dus ook van verhalen opgeleverd.
In Nederland en Vlaanderen vinden we over het Mannetje in de maan talloze verhalen of opvattingen - sommige ‘vertellingen’ zijn namelijk niet langer dan één zin. Variatie kan in principe in alle motief-elementen gevonden worden: wie zien we in de maan? Hoe heet hij? Wat was zijn vergrijp? Hoe is hij op de maan gekomen? Wat is zijn straf?
In de volkskundige literatuur keert de afbeelding van de man met de takkenbos op zijn rug het meest terug. Dit is ook de voorstelling bij Bechstein, maar een allusie op dit beeld treffen we reeds aan in de Midsummernight's Dream (1594) van William Shakespeare (akte 5, scène 1, vs. 242-244), en nog eens in The Tempest (1611; akte 2, scène 2, vs. 138-141). In de maan wordt soms niet het hele mannetje gezien, maar slechts het gezicht van de gestrafte. Andere afbeeldingen die gezien worden zijn: een vrouw die zit te spinnen, een man met een juk emmers of een groentenverkoper met een kar.
Het mannetje of vrouwtje in de maan blijft veelvuldig naamloos. In het Middelnederlands werd het mannetje wel aangeduid met de naam Ludergere (varianten: Ludegere, Lodegere, Leudergere), waarvan de herkomst duister is. Een man uit Gelderland vertelde in 1911 aan verzamelaar C. Bakker dat het mannetje in de maan Vondel Gaus heette. We hebben hier evenwel te maken met een tamelijk afwijkende variant van het verhaal: de hoofdpersoon plant een boon. Zittend op de snelgroeiende plant wordt deze Vondel Gaus naar de maan gebracht. Op de maan begint hij stro te maaien en van het haksel knoopt hij een touw, waarmee hij weer naar de aarde kan afdalen. ‘Zoo is het mannetje in de maan ontstaan’, luidt het tot besluit. Maar dit impliceert dat er niet echt een mannetje in de maan te zien is, maar dat de donkere vlekken veroorzaakt worden door de plekken waar het stro gemaaid is (het verhaal is tegelijk een variant van het leugenverhaal at 1889e, ‘Descent from Sky on Rope of Sand [Chaff]’, dat in Nederland zeer geliefd is). Andere namen die we in de volkskundige literatuur aantreffen zijn Henneke, Janneke en Anneke Maan - wellicht speelt hier een verbastering van het woord ‘manneke’ een rol. Een heel andere naam vinden we overigens in de Divina Commedia (begin 14e eeuw) van Dante: Kaïn. Het zou Kaïn zijn geweest die door zijn oneerbiedige offer en de moord op zijn broer Abel door God naar de maan is verbannen.
De in de volkskundige literatuur meest voorkomende wandaad is de schending van de zondagsrust of van een andere heilige dag, zoals kerstavond of Kerstmis. In deze versies is het regelmatig Onze Lieve Heer zelf die de schender naar de maan stuurt. De overtreding bestaat uit werken op zondag, in het bijzonder hout sprokkelen. De inspiratiebron van deze motieven wijzen duidelijk in de richting van de bijbel, waar in Numeri 15:32-36 wordt verteld over de Israëliet die erop betrapt werd dat hij op sabbat hout sprokkelde: ‘Hij werd in bewaring gesteld, omdat nog niet bepaald was wat er met hem moest gebeuren. Jahwe zei tot Mozes: “Die man moet ter dood gebracht worden. Heel de gemeenschap moet hem buiten het kamp stenigen.” Toen voerde heel de gemeenschap hem buiten het kamp en stenigde hem dood.’ De ingrediënten werken, hout sprokkelen, schending van de sabbat en goddelijke straf zijn hier aanwezig. Alleen de connectie met de maan ontbreekt (nog). De verhaalstof van het Mannetje in de maan werd overigens ook wel ingezet om kinderen bang te maken (in jargon spreekt men dan van de ‘kinderschrik’): ‘Als je zondags gaat werken, moet je op de maan blijven.’