Boere-klucht van Teeuwis de boer, en men juffer van Grevelinckhuysen
(1967)–Samuel Coster– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 76]
| |
De eerste uytcomst vant vijfde deel, isTeeuwis den Boer alleen
[Teeuwis]
Die verbribbelde Jonghe, waer heb ic die Lecker nou verlooren?Ga naar voetnoot1347
'k Heb hem over al loopen soecken, en nergens can ic wat van hem hooren
'k Heb hem om laten roepen door de hiele stadt, en niemant en weter off,Ga naar voetnoot1349
1350[regelnummer]
En ick weet niet beter of hy was flus noch mit me op het Hoff.Ga naar voetnoot1350
Of zou hy daer wel nae de Vaendels denck ick staen blyven gapen?aant.
Of sou hy wel indie Kerck op een banck legghen slapen?Ga naar voetnoot1352
Ghelijck een goet Heer lestent, die soo sijn Vaer en moer gisten,
Inde Kerck gegaen was, asse trouwen niet beter wisten.Ga naar voetnoot1354
1355[regelnummer]
Dan hy quam snachts niet t'huys, soo datse dochten,Ga naar voetnoot1355
Dat hy daer in slaep ghevallen was, dan doe s'em smorghens sochten,Ga naar voetnoot1356
Vongense niemant minder, as haer lieve suentgen.
Maer haddense saerendaeghs noch ghegaen tot swarte Teuntgien,
Ginder op het Spuy, se hadden daer wel ghevonden haer lieve kindt.aant.
1360[regelnummer]
Dats trouwen me een kerc, dan daermen de heyligen met hoepen bindt,aant.Ga naar voetnoot1360
En de Koster houter duyven op Solder, wat ken hy mackelijcker doen?aant.
En wat de Koster doet, weet al 'tvolck wel van mijn fatsoen,Ga naar voetnoot1362
Selden marcktdach coom ic inden Haegh, of ick bin daer vrolijck.
Maer de Schelmse Jonghe, segh ick, die besuchte Molijck,Ga naar voetnoot1364
1365[regelnummer]
Die selme nu hier oock comen maken swaricheyt.
Dan met me waghen en paerden heb ic meer mewaricheyt,Ga naar voetnoot1366
Wangt se kosten me oock al vry wat meer as hy,
'kMistender noch gaeren een half dozijn met de moer daer by.Ga naar voetnoot1368
'kLas iens in ien Almanach, Weeldigh man songder wijff,aant.
1370[regelnummer]
Dat stong me soo wel an, me vyndt toch wel sijn gherijfGa naar voetnoot1370
Soo hier soo daer, een mensch vint over al noch degelijcke luy na sijn sin.
Tis een costelijcke tijdt, self winckel op te setten het al vry wat in,aant.Ga naar voetnoot1372
| |
[pagina 77]
| |
Dat vernemen de jonghe Snyers wel, die 'tnaeyen eerst opsetten,
En datser wat beter nae vernamen met een goet opletten.Ga naar voetnoot1374
1375[regelnummer]
Eenighe zouwender, trouwen nae mijn plomp vermoen,Ga naar voetnoot1375
Soo rueckeloos niet me duer gaen asse nou wel doen.
'kZou aere wel berispen, en daer bescheydelijc af praten,Ga naar voetnoot1377
Wist ic waer ick me selve soo lang zou laten.Ga naar voetnoot1378
Maer me Keesje lijckewel is hy nerghens? waer of ick hem dan soeck?Ga naar voetnoot1379
1380[regelnummer]
Hoe louter heb ick van daegh geweest hier om me pancoeck,Ga naar voetnoot1380
'tSelme wel heughen, al leefde ic hongdert Jaer nae den dach.
M. Bartelt comt uyt, den boer hem siende seyt voort:
Gans bloet me docht ick M. Bartelt weer sach.Ga naar voetnoot1382
Zou hy me wel burgher connen maken?aant.Ga naar voetnoot1383
M. Bartelt seyt teghen twee ghetuyghen, die wat houdende aen d'een sy:
Houdje soo langh aen d'een sy.Ga naar voetnoot1384
Teeuw.
1385[regelnummer]
Hy isser alleen niet, daer isser noch twee drie by.
Zouwent wel dienaers wesen, denc ic, vande Procureur,Ga naar voetnoot1386
Dieme hier grabbelen zouwen, voor me Jonckers deur?Ga naar voetnoot1387
M. Bartelt.
Ten is niet noodigh, dan ic selje de leus wel gheven,Ga naar voetnoot1388
Houdje hier slechts ontrent, daer is niet aen bedreven,Ga naar voetnoot1389
1390[regelnummer]
'k Selt moghelijc met ghemac wel claren, toch soo ic soo niet en can,Ga naar voetnoot1390
Soo weet icje altijdt te roepen, soo tastje hem dan an.Ga naar voetnoot1391
We sellen hem een vrees an jaghen, ic zweer hem dat,
En cloppen hem een deel ghelts uyt sijn gat,aant.
En wat wyder van cryghen dat sellewe verslempen.Ga naar voetnoot1394
1395[regelnummer]
We sellen hem met een Rechts geleerde soo wat leeren schempen.Ga naar voetnoot1395
Maer de Camer most dicht wesen, we hebben immers allegaer een sin?Ga naar voetnoot1396
| |
[pagina 78]
| |
Teeuw.
