- Tijl, jongen, ge zijt al te nauwgezet.
- Goede meesters maken goede knechten!
- Zorg voor mijn ontbijt.
- Zeker, heer rector.
De meester nam in de eetkamer aan tafel plaats, maar het ontbijt kwam niet. Hij schelde tweemaal. Tijl verscheen oogenblikkelijk.
- En mijn ontbijt?
- Te zeven uur, heer rector, zooals gij het bevolen hebt.
- Ik moet het onmiddellijk hebben. Waar is Trui?
- Gehoord noch gezien. Ze zal nog slapen.
- Hebt ge haar niet gewekt?
- Ze mag nog drie uren en half blijven ronken.
- Te vijf uur heb ik u gezegd.
- Trui ziet er twee voor een, heer rector, en twee maal vijf is tien.
De meester werd boos.
- Ik heb een slimmen knecht gezocht, sprak hij, maar geen die mij met het onnoozelste gezicht van de wereld poets op poets bakt. Gij zoudt op 't laatste den beroemden Uilenspiegel van Vlaanderen de broek afdoen.
- Dat is me reeds dikwijls gebeurd, zei Tijl.
- Als ge morgen niet doet, wat ik u kort en bondig heb opgelegd, kunt ge een anderen dienst zoeken. Begrepen?
- 't Zal wel gaan als 't aan 't gaan is, zei de vader, en 't kind had maar één been!
- Roep Trui nu en zorg dat ik binnen een kwart uurs mijn ontbijt heb.
- Dat zal, zei Tijl, en hij bereidde zelf het morgenmaal.
Eenige oogenblikken later kwam Trui in de keuken, en wat ze Uilenspiegel al naar het hoofd wierp in een vloed van woorden, weigert eene eerlijke pen te beschrijven.
- Zij denkt dat er hier twee lompe knechten zijn, want ze ziet er twee voor een, dacht Uilenspiegel; ik verdien dus slechts de helft van hare genegenheid.
En hij liet de meid uitrazen.
De volgende dagen verrichtte Tijl met oplettendheid zijne dienstplichten en de rector drukte er zijne tevredenheid over uit.
Een paar weken later had de meester eenige leeraars van de hoogeschool ter tafel genoodigd, en als ze aan 't nagerecht waren, vertelde hij welk een knappen en verstandigen