Van Aladdin tot Zwaan kleef aan. Lexicon van sprookjes: ontstaan, ontwikkeling, variaties
(1997)–A.J. Dekker, J. van der Kooi, Theo Meder– Auteursrechtelijk beschermdAndroclus en de leeuwAndroclus, de weggelopen slaaf van een Romeinse consul in Noord-Afrika, verbergt zich in een grot in de woestijn. Daar komt een leeuw bij hem met een splinter in zijn poot, en Androclus trekt die splinter eruit. De genezen leeuw blijft dan drie jaar lang bij Androclus en zorgt dat deze vlees te eten krijgt. Dan verlaat Androclus de grot; maar al na drie dagen valt hij in handen van zijn heer, die hem in Rome in het circus voor de wilde dieren laat werpen. Onder deze dieren is ook zijn eveneens gevangen leeuw, die | |
[pagina 44]
| |
hem herkent en begroet. De door zoveel aanhankelijkheid geroerde keizer laat hierop Androclus en de leeuw vrij.
Aldus vertellen in de 2e eeuw n.C. Aulus Gellius in Noctes Atticae (5, 14) - de schrijver beroept zich op een verloren gegaan Grieks werk uit de 1e eeuw van onze jaartelling, de Liber Aegyptiacorum van Apioon - en, lichtelijk anders (de leeuw verdedigt Androclus in het circus tegen de andere wilde dieren), Aelianus in zijn De natura animalium (7, 48). Dit innemende verhaal van de dankbare leeuw (at 156, ‘Thorn Removed from Lion's Paw [Androcles and the Lion]’) is ongemeen populair geworden. In bovenstaande redactie of in andere redacties - soms met andere helpende dieren dan de leeuw, en ook wel als zuiver diersprookje, dus met alleen dieren als handelingsdragers - is het in alle werelddelen gevonden, op Australië na. Het is echter lang niet altijd duidelijk, of de diverse redacties uiteindelijk allemaal op een - hypothetische - ‘oerredactie’ teruggaan, of dat er sprake is van een reeks op elkaar lijkende verhalen van heel diverse komaf. In elk geval vallen de verschillende redacties van dit verhaaltype in twee groepen uiteen: een diffuse oudere, waarin het dier zich op verschillende manieren dankbaar toont, en een meer specifieke jongere, waarin het zijn redder in de arena helpt. Van de eerste vinden we twee voorbeelden in Plinius' Naturalis historiae (1e eeuw n.C.). Hij vertelt (a) dat een zekere Mentor uit Syracuse in Syrië een leeuw een doorn uit de poot getrokken heeft en (b) dat Elpis van Samos tijdens een zeereis op de Afrikaanse kust een leeuw met geopende muil zag en ontdekte dat deze last had van een botsplinter in zijn gebit. Hij haalde het bot eruit, en zolang het schip daar voor anker bleef liggen verzorgde het dankbare dier de bemanning met jachtbuit (8, 16; 8, 21). Een verhaal uit de eerste groep vinden we, met een olifant als dankbaar dier, ook al in de Jatakas, een nog voor het begin van onze jaartelling bijeengebrachte verzameling stichtelijke verhalen over de vroegere levens van Boeddha: timmerlieden trekken een olifant een splinter uit een poot, waarop deze hen voortaan bij het werk helpt (nr. 156). In Oost-Azië vinden we ook een tijger-redactie, terwijl in Noord- en Oost-Europa een dankbare beer het verhaal draagt. In verschillende middeleeuwse heiligenlevens wordt verteld hoe de heilige geholpen wordt door een leeuw (bijvoorbeeld Aninas, Hieronymus), een beer (Aventinus van Troyes) of een wolf (Gudwalus), die hij van een splinter verlost heeft. In al deze verhalen ontbreekt de circus-episode. Mogelijk wel op een circus-redactie geënt is het in de oud-christelijke literatuur (voor het eerst in de apocriefe Handelingen van Paulus, vóór 200 n.C.) overgeleverde verhaal van Paulus, die een leeuw in de woestijn bekeert en later door deze leeuw - die kan praten, een echt sprookjesmotief - in de arena van Ephese gered wordt. Maar hier ontbreekt weer de splinter of het bot in poot of muil. Behalve