Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdfigura-1Etym: Lat. gedaante, figuur. Term uit de (middeleeuwse) poëtica voor een personage in een literaire tekst dat niet van vlees en bloed is, maar allegorisch (allegorie), bijv. de personages die de ik-figuur in de Roman van de Roos ontmoet: vrouwe Bliscap, heer Deduut, jonkvrouw Ledicheit enz. Ook het rederijkerstoneel maakt een overvloedig gebruik van figurae, bijv. Den spieghel der salicheit van Elckerlijc (ed. Vos, 1967), waarin de hoofdpersoon model staat voor ‘elk mens’. De rederijkers voeren in hun stukken bovendien een aparte categorie figurae op, de zinnekens, die negatieve gevoels- en gemoedsaandoeningen personifiëren en vaak zelfs expliciet deze ondeugden als naam dragen. Daarnaast kent de middeleeuwse literatuur personages die weliswaar als mensen van vlees en bloed geportretteerd worden, maar die in wezen figurae zijn, bijv. de ‘moeye’ in Mariken van Nieumeghen, die getuige haar rituele zelfdoding – zwaard door de keel – geïnterpreteerd moet worden als een verbeelding van de hoofdzonde Ira (woede). Lit: H. Pleij, ‘Over de betekenis van middeleeuwse teksten’ in Spektator 10 (1980-1981), p. 299-339.
|