Lied-boeck(ca. 1575)–D.V. Coornhert– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Folio G2r] [fol. G2r] iiij. Op de wyze: Psalm 8. GOods ghoedicheyd met uwe boze wercken Wyst waarheyd an, dit mooghdy licht aan mercken: Zo dat de ziel tbekende quaad begheeft: En thooghste ghoed met hooghster liefd aankleeft Goods liefde mild vloeyt uyt ghoedheyds fonteyne, Met ghaven ryck, tot heyl van elck ghemeyne, De mensch beghraaft zyn pond, des hyt verliest, Door schuld onwys, die lust voor dueghd verkiest. Die ghoede God, lyt zulck ons quaad langmoedigh. De bruyckt uyt liefd zyn zachte roey behoedigh. Dan gheven wy niet ons, maar God die schuld. Ondanckbaarlick terght boosheyd Goods gheduld. De lieve God lieft ons, als wy hem haten. Wy laten hem, hy magh ons niet verlaten Zyn leven ghoed hy ons te schenck aanbiet. Elck haast ter dood, Goods leven wilmen niet. Wie dit aanmerckt, moet Godes liefd' hoogh roemen, Die zalight ons, daar hy recht magh verdoemen. Ons die zyn heyl verachten smadelick Schelt hyt al quyt, en helpt ghenadelick. [Folio G2v] [fol. G2v] Als wy verstaan uyt waarheyds leer rechtvaardigh, Dat ons misdaad Goods weldaad is onwaardigh: Zo werden ons die beyde waarlick kond: Dan zincken wy opt diepst in ootmoeds grond. Dan lastren wy ons boosheyd wreed en moedigh: Dan pryzen wy Goods liefde zoet en ghoedigh: Dan haten wy ons eyghen vervloeckt: Die eyghen baat, niet s'naastens welvaart zoeckt Daar Godes liefd in thert dan wert beschreven, Die niet gheniet, maar ons hem zelf wil gheven, Met al zyn ghoed, en schat van hooghster waard, Daar wert weer-liefd lieflick uyt liefd ghebaart. Daar waarheyd leert dees quaad en ghoede zaken En, mensch, u val recht inde proef doet smaken, Toont zy int licht met trouwen naackt en bloot, Goods ghoedicheyd, met uwe boosheyd ghroot. Vorige Volgende