Lied-boeck(ca. 1575)–D.V. Coornhert– Auteursrechtvrij Vorige Volgende xxx. Van een ghetrouwe vrouw. Op de wyze: alzoot beghint. COrte rouwe lange trouwe// zingt na zwaar verdriet, Myn hert vrolick ghezint, Van een dueghdelicke vrouwe, Die haar waarde man meer dan haar zelf bemint. Want zy haar leven, voor hem wou gheven. Na trouws bescheet// om totter dood het leed, Haars lieve mans te mindren en taankleven. Neven andre Goods ghevangen Zat haar man om weldoen inghesloten vast. Duytkomst had hoop noch verlangen Vreze zagh opt scherpe zwaard of d'enge bast, Om voor zyn sterven// veel stervens te erven Door pyns ghequel// van koord en trechter fel Dit scheen haar droevigh hertken te doorkerven. Lyden, man, dyn schamel leden tSchueren opten pynbanck myn droef herte schuert Ick heb God om hulp ghebeden Die wees my een raad dat u zulx niet ghebuert. [Folio I4r] [fol. I4r] Tot Medecyne voor wrede pyne Van korter dood// die ick u in dees nood Verzachten wil en maken die half myne. Avonds wil ick arme krancken Vlytelick ghaan dienen in haar hete pest. Krygh ick die, ick zal God dancken En by u dan slapen in dit droeve nest. Oock truerigh hopen// dat zy zal lopen, Door u lief wyf// flux in u doodlick lijf Om met myn dood u dood van pyn tontknopen. Sy dy dul, lief, in dees noden, Dat ghy God de heer om my ter zyden stelt? Die verbiet zich zelf te doden Lieft God boven my, die my uyt liefde knelt. Met zaligh lyden// hy helpt my stryden. Is God met my// al dood my myn party Wy zullen bey hier na met God verblyden. Monstren hielden lang ghebonden t'ghetrouwe vroukens man, zy droeght gheduldelick In hem wert quaad noch schuld bevonden Maar ghetrouwe diensten menighvuldelick. tSchrift zynder handen// zocht vry van banden Rechtvaardicheyd, die was ghevlucht met leyd Dies zocht hy haar in ander heren landen. Doch en moght het wyf niet volghen Zonder te verlaten alle haar ghereed. Blyft hier sprack een man verbolgen, Bruyckt u halve ghoed, maar doet ons hier een eed Van niet te zenden// of u te wenden [Folio I4v] [fol. I4v] Tot uwen man, of ghy komt inden ban Die zoud' u ziel verdoemelyken schenden. Ter noot magh ick niet verlaten Myn ghetroude man en uyt verkorenhert. Zweer ick u, God zal my haten Zo ick breeck de trouw myns echts bezworen herd Gheen ghelds aanschouwen, en zal my houwen Van myn lief hert, dat volgh ick in zyn smert God helpt met trouwen al die hem betrouwen. Vorige Volgende