Van Aladdin tot Zwaan kleef aan. Lexicon van sprookjes: ontstaan, ontwikkeling, variaties
(1997)–A.J. Dekker, J. van der Kooi, Theo Meder– Auteursrechtelijk beschermdNiet boos wordenEen arme weduwe heeft drie zonen, van wie de jongste, Hanske, niet goed wijs is. De vrouw kan de jongens niet meer voeden en stuurt de oudste als knecht naar een boer. Na een week is hij alweer terug, zonder neus en oren. Na lang zoeken had hij een boer gevonden die hem aangenomen had op de voorwaarde: wie het eerst boos wordt, verliest neus en oren. De boer had hem het leven zo moeilijk gemaakt dat hij zich niet in had kunnen houden. De tweede broer denkt dat hem dit niet zal overkomen en probeert het bij dezelfde boer. Hij houdt het iets langer vol, maar gaat tenslotte eveneens voor de bijl. Dan gaat Hanske erop af. Zijn broers denken dat hij het nog geen drie dagen vol zal | |
[pagina 261]
| |
houden, maar dat valt mee. De eerste dag draagt de boer hem op een put te dempen. Hanske gooit alles wat hij aan gereedschap vinden kan in de put en als dat niet genoeg is, doodt hij nog enige koeien en gooit die er bovenop. Als de boer 's avonds thuiskomt, weet hij zich in te houden. De tweede dag moet Hanske het pad van de boerderij naar de weg wit plaveien. Hij doodt alle witte dieren op de boerderij en plaveit daar het pad mee. De boer durft weer niet boos te worden. De derde dag wil de boer dat er een helder licht naast de boerderij brandt. Hans steekt een bijschuur in brand. De volgende dag wordt Hanske niet van het land geroepen voor het middageten. Hij steelt een zak graan en laat zich hiervoor bij de bakker een maaltijd voorzetten. Ook de vijfde dag wordt hij niet geroepen. Nu ruilt hij bij de stijfselmaker een zak tarwe voor eten. En de zesde dag een zak gerst bij de bierbrouwer. De boer ziet nu in dat Hanske hem te slim af is en wil hem naar huis sturen. Maar Hanske wil bij hem blijven tot de koekoek weer roept. Dat duurt de boer te lang. Hij koopt een houten koekoek die het geluid van de vogel na kan doen en stuurt zijn vrouw hiermee in een boom. Dan gaat het van: ‘Koekoek! Koekoek’. Hanske grijpt een geweer en schiet de vermeende koekoek, de boerin dus, dood. Nu wordt de boer woedend. Hanske heeft gewonnen, de boer raakt neus en oren kwijt en moet hem ook nog het volle loon uitbetalen. Met een mooie som komt hij opgewekt weer thuis.
De uiterst productieve en zeer geliefde Friese volks- en broodschrijver en verzamelaar van volksverhalen Waling Dykstra (1821-1914) tekende - hij was toen nog bakker - dit sprookje omstreeks 1850 op. Hij publiceerde het in 1854 in zijn tijdschrift De Frîske Hûsfrieun. Dit sociaal-kritische sprookje, dat de moeizame relaties boer/heer - knecht vanuit het perspectief van de laatste thematiseert, wordt tot de domme-duivel-sprookjes gerekend, maar dit is minder juist. In de meeste bekende versies gaat het zoals hier om een weddenschap tussen een ogenschijnlijk domme maar uiterst sluwe knecht en zijn meester, die vrijwel altijd een boer is en maar zelden een reus of de duivel. Hier is de held, zoals zo vaak in sprookjes, de jongste zoon van drie, de minst belovende. Die weddenschap (at 1000, ‘Bargain Not to Become Angry’) is de kern, het uitgangspunt. Zij wordt gevolgd door een naar believen uit te breiden of in te krimpen reeks episoden die verhalen van de meestal weinig fijnzinnige streken die de knecht uithaalt om de pogingen van de boer om hem op stang te jagen te pareren. Hier bedt de Friese verteller de volgende typen in: ‘Vee gedood’ (at 1007, ‘Other Means of Killing or Maiming Live Stock’), ‘Een weg maken’ (at 1005, ‘Building a Bridge or Road’), ‘Huis in brand gestoken om bij te lichten’ (at 1008, ‘Lighting the Road’) en ‘Bezit van de meester geruild voor voedsel’ (at 1002, ‘Dissipation of the Ogre's Property’). In een versie die door mevrouw Eilina Johanna Huizenga-Onnekes (1883-1956) in Groningerland, in Ten Boer bij haar verteller Minne Koning (1854-1929) werd opgetekend, past de knecht naast de laatste truc twee andere toe: (1) hij verkoopt zeven vette ossen van de boer aan de slager, vraagt de staarten terug, stopt deze in de grond en doet het voorkomen alsof de dieren weggezakt zijn (at 1004, ‘Hogs in the Mud; Sheep in the Air’), en (2) hij maakt als hij op het land met de boer werkt en naar huis gestuurd wordt om diens handschoenen op te halen, misbruik | |
[pagina 262]
| |
