- Ze zoekt me wellicht, om mij opnieuw voor haar te doen werken.
- Zij heeft dat al twistende gezegd, beste jongen. Woedende woorden zijn niet altijd gemeend.
- Zij hebben mij het hart doorstoken.
- Gij bemint haar niet meer?
- Toch wel.
- Gij hebt haar niet teruggezien?
- Neen.
- Als ge haar ontmoet, zal alles weer als vroeger zijn.
- Daar vrees ik voor, en daarom tracht ik die ontmoeting onmogelijk te maken. Telkens ik verneem dat ze mij op de hielen zit, neem ik de vlucht. Ik dool als een wandelende jood.
- Dat is niet fraai van u.
- Het is best mogelijk, maar, als ik een besluit genomen heb, kom ik er niet op terug. Nu uwe lotgevallen, Tijl?... Nog een pot, en ge kunt beginnen.
Uilenspiegel verhaalde al wat hem wedervaren was sinds hij de Schelde had overgestoken.
Dat Lamme bij het hooren van Tijl's guitenstreken veel vermaak vond, hoeft niet gezegd.
Als Tijl's verhaal ten einde was, sprak Lamme:
- En nu zijn we weer bij malkaar, zooals wij elkander den eersten keer in 't bosch ontmoet hebben, met dit verschil, dat we beiden eene goed bespekte beurs bezitten!... We blijven bij malkander, niet waar?
- Ge weet, Lamme, dat ik van u houd als van een broeder.
- Wat zijt ge van plan te doen?
- Te zoeken, wijd en zijd, tot ik moeder en Nele teruggevonden heb, al moest ik maar het einde der wereld reizen.
- Ik vergezel u, indien gij het mij toelaat?
- Is dat nu eene vraag, Lamme?
- Ik ga met u... Terwijl gij uwe moeder en uwe beminde zoekt, ontvlucht ik mijne vrouw... De wereld is een zonderling schouwtooneel!... Op uwe gezondheid, Tijl!...