Verhael-boecken van den cardinael Bentivoglio
(1648)–Roeland de Carpentier– Auteursrechtvrij
Van de staet van den Godts-dienst in Hollant, ende in de andere Provincien.
| |
[pagina 247]
| |
kroon van Spaenjen, waren Hollant en ZeelantGa naar margenoot+ ende de eerste oock die de oude Kercke verlieten. Wijders, ging de afvallinge haer verspreyden door andere Provincien, ende met eenen het voorbeelt, het welcke d'een d'andere wesen, om in alle het gebiet gelijckmatig te maecken. Sy volgden malkanderenGa naar margenoot+ besonderlijck na, om de ketterije te omhelsen, met het oogmerck, 't welck sy hadden van de Roomsch Catholijcksche Godts-dienst te bevechten, die van de Spaenjaerts aengehouden wiert, en om dies te meer, door die middel te bevestigen, hare af-sonderinge van die macht. In voegen, dat het gebiedt t'eenemael over de handt ging van de ketters, midts dat haer d'eeneGa naar margenoot+ Provincie met d'andere vereenigden. En 't gene dat eerst in 't begin, bestonden de Graefschappen van Hollant en Zeelant, hebben naderhandt oock gedaen de andere vijf Provincien, die van tijdt tot tijdt, haer met de selve verbonden hebben, en zijn geweest schier het gantsche Hertogdom van Gelderlandt, de Heerlijckheden van Uytrecht, Over-Yssel, Vrieslant, en van Groeningen. Dit zijn de seven Vereenigde Provincien, daer van ick meermaels gewach gemaeckt hebbe, in de boven verhaelde saecken. Nu sal ick verder gaen, en verhalen welck dat de staet is van de Roomsch Catholijcksche | |
[pagina 248]
| |
Godts-dienst binnen de selve Provincien; dunckende my nochtans noodich, dat ick voor af, kortelijck verthoone de staet van de ketterije, in de selve. Ga naar margenoot+De gesintheden zijn veel, aen de welcke de boven genoemde Provincien plaetse gegeven hebben; maer die evenwel van de Calvinisten, is de gesintheydt die in 't gemeyn heerst, en die het gebiedt in de handt heeft. Aen dese meer dan aen eenige andere, wilden haer de Vereenigde Provincien begeven, om datse voornamelijk opgehouden waren met de wapenen vande selve haer afvallinge, door middel van geduyrige Ga naar margenoot+hulpen van volck, met de Calvijnsche leere besmet, het welcke sy bekomen hadden van Vranckrijck en Engelant. En de Princen die van de zijde van Duytslant, hare af-vallinge gunste hadden toe-gedragen waren oock schier alle Calvijns-gesinden. De Vereenigde Provincien doende in deser voege, den Godts-dienst dienen aen de staet, naer wijse van de andere ketters, namen aen de gesintheyt van Calvijn over al, en wilden dat die alleenlijck de heersende oeffeninge soude hebben, en dat in tegendeel, t'eenemael onderdruckt soude blijven, voor soo veel als sy vermochten, de Roomsch Catholijkschen Godts-dienst, de welcke soo vele eeuwen lang alleen, en in gtoote ruste on- | |
[pagina 249]
| |
der haer hadde gebloeyt. De Calvijnsche leere heeft dan altoos geheerst, naer de afvallinge en heerst evenwel in tegenwoordigheyt onder 't volck van de Vereenigde Provincien. Insgelijcks veel Luythers-gesindenGa naar margenoot+ bevinden sich aldaer vermengelt, de welcke noch afspruytsels zijn vande gemeyne Zuntvloet van de Luythersche leere, die in 't begin, schier gantsch Duytslant, en de nabuyrige Landen overliep. Maer besonderlijck is het getal vande Weder-doopers seerGa naar margenoot+ groot; en daer is noch eenig overblijssel van de Davidionisten. Ga naar margenoot+De gesuyverde werden aldaer mede verdragen, de welcke de alder-suyverste enGa naar margenoot+ hardste Calvijns-gesinde zijn, de welcke niet en willen erkennen, eenige macht van de Borgerlijcke Magistraten over het gebiedt van haer kettersche Predicanten; en dit zijn schier alle Puriteynen uyt Engelant, die door de gelegentheyt van de koophandelinge, Hollant en de andere Vereenigde Provincien hanteeren. Dit zijn de gesintheden, van de welcke het volck in die gewesten besmet, ten aensien van de Godtsdienst leeft. Daer en werdt nochtans geen gemeyneGa naar margenoot+ oeffeninge toe-gestaen in de Steden, dan aen de Calvijns-gesinden, gelijck ick hier boven aengewesen hebbe, ofte men verwilligt | |
