Lelu! Lelu! Het lied der vervreemding
(1984)–Edgar Cairo– Auteursrechtelijk beschermd[p. 180] | |
Kumaru na wan fisi, a e djompo den watra fu sula pasa den libaston, suku en pasi. Wan libisma nanga en kra de trafasi. A no kan djompo psa ala den hebi san e miti en soleki fa a ben sa wani.
singi | |
[p. 181] | |
Aan alle displaced persons, aan hen die geen vrede hebben met hun omgeving.
Volgens de Winti-godsdienst is een mens ‘het Paard der Goden’. Men raakt immers bezeten van goden en geesten uit een innerlijk dan wel extern universum. Door kulturele en/of persoonlijke vervreemding kan men het kontakt met z'n winti, goden/geesten, kwijtraken en ‘zielloos’ worden: de verloren (geestes)identiteit. | |
• Het lied der vervreemdingIn stille zang ben ik geen mens.
In stille zang draag ik geen ziel.
De dood ontspringt geen levend wezen.
Al wie de aardse schoot ontviel
zal anders keren dan hij ooit verschenen is.
O vis die het water wending weet te geven,
al dwingend de rivier
de weg der vissen stromend te begaan!
O mens, gebonden aan het zieleleven!
Ik ben een ruiter zonder paard.
Ik ben het paard dat onbereden
de weide niet meer draven ziet.
O, dat het anker van mijn lot
wordt opgeheven!
Uit: MAGIE, 1975
(Zie Appendix II, noot 3) |
|