties nogal konden variëren; per genre (hoofse liefde in de epiek is anders dan in de lyriek) en zelfs per tekst (bijv. het al dan niet tolereren van overspel). Lit: L. Pollmann, Die Liebe in der hochmittelalterlichen Literatur Frankreichs (1966) M. Lazar, Amour courtois en fin'amors dans la littérature du 12e siècle (1964) R. Boase, The origin and meaning of courtly love. A critical study of European scholarship (1977) U. Liebertz-Grün, Zur Soziologie des ‘amours courtois’ (1977) C. Stephen Jaeger, The origins of courtliness. Civilizing trends and the formation of courtly ideals, 939-1210 (1985) R. Schnell, Causa amoris. Liebeskonzeption und Liebesdarstellung in der mittelalterlichen Literatur (1985) E.R. van Altena, Daar ik tot zang word aangespoord. Occitaanse troubadours 1100-1300 (1987) R. Zemel, ‘Hoofse liefde in de literatuur van de twaalfde eeuw’ in Herkennen wij de middeleeuwen? (1988), p. 71-107 G. Duby, De middeleeuwse liefde en andere essays (1990) B. Maso, Het ontstaan van hoofse liefde: de ontwikkeling van fin'amors 1060-1230 (2010).
|
|