Tijl Uilenspiegel in Vlaanderen
(1904)–Jan Bruylants Jz.– Auteursrecht onbekendXVI. Hoe Uilenspiegel voor Dargonne als advokaat optrad.Zooals de lezers het reeds zullen geraden hebben, had Uilenspiegel met zijn gezin terug bij Pot, in den kelder tegen het Vleeschhuis, een onderkomen gevonden, waar zij allen in de grootste onrust wachtten op het verschijnen van Lamme, die echter niet kwam. Een paar dagen na het voorval op het feest der Rede, kwam Pot in den kelder vergezeld van een vrouw, met roodgeweende oogen en een smartvollen trek om den mond. Men kon dadelijk bemerken, dat die vrouw veel had geleden. - Hier is nog een slachtoffer van de Fransche verlossers, zei Pot. Neem plaats, moederken, en vertel eens wat er gebeurd is. De vrouw zonk op den stoel, dien Pot haar toeschoof en barstte in snikken uit. - Kom, niet weenen, sprak Pot. Zeg eens al wat ge weet en misschien zal mijn vriend raad kunnen geven. Wees kalm en vertel. De vrouw droogde hare tranen en met nu en dan een snik tusschen de woorden, verhaalde zij: - Als de Sansculotten terug te Antwerpen zijn gekomen, was iedereen dood van schrik en bijzonderlijk de Engelschen, die nog in de stad woonden, kregen het kiekenvleesch als ze slechts het woord ‘Sansculot’ hoorden uitspreken. Al de Engelschen zijn dan ook gevlucht bij de tweede intrede van het Fransch gespuis... De vrouw keek angstig het vertrek rond. - 'k Mag dat hier toch wel zeggen. - Ge moogt op de Franschen schelden als de duivel op zijne moêr, zei Pot. Zelfs onder den grond hebben ze hier in | |
[pagina 340]
| |
de stad niets dan vijanden. - Al de Engelschen zijn dan gevlucht, vervolgde de vrouw, mijn man die wever is van beroep, heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt om eene partij linnen zakken en broeken voor eenen spotprijs aan te koopen, op de Vrijdagmarkt. De Franschen zijn dat te weet gekomen. Een avond is een bende in ons huis gedrongen en na alles doorzocht te hebben, zijn ze met al het linnen heengegaan en ze hebben mijnen man medegenomen, om hem in de gevangenis op te sluiten. Ze beweren - en hier ontsprongen opnieuw tranen aan de oogen der vrouw - dat mijn man het linnen gestolen heeft! Wij hebben bewezen dat het eerlijk gekocht is geworden, maar niets heeft geholpen en Dargonne heeft zelfs gezegd, dat ik niets beter ben dan mijn echtgenoot en hij van plan was mij te doen aanhouden als medeplichtige. Ik heb vier kinderen, arme bloeikens, die bijna geen eten meer hebben, nu hun vader in de gevangenis zit, en, wat ik ook in het werk stel, ik bekom nergens gehoor, des te meer dat geen enkel van al de overheden Vlaamsch verstaat. - Ge zijt bij Dargonne geweest? vroeg Tijl. - Verscheidene malen. - Hij heeft u niet aanhoord? - Ja, maar zooals ik u gezegd heb, heeft hij mij met gevangenisstraf bedreigd, indien ik het nog waagde de invrijheidstelling van mijn echtgenoot te eischen. - Uw man is door het gerecht veroordeeld? - Ja, heer, en zonder zich te kunnen verdedigen, want hij kent geen woord Fransch en al de rechters begrepen geen lettergreep Vlaamsch, zelfs de getuigen, die hij heeft opgeroepen om zijne onschuld te bewijzen, konden niets voor hem doen, want zijlie kenden evenmin Fransch! - Dargonne kan iets voor u doen. We zullen samen tot bij hem gaan. De moeder keek Tijl met angst in de blikken aan. - Gaat gij, bij klaren dag, u in de stad laten zien! kreet zij. Ze zullen u gevangen nemen, jongen! - Dan doen ze dat maar, antwoordde Uilenspiegel. Er is een onrecht aan te klagen en eene arme moeder met vier kindertjes te beschermen, moeder, en ik mag dus niet aarzelen. Wat moet ik doen, Nele? | |
[pagina 341]
| |
