Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdabbreviatuurEtym: Lat. abbreviatio = afkorting. Niet om sneller te schrijven (tachygrafie, tegenwoordig stenografie), maar om kostbaar schrijfmateriaal uit te sparen, ontwikkelde men in de antieke tijd een stelsel van verkorte schrijfwijzen. Middeleeuwse kopiisten namen deze conventies over en pasten ze ook toe op teksten in de volkstaal. De meeste abbreviaturen zijn van Latijnse oorsprong en zijn gebaseerd op afkapping (suspensie-1), dat wil zeggen het weglaten van letters aan het eind van een woord als de betekenis duidelijk is. Dit kan variëren van één of twee letters: ‘com’ = comen, tot alle letters op één na: ‘n3’ = niet, met allerlei varianten daar tussenin (voorw' = voorwaer, e = ende). Abbreviaturen van één letter noemt men ook wel initialen of siglen (sigle-1). Die laatste term is op zijn beurt een afkorting van littera singularis. Naast afkorting door middel van suspensie kende men, met name voor het gebruik in wetenschappelijk teksten, de zogenaamde notae (nota-1), doorgaans vakgebonden afkortingen die dermate abstract zijn dat men de betekenis van het woord er niet meer uit kan aflezen. Een aantal van deze notae worden ook wel tiroonse noten genoemd, naar Tiro de slaaf van Cicero, die diens redevoeringen in kortschrift vastlegde: ‘7ca’ = etcetera. Een minderheid van de abbreviaturen is van Joods-Griekse afkomst en berust op samentrekking (contractie-2): ‘Ihrslm’ = Iherusalem. In zijn algemeenheid kan men stellen dat middeleeuwse teksten die bedoeld waren om voorgedragen te worden relatief weinig abbreviaturen bevatten en teksten bedoeld om zelfstandig gelezen te worden veel. Abbreviaturen in manuscripten komen voor tot in de 18de eeuw. Het handboek voor Latijnse en Italiaanse abbreviaturen in middeleeuwse handschriften is A. Cappelli, Dizionario di abbreviature latine ed italiane (1912), meestal geraadpleegd in de latere Duitse editie Lexicon abbreviaturarum; Wörterbuch lateinischer und italienischer Abkürzungen (19282). Als supplement op Cappelli verscheen van A. Pelzer, Abréviations latines médiévales (19662). Lit: J. Stiennon, Paléographie du Moyen Age (1973; reprint 1982), p. 124-128 P.J. Horsman, Th.J. Poelstra & J.P. Sigmond, Schriftspiegel. Nederlandse paleografische teksten van de 13de tot de 18de eeuw (19862) B. Engelhart & J.W. Klein, 50 eeuwen schrift (19882), m.n. p. 102-129 J.L. van der Gouw, Oud schrift in Nederland. Een leerboek voor de student (19933) B. Bischoff, Paläographie des römischen Altertums und des abendländischen Mittelalters (20094).
|
|