Tis best datje Kaes coopt, daer is gien bien in.Ga naar voetnoot1397
M. Bartel.
'kTree met een authoriteyt na'em toe, houdtje byder hant.
Teeuw.
Een, twee, drie treetgens in een saciertgen, 'tvierde op de cant.aant.Ga naar voetnoot1399
Teeuwis cruypt in een hoeck, M. Bartelt dat siende seyt:
1400[regelnummer]
Hic sibi conscius cruypt in een hoeck,Ga naar voetnoot1400
Troc hy sijn schouwers noch wat op, hy raeckte wel heel in sijn broeck,
Die 'm nou tot onger sijn armen al comt, 'tvalt hem wel suer.
Sie een reys hoe hy crimpt, daer comt altemet een drollighe postuer.Ga naar voetnoot1403
Hy siet wel dat het hem ghelt, dan hy en weet niet waer heen.Ga naar voetnoot1404
1405[regelnummer]
Onbeschoften Reeckel, adsis, voor den dach, hier voor den dach, ghy DeenGa naar voetnoot1405
Voor den dach Teeuwis, nou as ien man, comt daer uyt de stoep!aant.Ga naar voetnoot1406
Het de Karel 'tPopelecy dat hy niet hoort hoe ick roep?Ga naar voetnoot1407
Teeuwis, Teeuwis segh ick, wat ick roep tis al verlooren.
Laet sien iens, ksel hem van daer halen by de ooren.
1410[regelnummer]
Wat mach den Rekel voor hebben? nou as een man: Voor den dach hier.Ga naar voetnoot1410
Hoe wel ick verstuert ben, evenwel dunctme ick lach schier.
Nam obstupuit: siet hy is schier doodt van vrees.Ga naar voetnoot1412
In een langen tabbaert, vrienden, ghelijck as dees,aant.
Is ontsigh met reden: want de gheleertheyt, ho de geleertheit!Ga naar voetnoot1414
1415[regelnummer]
Ongeleerde daden sijn maer enckle verkeertheyt.
Maer door de gheleerden werden Landen en steden geregiert.
Teeuw.
Jae as dan de gheleerde luy wijs bennen, wort het wel bestiert.
Tot redgeren is een half geleerden, dat een hiele wyse Baes is,
Bequamer, as een hiel gheleerde, dat een half backen dwaes is.
M. Bartelt.
1420[regelnummer]
Wel Teeuwis, ick docht datje betovert waert, en datje niet hoorden.
Kenje spreken?
Teeuw.
Jae'ck God danc, door de cracht van u woorden.
Nou lieve M. Bartelt leestme toch wat inje boeckie,
Wangt de gheleertheyt isme rechtevoort een eeckigh doeckje.aant.Ga naar voetnoot1423
| |
[pagina 79]
| |
Och ick krijgh elken oogenblieck schier een hardt vang.Ga naar voetnoot1424
1425[regelnummer]
Lieve M. Bartelt, wat is mijn dit een duere martgang.Ga naar voetnoot1425
'kHad al t'huys gheweest, maer mijn lieve jonghe Keesje,
Dat soete Jongetgien was alsulcken Geesje.Ga naar voetnoot1427
Dat is ghenochtent hier mitme ghecommen in stee,Ga naar voetnoot1428
En ick ben de Jonghen quijt, nou ick hem eens breng me.
M. Bartelt.
1430[regelnummer]
Dit sijn parten om me jou schelmery te slaen uyt het hooft.Ga naar voetnoot1430
Teeuw.
Neen seeker M. Bartelt, ick bid je dat je me gelooft.
Daerom stae'ck hier en neem hem waer gelijck een vaer behoordt,Ga naar voetnoot1432
'kHeb laten omroepen dat die 'm vindt sou brenghen aan de Jonckers poordt.
M. Bartelt.
Hoe 't is of niet, 'tis alleens, ick heb inde sinGa naar voetnoot1434
1435[regelnummer]
Me Joncker te gaen openbaeren jou en de juffers min,
En dat hy dan jou om te straffen dese bloedt schandtGa naar voetnoot1436
By de kop doe vatten, en soo hijt dan goet vandt,
Sou ick jou doen setten 'tAmsterdam int tuchthuys.
Teeuw.
Je mocht de nicker, loopt alje best met dat gerucht thuys.Ga naar voetnoot1439
1440[regelnummer]
Me Joncker gans bloet, me Joncker! ick bid je houdt je mongt,
Pestilency, weesje maer een goet gesel, 'kselje terstongt
Een paer ouwe Nobels passen, datje swijcht.Ga naar voetnoot1442
M. Bartelt.
Knap haest je dan, eer me Joncker siet dat jese krijcht.Ga naar voetnoot1443
Den Joncker comt vande jacht, Teeuwis hemsiende seydt:
Ackermenten hy is ons te dicht op't lijf,Ga naar voetnoot1444
1445[regelnummer]
M. Bartelt, M. Bartelt! neemt me hiele tas, maer rept niet van 'twijf,
Neemt me tas seg ic met gelt met al, over acht dagen koom ic je weer by
En hael de rest weerom, maer spreeckt een woortgien int vly,Ga naar voetnoot1447
Maer laet my mit men Heer begaen, 'ksel hem een knoey gheven.Ga naar voetnoot1448
|
|