Van Aladdin tot Zwaan kleef aan. Lexicon van sprookjes: ontstaan, ontwikkeling, variaties
(1997)–A.J. Dekker, J. van der Kooi, Theo Meder– Auteursrechtelijk beschermdDe man zoekt zijn verdwenen vrouwEen heer die een tocht maakt over zijn land, komt in een verlaten streek een kat en een slang tegen. Het blijken betoverde zusters die een halve dag dier en een halve dag mens zijn. Zo boeten ze voor de slechte behandeling die ze hun moeder hebben gegeven. De heer en díe zus die de helft van de dag de gedaante van een kat aanneemt, besluiten te trouwen, maar de man moet eerst de andere zuster weerstaan door gedurende de nacht te doen of hij slaapt, wat er ook gebeurt. Vervolgens bezoekt het aanstaande echtpaar de moeder van de heer, maar die heeft niet veel op met de bruid en schakelt tovenaressen in. Een van hen heeft een speld die, in een jas gestoken, ervoor zorgt dat de drager in slaap valt. De moeder steekt de speld tijdens de bruiloft in de jas van haar zoon. Doordat deze niet meer wakker te krijgen is wordt de bruiloft keer op keer uitgesteld, totdat de bruid er genoeg van heeft en er vandoor gaat. De aspirant-bruidegom, eenmaal ontwaakt, is ontroostbaar en gaat de hele wereld afzoeken. Onderweg komt hij een leeuw tegen, die hij verlost van een doorn in zijn poot, waarna deze uit dankbaarheid bij hem blijft. Als ze bij een groot water komen, worden ze overgezet door mensen met een boot. Aan de overkant blijken die mensen echter te verlangen dat de heer hen met zijn arm betaalt. Hij laat hen door de leeuw verscheuren. Na nog twee vergelijkbare voorvallen komen de reizigers terug in het land van de heer, waar men hem inmiddels dood waant. Zijn bruid loopt voorop in de rouwstoet en is zo blij haar verloofde weer te zien dat ze meteen willen trouwen. Maar eerst gaan ze naar de moeder van de heer, waar hij een gouden stoel in de tuin zet. Zodra de vrouw erop gaat zitten, kan ze niet meer opstaan. Het bruidspaar krijgt al snel kinderen en leeft lang en gelukkig. Wanneer de heer jaren later op hoge leeftijd sterft, gaat de leeuw op zijn graf zitten en weigert te eten en te drinken, totdat ook hij doodgaat.
Dit sprookje werd door de Friese verzamelaar Dam Jaarsma in 1953 in It Heitelân gepubliceerd. Het werd aan hem verteld door een oude vrouw uit Twijzelerheide. Jaarsma veronderstelde dat bovenstaande vertelling dateerde uit de jaren voor Grimm (de vertelster had het van haar grootmoeder gehoord, die het al van kindsbeen af kende). Gesteld dat deze hypothese niet zou kloppen en het sprookje eventueel wel via Grimms Kinder- und Hausmärchen in Nederland is verspreid, dan heeft deze vertelster uit de Twijzelerheide er toch een geheel eigen draai aan gegeven, door het te combineren met het leeuwenmotief. Dit motief (» Androclus en de leeuw) is nog een keer in een Friese versie van dit sprookje aangetroffen, maar wordt er elders zelden in gevonden. De gebroeders Grimm hebben drie varianten van dit sprookje. Een ervan is ‘Der König vom goldenen Berge’ (nr. 92, van een soldaat | |
[pagina 226]
| |
