Lexicon van de jeugdliteratuur
(1982-2014)–Jan van Coillie, Wilma van der Pennen, Jos Staal, Herman Tromp– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |||||||||||
Werkvormendoor Jacques VosWerkvormen zijn de activiteiten die de leerkracht binnen de onderwijsleersituatie ontplooit om de leerlingen doelgericht te laten leren. Bij doelgericht moeten we denken aan het verwerven van kennis, houdingen of vaardigheden. De keuze van de werkvormen is niet alleen afhankelijk van de doelen die de docent wil bereiken, maar ook van de beginsituatie. Een belangrijke component van de beginsituatie in verband met het leesonderwijs is het leesgedrag. | |||||||||||
Classificatie van werkvormenVerschillende auteurs hebben getracht werkvormen te classificeren. Dekker geeft een schema waarbij de relatie tussen doelstellingen en werkvormen centraal staat. De doelstellingen hebben dan betrekking op zes gebieden: kennis, inzicht, vaardigheden, gewoontes, houdingen, het aanvoelen van waarden en interesse. Deze indeling lijkt ook voor het werken met boeken van belang. Het aantal bekende werkvormen is toegenomen, onder andere door het feit, dat het moedertaalonderwijs steeds meer gebruik is gaan maken van eenvoudige en meer gecompliceerde dramatische werkvormen. Waarschijnlijk heeft ook de televisie invloed uitgeoefend (quiz, kort geding). Een goed overzicht van werkvormen bij het lees-/literatuuronderwijs geeft Robert Whitehead in Children's literature, strategies of teaching. Samengevat ziet dit overzicht er als volgt uit: vrij lezen, werken met boeken in groepen naar aanleiding van opdrachten en vragen, voorlezen (door de docent), voorlezen (door de leerling), vertellen (door de docent), vertellen (door de leerling), vormen van mondelinge en schriftelijke verwerking (navertellen, verhaal afmaken, herschrijven), dramatische werkvormen, verwerking door manuele werkvormen en allerlei soorten puzzels. Een goede systematische beschrijving van de werkvormen bij het lees/literatuuronderwijs bestaat eigenlijk nog niet in het Nederlands. Artikelen over het werken met jeugdboeken in de klas beperken zich meestal tot de weergave van een aantal lessen waarin bepaalde werkvormen met succes zijn toegepast. Onderzoek naar het effect van bepaalde werkvormen is nauwelijks nog verricht. Dat wil zeggen dat we niet precies weten of deze werkvormen opleveren wat men ervan verwacht in relatie tot de geformuleerde doelstellingen. | |||||||||||
Keuze van de werkvormenDe keuze van de werkvormen is, zoals hierboven is meegedeeld, afhankelijk van | |||||||||||
[pagina 2]
| |||||||||||
het leesgedrag van de leerlingen en van de geformuleerde doelstellingen. Het is opvallend dat in artikelen over het werken met het jeugdboek in de klas de tekst (het jeugdboek) weinig aandacht krijgt. Dit is waarschijnlijk een gevolg van de wat eenzijdige onderwijskundige benadering van het lezen op school. De tekst is dan middel om bepaalde al vastgestelde doelen te bereiken; op grond van deze doelen worden ook de werkvormen bepaald. Men vraagt zich te weinig af of deze werkvormen wel bij de tekst passen. Een model dat bij de voorbereiding van lessen gebruikt kan worden en dat wel expliciet aandacht schenkt aan de relatie tussen tekst, doelstellingen, leesgedrag en werkvormen, is ontworpen door Theodor Karst. De lessuggesties in zijn boek Kinder- und Jugendliteratur im Unterricht, zijn alle op dit model gebaseerd. Dit model ziet er als volgt uit: - voorinformatie: korte beschrijving van het genre, informatie (indien relevant) over de auteur; - tekstanalyse: een nauwkeurige beschrijving van de inhoud van het boek; - didactische analyse: de docent gaat na wat de didactische mogelijkheden zijn van het boek (maakt nog geen keuze); - suggesties voor verwerking: op grond van de analyse van het boek en van de didactische mogelijkheden (en wenselijkheden) kiest de docent voor een bepaalde aanpak (kiest onder meer voor werkvormen); hierbij houdt hij rekening met het leesgedrag van zijn leerlingen. Hoewel in dit model minder aandacht bestaat voor allerlei doelstellingen, spelen die natuurlijk wel een rol. De docent zal hiermee in de derde fase zeker rekening houden. Overigens zal de keuze van de tekst (het boek) ook bepaald worden door de opvattingen die een docent heeft over het doel van het leesonderwijs. | |||||||||||
KritiekDe aandacht voor de werkvormen bij het werken met jeugdliteratuur ontmoet ook kritiek. Ten dele kan deze kritiek verklaard worden uit het al gesignaleerde feit, dat er over het effect van werkvormen nog vrij weinig bekend is. Daardoor gebeurt de keuze van de werkvormen vrij intuïtief; niet altijd even wel overwogen. Zo is het maar de vraag of een veel gehoorde doelstelling ‘Het moedertaalonderwijs moet de leerlingen stimuleren om ook thuis jeugdliteratuur te lezen’ wel bereikt wordt door de leerlingen op school ‘van alles’ met jeugdboeken te laten doen. Vaak ook hebben de gekozen werkvormen eerder tot doel bepaalde taalvaardigheden (schrijven, spelen, spreken) te ontwikkelen, dan het leren lezen van het jeugdboek. Met andere woorden: het boek (of een fragment hieruit) is middel geworden. Zie ook: Boekpromotie, Leesvormen. | |||||||||||
[pagina 3]
| |||||||||||
Bibliografie
Lexicon jeugdliteratuur |
|