Lied-boeck
(ca. 1575)–D.V. Coornhert– Auteursrechtvrij
[Folio A2r]
| |
Het leven ons Heeren Jesu Christi ter navolghing Arij Montani, Door dezen Rijmer ghestelt in Lieden,Op de wys vande 24. Psalm.
U zoete Harp, O Davids zoon,
Ghestelt op uwe waarheyds toon
Leent my om danckelick te zingen,
V lijfs gheboort en wandeling,
V dood door wreede handeling:
Van die ghy tleven zelf quaamt bringen.
Een maaghd ootmoedigh, en zeer kleynGa naar margenoot+
Maar groot in alle dueghden reyn,
Wast zuyver Venster Cristallynigh,
Daar door scheen t'licht beradelick:
Verdryvende ghenadelick,
Adams duysterheyd serpentynigh.
De werld was doncker en zeer boosGa naar margenoot+
Twas winter koud en liefdeloos:
Verdoolt ging tmenschelick gheslachte:
Als Christi zon, warm ende klaar
Ons hert ontdoyde, en openbaar
Verscheen op een wintersche nachte.
Een Konings kind vry ende net,Ga naar margenoot+
Waarom dient ghy v Dienaars wet?
En laat u als onreyn besnyen,
Stort ghy uyt liefd' u teeder bloed,
En buyght u knechtlick met ootmoed
Om ons van knechtschap te bevryen?
| |
[Folio A2v]
| |
Der Wijzen kennis zeker vindtGa naar margenoot+
Doort wegh-wys licht, des menschen kind
En zone Gods int stal verschoven.
maar swerelds wysheyd hooch verwaant
Versmaande tlaech int hoochste baant
En mist de wijsheyd van hier boven.
Ghehoorzaamheyd perikel duchtGa naar margenoot+
En vroedelyck by tijds ontvlucht.
Zy volght Gods raad meer dan haar reden
Zyn liefde kent zy trou en vroed
Zyn wil zy onderdanigh doet
En laat haar wil van God beleeden
Ghy Leeraars groot van onderenGa naar margenoot+
Gheraackt maar tot verwonderen
Int zien van dit kinds wyze zinnen.
Maar waardy kleyn oock als een kind
Verlichten zou hy therte blind
Dat ghy hem voor u God zout kinnen.
Die Goddelycke borne klaarGa naar margenoot+
Wascht onze vlecken zwart en zwaar
Zyn reynheyd kan ons vuyl verjaghen.
Gods Gheest als Duyfken zoet verscheen
De Vader tuycht voor groot en kleen:
Dits myn lief Zoon na welbehaghen.
Wilt ghy verwinnen u vyand,Ga naar margenoot+
Gheen spiets, maer twoord zy u bystand,
V zwaerd, u Bus, u schild u wapen.
Zo temde Christ geduldelick,
al Satans list eenvuldelick
Volght zijt ghy deze Herders schapen.
| |
[Folio A3r]
| |
De Echt heeft Christus hoogh ghe-eertGa naar margenoot+
En t'water in ghoey wijn ghekeert:
Voort eerst van zyne wonderdaden.
De letter koud onsmakelick,
Wert gheest met vrueghd vermakelick.
Voor straf schenckt God ons zyn ghenaden
De mensch gedenckt wraackgierich vastGa naar margenoot+
Misdaad, die hy te wreken past:
Maar weldaad kan hy haast vergheten.
Die zyn misdaad altyd aanschout,
En Gods weldaad met loff onthout.
Wert danckbaar in de schrift gheheten.
De helsche schaar verjaaght doort woordGa naar margenoot+
En in haar bidden heel verhoort
Tuyght van zyn ghoedheyd ende krachte.
Die duyvels hoort, ontzeyt u niet:
So ghy in nooden tot hem vliedt.
Diet willen gheeft werckt oock de machte
|
|