[pagina 250]
| |
niet, datter andere leere openbaerlijck in haer Scholen geleert wert, als dese van haer gesintheyt. Aen alle de andere, werdt de Ga naar margenoot+oeffeninge toegestaen in de besondere huysen; die evenwel konnen genomen werden als gemeyne, dewijle daer gepredickt wert in wijde plaetsen, en die alle toeloop konnen vaten. Het meeste getal van de ketters, gelijck ick geseyt hebbe, bestaet in de Calvijns gesinde, de welcke verspreyt zijn door alle de Ga naar margenoot+Provincien, en even staet in hare handen, het gebiet van yder der selve. De meeste menigte van de Weder-doopers, is in Vrieslant, en in de meeste Noorts gewesten van Hollant: en van de Davidisten, blijft insgelijcks besmet Vrieslant alleen. In de Stadt en Provincie van Groeningen, is de meeste deel overig gebleven van de Luythers-gesinde, woonende daer van oock eenig getal in Hollant, in de Stadt van Amsterdam, by gelegentheyt van de koophandelinge. De Engelsche Puriteynen zijn in Amsterdam schier alle om het selve insichte, ende insgelijcks houden haer eenige op, by gelegentheydt van de koop-handelinge, in de Stadt van Middelburg in Zeelant. Van alle zijden dan, en van alle kanten, mach men seggen, de Vereenigde Provincien werden de bassingen ende de huylingen gehoort, van soo | |
[pagina 251]
| |
vele van haer besmette gesintheden. En alhoewelGa naar margenoot+ tusschen d'een en d'andere, het onderscheyt seer groot is, als oock de verdeylinge, verbinden sy haer nochtans gesamentlijck seer licht, om altoos te versorgen alle schade aen de Roomsch Catholijcksche, by wijse als de wilde dieren, de welcke ter zijde gestelt hebbende de wreedtheden onder haer, gewoon zijn de selve eendrachtelijck te wenden tot den roof van de alderonnoselste. Nu sal ick handelen van de Roomf-gesindeGa naar margenoot+, met de meeste kortheyt. Daer zijn noch menigvuldige overblijfselen van, in de Vereenigde Provincien; alhoewel sy staegs door, de vervolgingen in 't werck gestelt hebben die sy tegens haer begonnen haddē. Maer sy en zijn niet geweest, nochte en zijn verre na niet soo gestreng, als in Engelandt, en in andere Landen, om dat de gedaente van haer gebiet, niet toe-gelaten heeft aen de voorsz. Provincien sulcken gestrengheyt in te voeren. En zijnde altoos soo seer besich geweest tusschen de uytheemsche wapenen, souden sy hebben konnen vresen eenige inlandtsche oproeringe, indien sy met al te groote hardigheydt, haer tegens de Roomsch-gesinden hadden gedragen, de welcke evenwel in groot getal, onder haer verblijven. Boven dat, haer gebiedt hou- | |
[pagina 252]
| |
dende vele van 't gene der Menigte, en schier een yder sich begevende tot de koophandelinge, soo is de gemeynschap altoos groot geweest van de Koopmanschappen, en van de maegschappen tusschen de ketteren, Ga naar margenoot+ en de Roomsch-gesinden. In voege, dat de verbintenisse van 't bloedt, vele vereenigt heeft in liefde, en de gelegentheydt van de koopmanschap, vele anderen in de voordeelen: ende door dese wegen, heeft de Roomsch Catholijckschen Godtsdienst, gevonden eenige verdragelijcke oogluyckinge in de verborgen oefseninge, en die schier gesloocken is, in de welcke het nootsaeckelijck is geweest in die gewesten, datse onderhouden wiert. De Roomsch Catholijcksche