van de dochter van de boer. Hij zegt dat zij van haar vader met hem moet vrijen. Dit laatste verhaal, ‘Een of allebei?’ (at 1563, ‘Both?’), is hier duidelijk gefatsoeneerd. In de gangbare, veel scabreuzer vorm, zegt hij dat hij de boerin en haar dochter (of de meid) even moet pakken en als dezen protesteren, roept hij naar de boer op het land: ‘Een of allebeide?’ De boer, die denkt dat hij vraagt of hij een of twee handschoenen mee moet nemen, roept ‘Allebei!’, waarop de knecht zijn zin krijgt. Dit verhaaltype blijkt uitzonderlijk populair te zijn, ook al is het nauwelijks te vinden in de literatuur en in de oudere verzamelingen van volksoverleveringen, die meestal dit soort verhalen wegselecteerden. Zij zouden het traditionele beeld van een misschien hier en daar wel pittige maar in de kern toch ‘gezonde’ orale traditie eens aan kunnen tasten. Toen de Friese verzamelaars na de Tweede Wereldoorlog wat objectiever werden, konden zij er moeiteloos meer dan vijftig varianten van bijeenbrengen. Het is zeldzaam in de combinatie met ‘Niet boos worden’, maar wordt wel vaker gecombineerd met ‘Staarten in de modder’; startpunt is dan ook wel de »Koning en de boer zonder zorgen (at 922). Ook regelmatig in de ‘Niet boos worden’-raamvertelling opgenomen is een motief dat we meestal in het humoristische sprookje van ‘De domme bruidegom’ (at 1685; vergelijk »Wat had ik dan moeten doen [zeggen]?) aantreffen: de hond in de soep. De knecht moet soep koken en er ook peterselie (of iets dergelijks) in doen. Omdat de hond van de boer ook zo heet, stopt de knecht deze in de soep. ‘Niet boos worden’ vinden we hiermee in een Friese variant die Dam Jaarsma (1914-91) in 1966 publiceerde en in enkele varianten die A. Tinneveld (1907-76) in de Liemers optekende. De versies van Dykstra en Jaarsma zijn de enige Nederlandse met het traditionele en buiten Nederland wel meest verspreide slot van ‘Niet boos worden’: de boerin als koekoek in de boom, zij het dat Jaarsma - hij bewerkte zijn tekst voor kinderen - het duidelijk afzwakt. Hij laat de dochter van de boer de koekoek nadoen. De knecht schudt haar uit de boom en krijgt haar in ruil voor het niet afsnijden van neus en oren van de boer, en niet tegen haar zin, tot vrouw. Ook bij Minne Koning krijgt de knecht de dochter van de boer. ‘De boerin als koekoek in de boom’ behoort met ‘Staarten in de modder’ en ‘De hond in de soep’ tot de oudere elementen van onze raamvertelling. Want deze lijkt, ondanks de grote, zo goed als wereldwijde verspreiding ervan, opmerkelijk jong. De eerste varianten duiken pas in de 19e eeuw op. Het motief van het nabootsen van de koekoek vinden we, weliswaar in een andere context en met een mannelijk slachtoffer, al in het 17e-eeuwse Duitse kluchtboek Gepflückte Schinken oder Studenten-Confect (1667). Een arme man heeft met kerst zijn kalf geslacht en zijn gezin heeft alles met smaak opgegeten. Dan vraagt een van de kinderen wanneer ze weer vlees zullen krijgen: ‘Als de koekoek roept.’ Een van zijn zonen klimt op een toren en doet de koekoek na, maar de vader doorziet deze list. Ook ‘Staarten in de modder’ is ouder. Zo vertelt de Neurenberger schoenmaker en Meistersinger Hans Sachs (1494-1576) in ‘Der verschlagen paurenknecht’ (1551) hoe een boerenknecht de staart van het paard van de paap die het met de boerin houdt afsnijdt, de staart in de grond steekt en zich vervolgens met het dier uit de voeten maakt. De paap meent dat zijn paard weggezakt is, trekt aan de staart, die losschiet en denkt nu dat hij deze eraf getrokken heeft. Nog iets ouder lijkt de ‘Hond in de soep’. Een variant daarvan staat | |
[pagina 263]
| |
al in het oudste Duitse Uilenspiegel-volksboek (1515): Uilenspiegel moet hop koken en stopt de hond ‘Hopfen’ in de brouwketel. In Vlaanderen was het motief ‘Niet boos worden’ eveneens bekend, maar ook daar werd het niet afgesloten met de vrouw als koekoek in de boom. Gewoonlijk (zes versies tonen dit aan) werd het hier, al of niet met enkele van bovengenoemde streken van de knecht, ingebed in het sprookje van » Sterke Jan. Naast het afsnijden van neus en oren vinden we dan ook vaak het voor dat sprookje typerender motief: wie het eerst boos wordt, moet zich door de ander een dreun laten verkopen. jurjen van der kooi teksten: Dykstra 1895-96, ii, pp. 45-48; Huizenga-Onnekes 1930, pp. 50-55; Jaarsma 1956; Poortinga 1981, pp. 150-152; Tinneveld 1976, nr. 181, 215. |
|