Lied-boeck(ca. 1575)–D.V. Coornhert– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Folio B6r] [fol. B6r] xiij. Vader ons, op de duytsche Melodije. ONs vader ghoed in shemels troon, Maackt door dyn Gheest om dynen zoon Ons alle dyne kindren waard. Vernieut ons na dyn ghoedheyds aard, Zo dat ons hart, ziel ende moet: Alleen verbly in dueghden zoet. Gheheylight zy dyn groote Naam. Maackt ons oock heyligh en bequaam, Dat elck u ghoedheyd in ons pryst, Door liefd, die dynen aard bewyst, Aan vriend en viand met weldaad: En elck bemin, maar niemand haat. Dyn Ryck in onze zielen koom, Weest daar alleen ons Prince vroom. Ghebiet met uwe waarheyds kracht: Ons hart, ons lust, en ons ghedacht. Dryft ons vernuft uyt dynen Ryck, Zo heerschapt ghy daar rustelyck. Dyn wil gheschie op dAardsche ghrond, Als inden Hemel talder stond: Dats in ons Aardsche vaatkens broos, Als in dyn heylghen willeloos. Neemt wegh ons wil den dynen gheeft: Gheeft dat elck na dyn wille leeft. [Folio B6v] [fol. B6v] Gheeft ons huyden ons daaghlix brood, Des levens woord, der zonden dood: Dat lyf en ziel voet krachtelick, Tot uwen dienst eendrachtelick. Schept in ons honger na dyn woord, Dat wijt beleven zoot behoort. Vergheeft ons Heer al onze schuld, Als wy ons Naastens met gheduld Quyten zonder wraackghiericheyd. Schenkt ons ter liefden viericheyd, Diet al recht lyt, hoopt en verdraaght. Barmherticheyd, Heer, u behaaght. Leyt ons niet in bekoringe, Die tot u Ryx verstoringe, Ons totter zonden lusten brengt, Ghetrouwe Vader niet ghehengt, Dat Sathans list ons ziel vermoort, En boven onze kracht bekoort. Verlost ons Heer van alle quaad, Van zotte lust der zonden zaat, Van loghen van ghewoonte boos, Van eerzucht nyd en ghiericheyd loos Vryt ons van zulke knechticheyd, Tot dienst van dijn gherechticheyd. Amen, dat is, het werd alzo: Tghebeds verkryghen maackt ons vro, Als dat gheschiet in waarheyds gheest. Elck bid ghelovigh onbevreest: Wy zullens kryghen alle ghaar. Want diet belooft, zeyt ewigh waar. Vorige Volgende