Lied-boeck
(ca. 1575)–D.V. Coornhert– Auteursrechtvrij
[Folio G7r]
| |
Int Godlick licht, niet in ons duyster wanen
Stiert Reens ghezicht om ghoed bevonden banen.
Verzochtheyd wyckt vant stout verkiezen blend,
En stemt niet toe dat zy niet wel en kent
Maar licht noch ghlants, noch duyzent klare brillen,
Doen ons niet zien, als wy niet op doen willen,
T'oogh ons ghemoeds, om Goods en s'menschen werck,
Te zien met ernst, met aandacht, met opmerck.
T'helpt noch al niet, om God en ons te kennen,
Als wy niet in, maar uytwaarts t'oghe wennen.
Want schone vermomt een anders quaad:
Als eyghen zond inwendigh open staat.
Dees kent elck licht niemand en maghs ontvlieden.
Bruyckt hier tghezicht, u eyghen tuyn leert wieden.
T'gheweten quaad brengt tot ootmoedicheyd:
En dees tot prys van Godes ghoedicheyd.
Wie zo aanmerckt zyn hatelicke zeden,
Die schelt zich zelf en moet Goods lof verbreden.
Dit maackt oprecht, diet zien met waren zin,
Int lichte Goods en scherp opmerck daar in.
|
|