gehoord): een koopman belooft zonder het te weten zijn zoon aan de duivel, in ruil voor geld. De zoon onderhandelt echter met de duivel en mag in een bootje wegvaren. De jongen drijft de rivier af en komt bij een betoverd slot op een gouden berg, waarvan de kamers leeg zijn. In de laatste ligt echter een slang, die een betoverde prinses blijkt te zijn. Zij vraagt hem haar te verlossen, door zich drie nachten te laten mishandelen en onthoofden zonder een woord te zeggen. De held doet dit, waarop de betovering verbroken is. Hij trouwt met de prinses en wordt koning van de gouden berg. Zijn vrouw schenkt hem een zoon en alles gaat goed, totdat hij na acht jaar aan zijn vader denkt en hem wil bezoeken. Zijn vrouw stribbelt tegen, maar laat hem toch gaan en geeft hem een wensring, waarmee hij zich overal naartoe kan wensen, op voorwaarde dat hij hem niet gebruikt om zijn vrouw bij zich te roepen. De held belooft dat en wenst zich naar zijn geboortestad. Aangezien hij de stad niet binnen wordt gelaten met zijn prachtige, maar vreemde kledij, wisselt hij die met de vodden van een schaapsherder. Zijn ouders geloven in eerste instantie niet dat hij hun zoon is, maar hij kan een moedervlek laten zien, die ze herkennen. Ze geloven hem echter ook niet als hij vertelt dat hij koning van de gouden berg is, want daarvoor is hij te armoedig gekleed. Om het te bewijzen wenst de koning zijn vrouw en kind naar zijn ouderlijk huis. Uit wraak neemt de koningsdochter zogauw haar man slaapt zijn ring af en wenst zichzelf en haar kind terug naar de gouden berg. Als de held wakker wordt, besluit hij zijn vrouw te gaan zoeken. Onderweg komt hij bij een berg met drie reuzen, die ruzieën over een erfenis en willen dat de held hen helpt bij de verdeling ervan. De erfenis bestaat uit drie magische voorwerpen: een zwaard dat op commando iedereen onthoofdt, een mantel waarmee men onzichtbaar kan worden en laarzen waarmee men zich overal naar toe kan wensen. Onder het mom dat hij ze wil uitproberen ontfutselt hij de reuzen de voorwerpen en wenst zich naar het slot, waar zijn vrouw inmiddels op het punt staat met een ander te trouwen. Hij gaat onzichtbaar het slot binnen, scheldt zijn vrouw uit en laat door zijn zwaard iedereen - inclusief zijn echtgenote - onthoofden, zodat hij alleen overblijft en weer koning is van de gouden berg. De andere twee Grimm-varianten van dit sprookjestype zijn ‘Die Raabe’ en ‘Der Trommler’ (resp. nr. 93 en 193). Het zijn allemaal versies van het sprookje dat in Aarne-Thompson vermeld staat met de omschrijving ‘The Man on a Quest for his Lost Wife’ (at 400). Het is, de bovenstaande voorbeelden maken dit al duidelijk, een uiterst complex en gevarieerd type waarvan de varianten soms niet meer gemeen hebben dan het gegeven van de man die een bovennatuurlijk wezen trouwt, verliest en terugvindt, waarbij ook nog dikwijls episoden of motieven uit andere sprookjestypen worden geïncorporeerd. Zo zitten er in de ‘Der König vom goldenen Berge’ ook at 810 (‘The Snares of the Evil One’) en at 518 (‘Devils [Giants] Fight over Magic Objects’) geweven. Het sprookje is in Europa erg bekend. Verder komt het voor in het Midden-Oosten, Azië, Noord- en Zuid-Amerika en Afrika. Het wordt ook wel, in Oost-Azië bijvoorbeeld, aangetroffen als sage, als geloofd verhaal dus. Er zijn vier redacties te onderscheiden die elk een iets andere verspreiding kennen. De hoofdredactie begint vaak met het zwanenmeisjesmotief (‘The Swan Maid’, vergelijk ook at 400*): een jongeling ziet een zwaan die in een mooi meisje verandert. Hij steelt haar verenkleed, waarop ze belooft met | |
[pagina 227]
| |