- Ga, Tijl, en dat God u geleide. Uilenspiegel omhelsde moeder en gade - misschien voor de laatste maal - en begaf zich met de vrouw naar het stadhuis. Onderweg ondervroeg hij zijne gezellin en deed zich door haar alle noodige inlichtingen geven. Zóó was Tijl, waar het gold tegen het onrecht op te treden. Hij aarzelde geen stond, zijn besluit was dadelijk in dergelijk geval gereed en eens zoover kon niets hem nog weerhouden. Op het stadhuis gekomen vroeg hij Dargonne te mogen spreken. Dat ging echter niet gemakkelijk. De Fransche dictator der Scheldestad was niet voor iedereen te zien. Nadat Uilenspiegel echter zijn naam had opgegeven, met den titel ‘kunstschilder te Oolen’, kwam Dargonne zelf de deur van zijn kabinet openen en kreet, toen hij Tijl vóór zich zag: - Gij hier! Uilenspiegel trad binnen, na de vrouw teeken te hebben gedaan hem te volgen. Dargonne kon van zijne verbazing moeilijk bekomen. - Gij hier! kreet hij opnieuw. Durft gij zulks wagen, na hetgeen er in den tempel der Rede gebeurd is! Tijl was uiterst kalm. - Neem plaats, sprak hij, en ik zal u verklaren, waarom ik hier kom. Ga zitten, moederken. Dargonne bemerkte nu de vrouw, die Uilenspiegel vergezelde. - Ge komt toch niet hier voor de zaak Calegaert? - Toch wel! - Maar, ik kan u zelf in de gevangenis doen opsluiten! - Ik weet het, maar dat zou u thans zoodanig gemakkelijk vallen, dat gij het niet doen zult. Welke verdienste zou daar nu aan zijn? Daarenboven, ge moet mijn persoon als onschendbaar beschouwen, want ik kom hier als advokaat, en, daarbij doe ik beroep op den makker, met wien ik te Oolen de portretten van den schout en zijne dochters op den muur zijner schuur heb geschilderd. - 't Is wel, zei Dargonne, die zich niet gaarne in deze herinneringen verdiepte, nu hij de meester eener stad was. Het avontuurtje te Oolen kon nu juist niet dienen om zijn gezag iets bij te zetten, wel integendeel. | |
[pagina 342]
| |
Dargonne sprong op. (Blz. 342)
- Mag ik spreken? vroeg Tijl. - Wat verlangt ge? - Recht voor deze vrouw. - De rechtbank heeft haar man veroordeeld. - Onschuldig. - Daarover hebben wij niet te beslissen. - Ik wil u dat toegeven, alhoewel het onrechtvaardig is iemand te oordeelen en te veroordeelen in eene taal, die hij niet eens begrijpt. Maar, ik wil zelfs van het standpunt uitgaan, dat Calegaert schuldig is aan de feiten die hem worden ten laste gelegd. Indien dat zoo ware, dan zoudt gijlie nog niet het recht hebben hem te veroordeelen en gevangen te houden! - Dat is onzin; dat is eene verdediging die toch voor geene rechtbank steek zou houden. - Voor eene rechtbank van eerlijke lieden, neen; maar, voor eene rechtbank als de uwe, uit Fransche Sansculotten en Antwerpsch janhagel samengesteld, ja! Dargonne sprong op, alsof hij den beet eener slang voelde. - Wat wilt ge daarmeê beduiden? - Dat ge den wever Calegaert niet moogt beschuldigen van diefstal, nadat ge zelf zijn geheel huis hebt ledig gestolen! | |
[pagina 343]
| |
- Wie heeft dat gedaan? - Uwe soldaten, uwe trawanten, als ze den wever hebben aangehouden. - Wie zegt dat? - Ge hoort het: ik! - Dat is gelogen! Dargonne was woedend. Tijl wendde zich kalm tot de vrouw, die met verbazing en angst dit tooneeltje volgde en sprak: - Wat heeft men geroofd, als men bij u is binnen gevallen, om het lijnwaad in beslag te nemen. Spreek, burger Dargonne laat het u toe. Niet waar, Oolsche vriend? De Fransche dansmeester knikte bevestigend. Met bevende stem zei moeder Calegaert: - Een diamanten kruis met drievoudigen ketting, een gouden kruis, twee paar kousbandsloten, een paar schoengespen, een met zilver beslagen snuifdoos, een met steentjes versierden zilveren ring, twee paar vrouwenschoenen... - Genoeg! riep Dargonne. - Dat zouden de Sansculotten moeten zeggen hebben, sprak Tijl, als ze dat alles genomen hadden, maar ge weet zoo goed als ik dat ze nooit verzadigd zijn, die kerels, en ze hebben niet gezegd ‘genoeg’, maar voortgestolen. Vervolg, moederken. Er was iets in den toon van Uilenspiegel dat geen tegenspraak scheen te dulden, dat Dargonne om zoo te zeggen onder den invloed van onzen held bracht. De Franschman was boos op zichzelf. Hij had reeds meer dan eens naar de schel gegrepen, om Tijl te doen in hechtenis nemen, maar telkens bleef zijne hand machteloos, alsof eene bovennatuurlijke kracht ze met lamheid sloeg. - Vervolg, moederken, herhaalde Tijl. En de vrouw ging voort: - Twee paar vrouwenschoenen, twee witte gebloemde vesten, twee linnen zakdoeken, een zijden doek, drie broeken, een stuk stof voor een vest, elf hemden, drie paar besta beddenlakens, zeventig boeken, zeven gulden in klinkende munt, vier kiekens en een haan.Ga naar voetnoot(1) - De meulbels waren wellicht te zwaar om mede te nemen, voegde Uilenspiegel er bij, want de lieve jongens zouden | |