in de versie van Aulus Gellius werd de circus-redactie in de middeleeuwen en nog lang daarna - het verhaal werd in Europa tot diep in de 19e eeuw voortdurend opnieuw bewerkt en via volks- en schoolboeken, kinderprenten, almanakken (ook in Nederland) en dergelijke aan de man gebracht - ook populair door een door ene Romulus (ca. 500) bewerkte Latijnse vertaling van een aan Phaedrus (1e eeuw n.C.) toegedichte Griekse fabel. Hierin helpt niet een weggelopen slaaf, maar een herder een leeuw met een doorn in de poot. Als later de herder op valse gronden voor de wilde dieren geworpen wordt, be- | |
[pagina 45]
| |
schermt zijn leeuw hem en wordt hij door de koning begenadigd. Deze versie vinden we bijvoorbeeld, met een ridder die struikrover moest worden als hoofdpersoon, in de wel meest geliefde verhalenbundel van de middeleeuwen, de Gesta Romanorum van ca. 1300 (nr. 104). Een zo vaak opgeschreven en gedrukt verhaal moest wel geliefd worden en een eigen plaats krijgen in de mondelinge overlevering. In Nederland gebeurde dit, zoals een tiental Friese volksverhalen opgetekend in deze eeuw duidelijk maakt, meestal in de klassieke circus-vorm, maar er circuleerden ook speelsere ‘afleggers’, en het kernmotief drong hier ook door in het sprookje van de man die op zoek gaat naar zijn verdwenen bruid (» Man zoekt zijn verdwenen vrouw). In het laatste geval moet aan invloed gedacht worden van de (ook als volkslied verbreide) sage van ‘de hertog van Brunswijk’. Deze hertog (Hendrik de Leeuw, heer van Saksen en Beieren, ca. 1130-95) zou op een kruistocht naar het Heilige Land een leeuw van een draak gered hebben, waarop deze hem naar Europa volgde en zich na zijn dood van verdriet op zijn graf liet verhongeren (at 156a, ‘The Faith of the Lion’). Dit laatste motief, dat ook een enkele keer in Vlaanderen genoteerd is, wordt nu vaak van trouwe honden verteld. De beroemde bronzen leeuw, die Hendrik als symbool van zijn macht voor zijn burcht Dankwarderode in Braunschweig liet opstellen, werd al spoedig na zijn dood gezien als een afbeelding van zijn dankbare leeuw. In de Friese overlevering werd deze sage ook ingebed in bovengenoemd sprookje. Maar het gevecht tussen de leeuw en de draak is dan vervangen door het doorn-in-de-poot-motief uit de Androclus-overlevering. Tot de humoristische uitwerkingen van dit motief hoort het volgende verhaal uit de Deventer Almanak voor 1925: een Franse sergeant in Algerije helpt een leeuw op de bekende wijze. De leeuw sluipt hierop 's nachts naar het Franse kampement, leest de ranglijst van de compagnie van de sergeant door en peuzelt daarna alle boven deze staande onderofficieren en officieren op, met als gevolg dat zijn redder de volgende dag tot kapitein bevorderd wordt. In een andere humoristische variatie op dit thema is de leeuw vervangen door een olifant, is Androclus een jager op groot wild in Afrika geworden en wordt het spreekwoordelijke goede geheugen van olifanten ingebracht. Maar de doorn in de poot is gebleven. Vele jaren later, ergens in Europa, zit de verarmde jager in een circus op een van de goedkoopste plaatsen. Dan komen de olifanten binnen marcheren. Plotseling begint de grootste te trompetteren, komt op de jager af, slaat zijn slurf om hem heen, tilt hem op... en zet hem weer neer op de eerste rang. Het motief van de doorn in de poot wordt verder regelmatig uitgewerkt in moderne cartoons, strips en animatiefilms (onder andere tom en jerry). jurjen van der kooi teksten: Van Duyse 1903-07, i, nr. 8; Hennecke/Schneemelcher 1968-71, ii, pp. 233-234, 254-257; Huizenga-Onnekes 1928, pp. 32-34; Jaarsma 1953a; Petzoldt 1976, nr. 241; Poortinga 1976, pp. 364-365; Poortinga 1981, pp. 262-269. |
|