Lelu! Lelu! Het lied der vervreemding
(1984)–Edgar Cairo– Auteursrechtelijk beschermd[p. 570] | |
Orale verzen 9Een verhaal binnen een verhaal, met nogeens een verhaal daarbinnen. Het hoofdverhaal handelt over een bijeenkomst (het vertelde) waarop iemand een odo-verhaal (een parabel) zit te vertellen. Het grote verhaal (dus zeg maar, het hoofdstuk van het boek waarin het hoofdverhaal staat) gaat over de betrokkene. Eenmaal op een bijeenkomst vertelt hij nu zijn eigen, kleine parabel. (Inbedding, zoals in dit geval, is een van de hoofdmiddelen waarvan de orale systematiek gretig gebruik maakt. Immers een verhaal in een verhaal, betekent een dubbelverhaal.) Het kleine verhaal, de ingebedde story, gaat over twee machtige heren: Schorpioen en Duizendpoot. Als derde, verbindende, element geldt niet alleen hun machtsstrijd, maar de onderdrukten zelf, de kleine insekten uit het tropische kakhuisje (kumakoisi: kumak-oisi: gemak-huisje) waar het kleine drama zich afspeelt. Wat een rijk om erover te heersen! Het eerst was er ‘demokrasie’ van alle w.c.-beesten. Toen kwam Schorpioen (Kruktutere) en werd diktator van het rijk der scheten. Dat duurde tot de grote opponent kwam opdagen: Duizendpoot, ook giftig, en even machtig als Scorpio! Op een goeie dag moet de tweestrijd worden beslecht. Het verhaal wordt door de verteller sappig onderbroken, precies waar in z'n scharnieren als het ware, de episoden eindigen en beginnen. Op deze ‘gewrichtspunten’ klinkt het onderbrekingslied, met variaties: | |
lied van de vertellerDawe kunkun! Kreduwa!
Dawe kunkun! Kreduwa!
| |
[p. 571] | |
Haast onmogelijk dit te vertalen, maar het komt inhoudelijk zo ongeveer neer op: Hoort over het rijk der scheten!
Hoort over het kakkerijk!
Van de luizen tot de neten
onderdrukt! Maar wat is beter:
tyrannie of 't eigen slijk?
Dan verheft zich Vriend Lusumbe, de machtige Duizendpoot. Beveelt de kleintjes, eerst onderdrukte onderdanen, nu goed voor zíj́n ‘defensie’, hem bij te staan. Hij zingt een z.g. odo, een liedtekst vol niet mis te verstane toespeling die, hoe dubbelzinnig ook, slechts voor één uitleg vatbaar is. (Het zich indirekt tot anderen wenden is een wezenlijk onderdeel van de orale traditie. Wat dat betreft zijn dezelfde verschijnselen nog te vinden in delen van West-Afrika. Sterke overeenkomst ook tussen kreools-orale muziek van Suriname en Westafrikaanse. De overeenkomsten zijn frappant.) Naast de indirekte kommunikatie via de tekst hoort de zang volgens de oorspronkelijke traditie naar de maatstaven der westerse muziek op een of andere wijze ‘vals’ te zijn, hetgeen niet betekent dat men geen zuivere noten zou kunnen produceren. Men heeft daar gewoon muziek met andere principes dan die van het Westen. Het is duidelijk anders dan de muziek zoals we die kennen in het gangbare twaalftonige stelsel. En indien dat zo zou zijn, dan bouwt men de muziek op een andere wijze op, met a.h.w. twee beweeglijke tooncentra. De variatie is dan ook essentieel voor de orale muziek: geen enkel stuk mág of kán herhaald worden zonder variatie. Dat komt ten eerste omdat het niet gaat om bladmuziek waarvan de noten eksakt reproduceerbaar zijn. (Zelfs | |
[p. 572] | |
dit laatste is reeds een ideaal.) Ten tweede móet men variëren omdat het hoofdkenmerk van die muziek juist is: de binaire varianten. Wie enkele behartenswaardige dingen over de kreools-orale, ‘etnische’ muziek van Suriname wil lezen, moet de eerder geciteerde bijdrage van Dr. Kolinski doornemen. (Appendix I, noot 5) Zang en dans vormen één geheel, ook in hun konstruktieen opvoeringsprincipe(s), waarbij men niet gericht is op ‘hogeschoolzuivere zang’ zoals in opera's e.d. (Al hebben die hun eigen achtbare waarden.) | |
[p. 573] | |
lied van Vrind SchorpioenMijn skepter voor twee vuisten!