[pagina 344]
| |
anders niets laten liggen hebben, dan den grond waarop Calegaerts woning staat. - Hebt ge de waarheid gesproken, vrouw? - Ja, burger, niets dan de waarheid. - Ik zal alles doen onderzoeken en de schuldigen zullen streng gestraft worden. - En mijn echtgenoot? - Zoo mogelijk zullen wij zijn proces herzien. Ik zal de zaak zelf in handen nemen. - Heb dank, burger, stamelde de vrouw. En zich tot Uilenspiegel wendende: - Hoe zal ik het u ooit kunnen vergelden... Tijl vatte haar bij den arm en leidde haar naar den uitgang van Dargonne's kabinet. - Vlamingen moeten elkaar helpen, fluisterde hij, als ze tegenover Fransche ratten staan. Ga in vrede: ik geloof dat men nu iets voor u zal doen. Hij wendde zich tot Dargonne en sprak: - Tot ziens, burger. Tijl wilde zich achter vrouw Calegaert verwijderen, doch Dargonne riep hem terug: - Gij speelt een gevaarlijk spel, zegde de Fransche afgevaardigde. Indien ik u moest doen gevangen nemen, zou men u tot den kogel veroordeelen. - Ik weet het. - Ik zal het niet doen, alhoewel gij het tienvoudig verdiend hebt, maar ge moet me beloven dat ge de stad onmiddellijk zult verlaten, na mij de schuilplaats te hebben aangewezen van uw makker, die schandaal verwekt heeft in den tempel der Rede en de godin op de vlucht heeft gedreven. - Anders geene voorwaarden? - Neen. - Dan zal ik u antwoorden. Zoolang de Franschen hier heer en meester spelen, de burgers uitzuigen en van Antwerpen eene melkkoe maken voor Fransche dorstlijders, blijf ik hier, om waar het noodig is voor de lieve Scheldestad en hare Vlaamsche burgers den kogel te trotseeren en hunnen moed op te wekken. Ik wil getuige zijn van den opstand des volks tegen de Fransche dwingelandij en ik wil mede helpen om den laatsten Franschman, mijn vriend Dargonne inbegrepen, door de Kipdorppoort naar zijn land te jagen! - Die woorden, Tijl... - Zal ik duur bekoopen. Ik weet het! Ik vind dat ge | |
[pagina 345]
| |
me voor dien prijs kunt laten uitspreken. Gij doet hier, zooals wij samen te Oolen bij den schout hebben gedaan. Gij schrijft ‘Egalité’, ‘Liberté’, ‘Fraternité’, op de muren en ge wilt de menschen wijsmaken dat de vuile vlekken onder die woorden, gelijkheid, vrijheid en broederlijkheid verbeelden! - Genoeg! En Dargonne was gereed om de schel te doen weerklinken. - Een paar woorden nog. Gij steldet me daareven als voorwaarde voor mijn vrijheid, dat ik de schuilplaats van Lamme Goedzak zou bekend maken. Ik ken ze niet, maar in tegenovergesteld geval zou ik voor niets ter wereld mijn vriend verraden. En, weet ge waarom? - Neen. - Omdat ik geen Franschman ben! Een kreet van woede ontsnapte aan Dargonne's keel. De schel klonk tweemaal. De deur van het kabinet werd geopend en twee nationale gendarmen verschenen. - Neemt dien man gevangen. Uilenspiegel wendde zich tot de twee soldaten, die op hem toetraden en hem bij de armen vastgrepen. - Tot ziens, Pierre Gautier, zei Tijl en plotseling zijne beenen over zijn hoofd wippend, zoodat hij met zijn lichaam een moleken maakte, wrong hij zijne armen uit de handen der gendarmen los, kwam achter hen terug op zijne voeten terecht en wipte de deur uit en de trap van het stadhuis af. Buiten adem, maar niet door zijne achtervolgers ingehaald, kwam Uilenspiegel in den kelder van Pot terug. - Ik geloof niet dat mijn bezoek bij Dargonne veel nut zal afwerpen en moeder Calegaert ten goede zal komen, maar ik heb het genoegen gehad Dargonne eens flink op het stadhuis, in zijn aangezicht de waarheid te zeggen. Dat zal wis de eerste maal zijn, dat hem zulks gebeurt. En 't zal geen kwaad doen!Ga naar voetnoot(1) |
|