oefseninge is gantsch en gaer verborgen in de Vereenigde Provincien, gelijck ick geseyt hebbe, en is van noode die te genieten t'eenemael heymelijck, en steels-wijse. Ga naar margenoot+De meeste menigte van de Roomschgesinde, in die gewesten, is in Hollandt: en schier het grootste deel van het Borgerlijkste volck van die Provincie, houdt aen het oude geloof. Het geringste volckje is het meeste besmet; maer noch meer dat gedeelte van vremt volck, dat in 't begin van de afvallinge van Nederlant, uyt de Catholijcksche Provincien, vluchten in de Ver- | |
[pagina 253]
| |
eenigde Provincien, om te mogen opentlijck leven in de ketternije. In het StichtGa naar margenoot+ van Uytrecht, en besonderlijck in de Stadt selve van Uytrecht, is noch overig een groot getal van Roomsch-gesinden, als insgelijcx in de Provincie van Gelderlant, en in de Provincie en Stadt van Groeningen. Vele zijnder oock overig gebleven in Over-Yssel, en in Vrieslandt, maer seer weynig in Zeelandt;Ga naar margenoot+ zijnde daer de swarigheden en gevaeren van de Roomsch Catholijcksche grooter dan in eenige andere van de boven-genoemde Provincien. In alle bloeyde inGa naar margenoot+ voorige tijden, een besondere eerbiedigheyt voor den Goddelijcken yver, en de heylige saecken. Groot was over al het getal van de Kercken, en van de Cloosters, en overgroot in 't gemeyn de Godtvruchtigheydt van het volck. De aen-gebooren eenvoudigheyt van hare gewoonten, wierde insgelijcks verselt met een seer suyvere oprechtigheyt van Godts-dienst; oock de Jonck-vrouwen waren uytermate en besonderlijck genegen tot het Clooster-leven. In de nieuwe stichtinge van de BisdommenGa naar margenoot+ van Nederlandt, wierden op-gericht binnen de Vereenigde Provincien, dese navolgende, gelijck ick geseyt hebbe in het voorgaende Hooft-stuck: Nim wegen in Gelderlant: Haerlem in Hollant: Middelburg in | |
[pagina 254]
| |
Zeelant; Deventer in Over-Yssel; Leeuwaerden in Vrieslant; en Groeninge in de Provincie van de selve name; en het Bisdom van Uytrecht, 't geen seer oudt was, wierdt opgericht tot een Aerts-Bisdom. Als nu is dit Aerts-Bisdom, en alle andere boven-genoemde Bisdommen afgeschaft, Ga naar margenoot+en haer inkomen, gesamentlijck met die van alle de andere voorleden goederen van de Kerck, zijn van de ketters aengetast, ende gebracht onder de gemeyne middelen. Alleenlijck isser maer een gedeelte van aengeleyt, om haer kettersche Dienaers te onderhouden, en oock een seker getal van jonge lieden, de welcke schier yder Stadt, en lant van alle de Provincien pleeg aen te houden, op de Studien in de Ga naar margenoot+Hooge Schole van Leyden in Hollant. Van de eygen Aelmissen dan, van de Roomsch-gesinden in de Vereenigde Provincien, en met de gelegentheyt die 'er van buyten kan toe-gevoert werden, ist van Ga naar margenoot+nooden, dat haer onderhouden de Wereltlijcke Priesters, en de andere Gods-dienstige persoonen, die haer in die gewesten bevinden. De Wereltlijcke Priesters zijn in groot getal, maer de Gewijde zijn weynig: De Wereltlijcke Priesters doen dienst van de Parochie Pastooren by de Rooms-gesinden inde steden en plaetsē, daer sy plegen te | |
[pagina 255]
| |
