Lexicon van de jeugdliteratuur
(1982-2014)–Jan van Coillie, Wilma van der Pennen, Jos Staal, Herman Tromp– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |||||||
Fictiedoor Herman VerschurenDe term fictie duidt de opvatting aan dat literatuur ‘verdichtsel’ is, dat we in verhalen, gedichten, toneelstukken, hoorspelen en dergelijke te maken hebben met verzonnen personages en handelingen. Fictie is vormgegeven verbeelding die als alle verbeelding verbonden is met ervaring, met waargenomen werkelijkheid, maar daar grote afstand van kan nemen. Men kan spreken van een eigen wijze van bestaan, waarvan de verbindingen met ‘de’ werkelijkheid nog ingewikkelder worden door de rol van de lezer, luisteraar of toeschouwer. Een vergelijking met het spel kan van nut zijn: spel heeft veel kenmerken van ernst, het is in wezen een doen alsof, maar volgens eigen regels en gebruiken, met eigen mogelijkheden. Voor een toelichting van deze vergelijking leent zich toneelspel het best: het bestaat en bestaat niet; het verwijst naar werkelijkheid en is toch ‘niet meer dan’ spel. De toeschouwer kan op verscheidene manieren aan dat spel deelhebben, waarop bovendien ín het spel weer toespelingen gemaakt kunnen worden. De vergelijking met het spel zou zich ook kunnen lenen tot voorzichtige opmerkingen over specifieke eigenschappen van kinderen als publiek. Kinderen spelen immers meer en wisselen spel en ernst met meer gemak af; aan de andere kant zijn kinderen minder bezig met zoeken naar het wezen van de tegenstelling. Fictie wordt ook gebruikt in tegenstelling tot waarheid. In deze tegenstelling wordt fictie met leugen vereenzelvigd, en wel in grote lijnen op twee manieren: in de zin van ‘niet echt’, niet werkelijk (zie boven), en als blijk van geringe achting voor het vermogen van fictie het ware leven weer te geven. Of dit gebrek aan waardering gerechtvaardigd is, hangt uiteraard niet alleen af van de fictie, maar ook van de opvattingen inzake ‘het ware leven’. Ondanks alle pogingen van geleerden en critici een soort autonomie van de literatuur af te kondigen, kan niet ontkend worden dat een belangrijke bestaansreden van literatuur ligt in het vermogen juist iets van de diepere zin, de waarheid, van het leven te tonen.
Er bestaan diverse → genres fictie. In verband met het bovenstaande kan het onderscheid tussen ‘realistische’ en ‘fantastische’ verhalen tot verwarring leiden, juist in de jeugdliteratuur. Beide genres zijn fictie; het onderscheid is, dat van het eerste genre verwacht wordt dat het vertelde ‘net echt’ is en van het tweede niet. Het eerste genre | |||||||
[pagina 2]
| |||||||
omvat uiteraard veel verhalen die niet geheel aan de verbeelding ontsproten zijn, maar ook bijvoorbeeld aan dagboeken, historische verslagen, journalistieke verslagen en dergelijke, nog afgezien van ervaringen van de auteur die direct tot ‘voorbeeld’ dienen. (Zie ook: Realisme.) Het tweede genre is naar verhouding in de jeugdliteratuur sterk vertegenwoordigd. Een mogelijke oorzaak is hierboven al genoemd: kinderen wisselen spel en ernst gemakkelijker af en aanvaarden fantastische vondsten van de verteller daardoor soepeler. Een tweede mogelijke oorzaak, vooral bij zeer jonge kinderen, is dat voor deze ‘lezers’ (luisteraars, kijkers) nog geen conventies inzake werkelijk en onwerkelijk gelden. De twee mogelijke oorzaken staan uiteraard met elkaar in verband. (Zie: Ontwikkelingspsychologie.) Andere oorzaken komen elders aan de orde (→ Geschiedenis van de jeugdliteratuur, → Fantasieverhaal).
Het herkennen van een verhaal als fictie is in hoge mate een zaak van conventies. Diverse signalen, meestal niet met opzet aangebracht, waarschuwen de lezer dat het vertelde fictie is, bijvoorbeeld - paradoxaal genoeg - het bekende begin ‘Er was eens...’. Aan heel jonge kinderen moet soms nadrukkelijk gezegd worden dat het verzonnen is, als geruststelling (!). Zo gaat het kind aan conventies deelnemen. Bij het ontbreken van deze signalen kan verwarring optreden; dit geldt voor alle leeftijden. | |||||||
BibliografieFictie en de meer wetenschappelijke term fictionaliteit komen in bijna ieder literatuurwetenschappelijk betoog en in veel opstellen van critici ter sprake. Een keuze:
Enkele opstellen van critici, die minder kennis van wetenschappelijke vaktaal veronderstellen, zijn:
Een artikel dat het fictionele karakter van jeugdliteratuur in het betoog betrekt, is:
Lexicon jeugdliteratuur |
|