hem te zullen trouwen. Zogauw ze echter haar veren terugheeft, vliegt ze weg. Nu volgt de zoektocht van de held naar zijn verloofde, die bij haar vertrek meestal een hint heeft gegeven over de plaats waar ze te vinden is. Op deze zoektocht bemachtigt hij vaak magische voorwerpen die hij gebruikt om bij de prinses te komen. Hij wordt ook geholpen door wegwijzende instanties (zon, maan, wind, of soms oude mannen of vrouwen). Vaak wordt hij door een vogel naar zijn geliefde gevlogen. Het einde van deze redactie varieert enorm. In sommige gevallen moet de held draken, reuzen of monsters bevechten die zijn bruid in hun macht hebben. In andere varianten hoeft hij niets anders te doen dan zich middels zijn ring kenbaar maken. Vaak moet de held echter zware opdrachten vervullen net als in de » Magische vlucht, waarna de vlucht volgt met gedaanteverwisselingen of het weggooien van magische voorwerpen onderweg. Naast deze hoofdredactie, die in West-Europa vrij zeldzaam is, maar veel gevonden wordt in de Balkan, de Slavische landen, het Midden-Oosten en Azië, onderscheidt Liungman nog drie secundaire redacties, die men over het algemeen niet buiten Europa aantreft. Jonkvrouwen die in slangen zijn veranderd nemen, net als in de boven weergegeven Grimm-versie, in de eerste secundaire redactie vaak de plaats in van de zwanenmeisjes. De onttovering geschiedt meestal door het gedurende drie nachten ondergaan van allerlei kwellingen. Nadat hij de jonkvrouw heeft bevrijd, trouwt de held met haar, maar hij moet na het breken van een taboe opnieuw in haar gunst zien te komen, of hij is haar eenvoudigweg voor altijd kwijt. De held is al in de moederbuik aan de duivel beloofd, maar hij weet aan de kwade te ontsnappen, doordat hij bij een priester in de leer is geweest. Als hij de prinses al terugvindt, dan vaak met behulp van de magische voorwerpen en de wegwijzende instanties zoals in de hoofdredactie. Hij wordt door zijn geliefde herkend middels een ring. Deze redactie komt vooral voor in Midden-Europa, Italië en Scandinavië. In de tweede secundaire redactie, die in bijna heel Europa wordt aangetroffen, is de held veelal een soldaat die een slangenprinses bevrijdt. Hij raakt haar kwijt omdat hij door een slaapdoorn gestoken wordt of op een andere manier in slaap valt. De derde secundaire redactie verloopt bijna net zo als de » Magische vlucht, maar dan met het zwanenmeisjes-motief toegevoegd. De held is in de moederbuik aan de duivel beloofd, maar weet de hulp van een zwanenmeisje af te dwingen door haar verenkleed te stelen. Er volgen zware opdrachten, de magische vlucht en de vergeten bruid. Deze redactie komt met uitzondering van Duitsland en Scandinavië regelmatig voor in Europa. Aangezien dit type in tijd en ruimte zoveel verschillende vormen heeft aangenomen, is moeilijk te achterhalen waar en wanneer het voor het eerst vorm heeft gekregen. De meningen zijn dan ook over beide zaken erg verdeeld. Het zwanenmeisjes-motief is volgens sommigen afkomstig uit India, waar het al in de Çatapatha-Brahmana en de Rigveda genoemd wordt. In het Westen zou het dan van sage sprookje geworden zijn. We vinden ook vier versies in Duizend-en-één nacht, maar die zijn bijna onherkenbaar. Liungman acht het waarschijnlijker dat het sprookje iets westelijker ontstaan is; hij denkt aan een hellenistisch-Romeinse oorsprong (300 v.C. - 300 n.C.). In Europa is de vroegste versie te vinden in het Wielandslied, dat een van de oudste Edda-liederen, maar tegelijkertijd van Zuid-Germaanse oorsprong is. Ook in de Siegfried-sage zijn sporen van het sprookje te | |
[pagina 228]
| |