woonen. Het grootste gedeelte van haer, gelijk oock vande religieusen, pleegt haer te onthouden in Hollant, het getal der Rooms-gesinde zijnde groot in die Provincie, gelijck hier boven aengewesen is, oock gemeyner de koophandelinge, alsoo oock het volck in de selve alleen, als in de andere ses vervoegde gesamentlijck. Naer Hollant, en heeft niet een van de andere Vereenigde Provincien, grooter getal van Roomsch-gesinde, en van Priesters, als die van Uytrecht, om dat het over lange jaren geweest is een stadt van Geestelijcke heerschappije, en, om dat sy een volck gehadt heeft, het welck boven maten genegen was tot de Roomsch Catholijcksche Gods-dienst, ende in goet gedeelte oock toegeneygt tot de geheyligde saecken. In de andere Provincien, werden weynige Priesters onderhouden; eensdeels om dat haer getal niet genoeg en is voor alle; en eensdeels om dat in de andere, gestrenger gehandelt werdt tegens haer, dan men doet in Hollant en in Uytrecht. Maer in Zeelandt besonderlijck, en derftGa naar margenoot+ niemant gemeynelijcke wooninge houden; werdende in die Provincie, meer dan in eenige andere, met grooter bitterheydt gepleegt de vervolginge tegens de Geestelijcke persoonen; beneffens dat daer wey- | |
[pagina 256]
| |
nig getal is van Roomsch-gesinde. Alle de Priesters staen onder het gebiet Ga naar margenoot+van eenen Apostolijkschen Vicaris, die dese voorgaende jaren ingevoert wiert, met onderplichting aen den Apostolijksche Gesant van Nederlant; en aen hem wiert oock gegeven de benaminge van Philippischen Aerts-Bisschop, om grooter ontsach, ende om dat hy soude mogen doen den dienste van een gewoonelijcke in die Provincien. Daeromme doet hy by wijlen eenige reysen, oeffenende sijn ampt in dier voege, als hem toegestaen is. Maer de vaste woon-plaetse Ga naar margenoot+van den tegenwoordigen Vicaris, is binnen ceulen, alwaer door sijn middel besonderlijck, gesticht is met seer groote vrucht, een Voorteel-plaetse, van het meestendeel Hollantsche voester-kinderen. Dese Voorteel plaetse werdt voornamentlijck opgehouden door de aelmissen vande Roomsch-gesinde van Hollant, en van de andere Vereenigde Provincien: ende de Voesterlingen zijn in het selve uyt om te bekomen de leeringe van de Godtvruchtigheyt, en van de vrije konsten. Van daer werden sy gesonden, om de Godtheydt te leeren in de Hooge Schole van Leuven, en werden van tijt tot tijt gesonden in die Provincien, om het lant te stichten met het Catholijcksche geloove in die gewesten. De Geestelijcke | |
[pagina 257]
| |
hebben voorts hare eygen hoofden, van de welcke sy bestaen. Tusschen de Wereltlijcke Priesteren, enGa naar margenoot+ de Gewijde, zijn meenigmael verscheyde geschillen en tweedracht ontstaen. De Priesteren hebben noyt soo geerne gesien, als sy wel behoorden, dat de Gewijde neffens haer quamen; ende hebben daer over op verscheyde tijden klachtig gevallen, dat sy haer te veel aen-namen in de verrichtinge van de Geestelijcke saecken; gelijck als in tegendeel de Gewijde, dat haer verscheyde tegen-spreeckinge gedaen wierden van de Priesteren. Waeromme, om deseGa naar margenoot+ en diergelijcke oorsaecken, de eene en de andere by wijlen oneens zijn geweest. Maer sy leven tegenwoordiglijck in eendrachte te samen, zijnde op goede voet de voorgaende verschillen onder haer by geleydt, door welcker middel, somwijlen de Ketters grooter strijdt gevoert hebben tegens onse saecke, als met de wapenen van haer eygen vyandtlijcke gesintheden. De ketterije heerst dan in de Vereenigde Provincien in sulcker voege, als aengewesen is: ende deGa naar margenoot+ Roomsch Catholijckschen Godts-dienst, sucht binnen de selve in tegendeel onder een swaer jock. Maer dese suchten, ende jammerlijcke onderdruckingen van de Rooms gesinden, sullen noch eens voort- | |
[pagina 258]
| |
aen komen op te houden door Godes genade. Om dat men eyndelijck in alle eeuwen, als dan de waere Kerck haer hooft meest heeft sien ophouden, wanneer de vyanden het meeste getracht hebben van haer te verdrucken: en in tegendeel heeft men gesien, dat alle monster van ketterije te neder gestort is in sijn eygen vergift, naer dat het voleynt hadde het selve uyt te braken. |
|