Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdflat characterEtym: Eng. vlak, niet uitgediept personage Figuur of personage in een literair werk dat beschreven wordt in enkele (hoofd)trekken. Het personage wordt getypeerd (type) eerder dan uitvoerig en psychologisch beschreven. In dat laatste geval spreekt men van een round character. Sommige flat characters krijgen door het aandikken van bepaalde eigenschappen overeenkomst met de karikatuur. De eigenschappen van het flat character liggen doorgaans vast. Er is geen of nauwelijks sprake van enige karakterontwikkeling of van psychologische diepgang. De beschrijving gebeurt veelal van buitenaf. Voorbeelden van flat characters zijn Pieter Stastok uit de Camera obscura (1839) en Droogstoppel uit de Max Havelaar (1860). Ook in kluchten en blijspelen wordt veel gebruik gemaakt van typen in een min of meer karikaturale rol, zoals de vrek Warnar in de Warenar (1617) van Hooft en in Het wederzijds huwelijks bedrog (1714) van P. Langendijk. Met de opkomst van de psychologie worden de hoofdpersonen steeds uitvoeriger gekarakteriseerd en treffen we flat characters vooral bij de nevenfiguren aan. De terminologie impliceerde, zeker bij E.M. Forster die haar introduceerde in zijn Aspects of the novel (1927), lange tijd een waardeoordeel over de karakterbeschrijving in de roman. In feite is het gebruik van round of flat character sterk genre- en conventiegebonden. Bovendien zijn de grenzen tussen beide soorten personages lang niet altijd zo duidelijk als hierboven wordt gesuggereerd. En zoals heel wat personages bijv. in het werk van Charles Dickens aantonen, kunnen ook flat characters bijzonder overtuigend en levensecht overkomen. Lit: K.D. Beekman & J. Fontijn, ‘Romanfiguren’ in Spektator 1 (1971-1972), p. 406-414 M. Bal (red.), Mensen van papier (1979) M. Figlerowicz, Flat protagonists. A theory of novel character (2017).
|
|