Verhael-boecken van den cardinael Bentivoglio
(1648)–Roeland de Carpentier– Auteursrechtvrij
Van de staet van de Godts dienst in Yrlant.
| |
[pagina 283]
| |
Stoel, noch niet meer af-keer in tegendeel, door haer eygen ingevinge, van de Engelsche name. Waerom, hoe wel sy niet en kebben konnen ontgaen de hardigheyt, met de welcke sy gedwongen wierden, aen te nemen de heerschende ketterije van Engelandt, hebbense echter ten minsten altoos willen behouden de oude Godts-dienst, op die wijse, als de quaetwilligheyt van die tijden haer heeft toegelaten. Dat Eylant is dan Roomsch Catholijckx in 't gemeyn, gelijck ick geseyt hebbe. InGa naar margenoot+ de Steden alleenlijck, en voornamentlijck in die van de grootste koophandelinge, wert eenig deel van 't volck, gevonden besmet te zijn met de ketterije, maer nochtans in kleyn getal, ten aensien van de menigte der Rooms-gesinden, die binnen de selve plaetsen kan gestelt worden tegens de ketters: te landewaerts zijn voorts alle de inwoonders Rooms-gesint; hoe wel sy leven, voor het meeste deel, in groote onwetenheyt van Godts-dienst. Van de meest voornaemsteGa naar margenoot+ Edelen, soude men nauwelijcx daer drie ofte vier vinden, die ketters waren, en het selve, kan men seggen, van het middelbaer slach der Edelen van die gewesten. Zijnde dan soo groot in Yrlant het getal der Roomsgesinden, en soo groot oock haren yver voor het oude geloof, is het licht om doen | |
[pagina 284]
| |
geweest, dat onder haer altoos, haer onderhouden hebben een groote menigte van Wereltlijcke en van Gewijde Priesters, die het hebben konnen op-queecken. Dese laetste, zijn schier alle Franciscanen, van den Regel vande Observanten, en neffens haer, werden gevoegteenige Jesuwijten, en eenige andere Gewijde van d'ordre van St. Bernard, Ga naar margenoot+en van St. Dominicus. Maer die van St. Francois besonderlijk, zijnaltoos in groote eerbiedigheydt in Yrlant geweest; en veel Gewijde van die ordre in eenige oorden, gaen tegenwoordig in haer gewaet, en onderhouden noch het gebruyck van de Sangen, en van 't Koor, en de gedaente van een geset gebiet. Het getal voorts van de Wereltlijcke Priesters is seer groot; alhoewel in vele, om de waerheydt te seggen, men meerder bequaemheyt souden vereyschen, en grooter geleertheyt: zijnde de Geestelijcke ordren binnen Yrlant, aen eenige van die gene op-gedragen, die de behoorlijcke hoedanigheden niet en hadden. De beste zijn geweest die, die eerst op-gebracht Ga naar margenoot+zijn in de Voorteel-plaetsen van buyten, de welcke op-gericht zijn voor dese Natie in verscheyde orden: een, dat is hier in Vlaenderen, in de Hooge Schole van Douay, een in Vranckrijck, weynig tijts geleden in gestelt in de Stadt van Bourdeaux; een ander in Portu- | |
[pagina 285]
| |
gael, in de Stadt van Lissebon; en een ander in de Hooge School van Salamenca in Spaenjen. De Aerts-Bisdomraen van Yrlandt zijnGa naar margenoot+ vier; namentlijck dat van Armach, Dublin, Cashel, en dat van Tuemond; en acht entwintig Bisdommen, negen van de welcke behooren aen 't eerste Aerts-Bisdom; vier aen het tweede; negen aen 't derde, en ses aen 't vierde. Alle dese Aerts-BisdommenGa naar margenoot+ en Bisdommen, zijn in de macht der ketters. Van de Aerts-Bisdommen nochtans, hebbē hare benaminge verscheyde Rooms-gesinde Priesters: maer behalven die van Cashel, alle de andere benaemde Aerts-Bisschoppen, bevinden haer in desen tijdt buyten Yrlant, om verscheyde oorsaecken. In voege, dat schier 't gantsche GeestelijcksGa naar margenoot+ Wereltlijcke gebiet van Yrlant, staet onder de handen van verscheyde generale Vicarisen; die eensdeels van de Aerts-Bisschoppen tegenwoordig af wesende, zijn gestelt geweest in haer Aerts-Bisdommen, en aen een deel is de selve sorge opgedragen recht uyt van den Apostolijckschen Stoel, die den last heeft gegeven in verscheyde Bisdommen. En de Gewijden hebben oock op haer selfs eygen Overstanders. En dit is genoeg aengaende de saken, de welke moeste overwogen werden in materie van den Godsdienst binnen dese Rooms- | |
[pagina 286]
| |
gesinde, en kettersche Provincien van Nederlandt, en binnen de Koningrijcken van Ga naar margenoot+Engelant, Schotlant en Yrlant. Hier sal ick dan eynde maecken van dit mijn tegenwoordig Verhael. En ick sal het eyndigen met Gode te bidden, dat hy in dese Roomsch Catholijksche Provincien van Nederlant, sich wil beweerdigen t' onderhouden in eeuwicheyt, en in de kettersche te herstellen, en dat met den eersten, het oude geloof. Dat zijn beliefte zy, dat gevoelen van den Gods-dienst in te blasen aen de koning van Engelant, inde welcke dat leefden en stierven soo vele van sijn Rooms-gesinde voorsaten. Dat hy hem besonderlijk gelijckmatig wil maken aen de koninginne Marie sijn moeder, zijnde naderhant heerlijker geworden, om de verkregen kroone van martelaresse, als door die gene, de welcke sy als koninginne droeg. En dat hy op die voege, belijdenisse doende van de ware Godts-dienst, gesamentlijck met alle sijn volckeren, men dan mochte insgelijcks onder haer volkomentlijck herstelt sien den behoorlijcken dienst aen Gode, de voorige eere aen de Autaren, de oude genegentheyt voor de Kerck, en die eerbiedigheyt aen de Paus van Rome, opper-hooft van de selve, die hem soo lange eeuwen in voorige tijden altoos bewesen wiert in die Koningrijcken. |
|