vinden. Daarnaast treft men literaire bewerkingen van het motief aan in onder andere de Lanval van Marie de France (rond 1150), Seifried de Ardemont van Albrecht von Scharfenberg (14e eeuw) en Friedrich von Schwaben, een hoofse avonturenroman, die eveneens uit de 14e eeuw stamt. In Nederland en Vlaanderen is dit sprookje slechts een beperkt aantal malen uit de mondelinge overlevering opgetekend. De Vlaamse verzamelaar Victor de Meyere heeft twee varianten gepubliceerd, waarvan de tweede, in 1915 te Herzele verteld, interessant is vanwege een aantal opvallende afwijkingen. Zwanenmeisjes komen in dit verhaal niet voor, maar wel een prinses die door de stiefmoeder van haar koninklijke aanstaande wordt betoverd, waarna haar verloofde naar haar op zoek gaat. Hij krijgt hulp van een oude bedelares, die hem zegt dat hij de zuiderstreek in moet trekken, op zijn jachthoorn moet blazen en op de tonen van het vioolspel van zijn geliefde af moet gaan. Hij moet, als hij de prinses vindt, haar ring nemen en terugkomen. Van een kluizenaar krijgt hij een toverpalmtak, waarmee hij kan vliegen. Hij hoort vioolspel en vindt zijn verloofde in de gedaante van een zeemeermin en bewaakt door een arend. Hij neemt haar ring af en keert terug naar de bedelares, die hem opdracht geeft zijn stiefmoeder te verbranden, de bloemen die daarbij tevoorschijn komen te pakken, in de ring te steken en deze bos aan zijn verloofde aan te bieden. Hij doet dit alles, waarna hij eindelijk met zijn prinses, die inmiddels haar vissenstaart voor benen heeft verruild, kan trouwen. Van het sprookje en het zwanenmeisjesmotief zijn ook in jongere tijd mooie literaire bewerkingen gemaakt; de Lamia van John Keats is hiervan een voorbeeld. In 1994 werd de animatiefilm The Swan Princess uitgebracht, onder regie van Richard Rich, in Nederland onder de titel De Zwanenprinses. De heldin wordt in deze film door een boze tovenaar veranderd in een zwaan, en alleen in het maanlicht voltrekt zich tijdelijk weer de metamorfose tot prinses. Net als andere bekende sprookjes is het een dankbaar onderwerp voor geleerden, die in de loop der tijd verschillende theorieën hebben ontwikkeld over herkomst, datering en betekenis van het verhaal. Zo wordt de fatale vrouw in slangengedaante door sommigen gezien als archetypisch. Nai-tung Ting vergelijkt Europese en Chinese versies van het verhaal met elkaar en komt tot de conclusie dat de slangenvrouw afgeleid is van de godinnen uit oude religies en dat zij oorspronkelijk een symbool was van lust en daardoor gevaarlijk. Zowel in China als Europa veranderde zij echter geleidelijk in een symbool van liefde, waardoor ook de betekenis van de vertelling zich wijzigde. Aan het eind van de 19e eeuw stelde Hartland dat het hoofdthema van het zwanenmeisjes-verhaal de per definitie verdoemde verbintenis van een mens met een bovennatuurlijk wezen is. Het verenkleed is slechts het symbool van deze bovennatuurlijkheid. In de jongere varianten ontbreekt de gedaanteverwisseling vaak en wordt het verenkleed als aanleiding voor het vertrek van de vrouw vervangen door het verbreken van een taboe. Hoe hoger de mate van beschaving is, volgens Hartland, des te belangrijker wordt het taboe. Afgezien van de houdbaarheid van deze theorieën en van de vraag of de oorspronkelijke betekenis (zo die al bestaat) te achterhalen is, is het - net als bij de meeste goede verhalen - duidelijk dat elke verteller dit populaire sprookje naar zijn eigen hand zet en dat elke toehoorder er het zijne uithaalt. Zie voor het motief van de tijdelijke zwaan- | |
[pagina 229]
| |
metamorfose ook nog het » Meisje dat haar broers zoekt. jikke pen teksten: Huizenga-Onnekes 1928, pp. 32-34; Jaarsma 1953a; khm nr. 92, 93, 193; De Meyere 1925a; De Meyere 1926. |
|