O, mijn skepter voor de grootste knuist!
Wie was er ook weer die zei: 'k ben nietig?
Nietig of machteloos is er geen één
onder u, vrinden!
Want samen zijn jullie het leger
dat mij de vijand zal verslaan,
o, jullie kleintjes, nietig niet!
Twee zetels zijn voor mij één troon,
die ene troon waarop ík zetelen wil!
Weg met de opponent! Weg met zijn macht!
Er is er één die koning is,
en dat ben ik!
Ik, met de magie van mijn macht!
Uit: MENEER KODOQIUS, 1978
Ah! Ontzetting! Iedereen houdt zich koest. Men vreest de ‘tegenheerser’. (Een gevolg van het systeem is dat de twee hoofdpersonages - protagonist en antagonist - altijd t.o.v. elkaar inwisselbaar zijn.) Zelfde zelfde avond nog, geeft Lusumbe, die duizendpoot, een feest als reaktie. Hij verplicht de onderdanen deel te nemen aan deze banja-dans. Luis, Salamandertje, alle inwoners van het rijk der scheten treden aan. Als het feest z'n toppunt bereikt, laat Duizendpoot van zich horen. Hij | |
[p. 574] | |
zingt hetzelfde lied, met enige variatie. Dat geldt immers ook voor zijn tegenstander. Hoe te doen? Het feest wordt met spoed opgebroken! Het is menens nu de beurt ook aan de tegenstander is geweest. Men vlucht met allerhande ekskuses, verstopt zich! Als derde, persoonlijk, element (de algemene derde faktor zijn de kleintjes) ‘doorsnijdt’ Vrind Kakkerlak de twist. Hij is de geboren schooier, hij die aan de voet van de maatschappij leeft (letterlijk in de kak) en die bovendien absoluut niets heeft te verliezen en daardoor onkwetsbaar is. Hij beslecht de strijd door vanuit zijn schuilplaats onder het veilige houten deksel van de beerput (hoe proletarisch!) te roepen: | |
[p. 575] | |
Het lied van Vrind KakkerlakWie veel reist, die veel ziet!
O vrienden, wat 'n wereld toch!
Aanschouw 't gebeuren met je volste ogen!
Zo kan men nooit onwetendheid betreuren.
Wat waren wij ook weer? De machtelozen? Nietig?
Wiens stem was het die men daar hoort?
De vorst? De onderkoning? 't Opperhoofd?
Hij nadert welhaast ons, in zijn afdaling!
De Heer verwaardigt zich bijna tot lid
van 't poepjeswroetersgilde! Oh wat!
Weet dat wie van die beiden ook ons maant,
beveelt of anderszins gebiedt:
't is kiezen of delen!
't Is deel maar, of kies!
Hij is als één der onderdrukkers
altijd wel te zien gelijk de strengste
ouderparen:
't kind kan alleen gehoorzaam zijn
(haha, dénkt ouderlief!).
Maar ík weet beter vanuit al mijn kak:
geef aan die beide heren schoon de zak!
Uit: MENEER KODOQIUS, 1978
En o, 't begin van het herstel der demokratie kan beginnen, dankzij 't kakkebekje! De machtigen machteloos, inderdaad, buiten de wil van 't volkje. Merk op dat in het | |
[p. 576] | |
lied van Kakkerlak het tussenwerpsel lelu! voorkomt. De eerste keer is dat lelu! lelu! en de tweede keer wordt er gevarieerd door te zeggen lelu! leluwa! Zelfs dit ‘dubbellichamige’ tussenwerpsel ook weer op twee manieren binnen één tekst gebruikt: met en zonder variatie. |
|