mede te gaan.
- Daar is 't wijf van den roetbak, zei Lamme.
- Mogelijk, maar dat komt omdat ge dien Uilenspiegel boven mij verkiest... Dat maakt mij razend, Lamme!
- Als ge maar niet bijt...
- Dat zou ik ook al doen!... Lamme, ik laat u niet meer los... Steek niet in uwen kop dat ge mij weer zult verlaten, Lamme Goedzak!... Driemaal zijt ge er reeds uitgepijld, maar dat lapt ge mij geene vierde maal!...
Goedzak begon te lachen.
- Als ge zoo rood van gramschap vóór me staat, lief kind, dan zie ik u weer doodgaarne, sprak hij. Dan zijt ge eens zoo schoon.
Hij greep haar met beide handen bij de armen en gaf haar een paar flinke zoenen op de wangen.
- Wat zou ik nu anders van plan zijn, vervolgde hij... Samen zullen wij de wijde wereld ingaan, zooals het man en vrouw past en werken om aan den kost te komen... Lief en leed zullen we deelen... En zooals God den dag maakt, zullen we er door bollen...
De woede van vrouw Goedzak veranderde plots in weemoed, en tranen liepen over haar gelaat.
- Ge zijt toch een brave vent, snikte ze... Ik beloof u, nooit meer tegen u op te staan, u geen boos woord meer toe te spreken... Maar, gij moet mij ook iets beloven.
- Zeg op, zei Lamme. Op dit oogenblik zal ik u al beloven wat ge maar wenschen kunt.
- Zijt ge nog veel in gezelschap van dien Tijl Uilenspiegel?
- Altijd... Hij is mijn boezemvriend, hij is mij een broeder... Hij...
- Zwijg maar, ik weet het, en toch moet ge plechtig zweren, dat ge hem niet meer zult terugzien.
- Zijt ge gek geworden!
- Ik wil het!
- Tijl niet meer terugzien!... Neen, vraag me al wat ge nog kunt uitdenken, maar dat niet!... Tijl verlaten!... Tijl!
De vrouw ging naar de deur.
- Wat gaat ge doen? kreet Lamme, die weer de oude liefde in hem voelde, zoo krachtig als hij ze nooit had gekend.
- Ik verlaat u... voor altijd.
Goedzak sprong op haar toe en duwde haar terug in het vertrek.