Verspreide sermoenen
(1948)–Johannes Brugman– Auteursrecht onbekend
Regelnummers proza verbergen
| |
9 1Een schoen exempel van drie clerckenGa naar voetnoot12Het waren drie clercken, die lagen te-gader ter scholen.Ga naar voetnoot2 3Ende die twe plagen costelic te leven nae ghenoechte derGa naar voetnoot3 4werelt, mer die derde leefde redelic ende plach te gaen in 5der kerken ende beden hem voer onser liever Vrouwen, als | |
[pagina 79]
| |
6die ander waren in idelheit ende verteerden hoer gelt on- 7nuttelic. Alsoe dat die twee benijden hoeren derden geselle, 8om-dat hi sijn ghelt seer redeliken hielt, want si sorchdenGa naar voetnoot8 9versproken te weerden van hoeren alderen, om-dat si hoeGa naar voetnoot9 10ghelt soe verteert hadden buten hoeren derden geselle. EndeGa naar voetnoot10 11si versierden enen raet, dat si een seer custelic maeltijt sol-Ga naar voetnoot11 12den doen bereiden ende soe wie dat scoenste juweel toende 13van sijnre vriendinnen, die en solde van dier maeltijt nietGa naar voetnoot13 14gheven, mer die dat snoetste had, die solde al betalen.Ga naar voetnoot14 15Want si meynden, dat hi des-ghelijcs niet vercrigen en sol-Ga naar voetnoot15 16de moegen, ende brachten hem mit sconen woerden daer-Ga naar voetnoot16 17toe, dat hi dat mede-doen wolde, ende meynden dat hijt 18al betalen soldeGa naar voetnoot18. 19Ende hi ginc mit bedructen synne voer dat beelde van onser 20liever Vrouwen als hi plach, ende hi claechde hoer sinenGa naar voetnoot20 21noet mit devocien. Daer-nae ginc hi mit bedructen synne 22wanderen op een ryvier ende daer quam hem te-gemoeteGa naar voetnoot22 23een die alre-scoenste coninginne, gecroent mit eenre cronen, 24mit voel joncfrouwen, ende hi en dorste sijn ogen niet opGa naar voetnoot24 25hoer slaen. Doe sprac si hem toe ende vraechden hem, hoe 26hi alsoe bedruct was. Ende hi hedt geerne versaect, mer hiGa naar voetnoot26 27en conde. Alsoe dat hi hoer seide, hoe hi alsulken juweel 28copen solde als sijn gesellen hadden; ende oec mede, seideGa naar voetnoot28 29hi, benijden si hem, om-dat hi sijn gelt redelic hielt ende 30dat si dat hoer soe onnuttelic over-brachten; daer-om had-Ga naar voetnoot30 | |
[pagina 80]
| |
31den si enen raet bedacht, hoe si hem sijns gelts quijt moch-Ga naar voetnoot31 32ten maken. Doen antwoerden hem Maria, dat hi niet ver- 33saget wesen en solde. Ende si gaf hem enen appel ende hietGa naar voetnoot33 34hem, dat hi gaen soude in een cloester, dat daer bi-gelegen 35was: ‘Ende noedt den abt metti ten eten. Ende dan sal hiGa naar voetnoot35 36di antwoerden, dat hi in .xxx. jaren nie buten den cloester 37en at. Soe segt hem weder, dattet hem die vrouwe ontbiet, 38die te nacht sijn haren hemde met sijden neide ende leech-Ga naar voetnoot38 39det onder sijn hoeft. Ende dan sal hijt geerne doen. Want 40hi sal seggen: Dier vrouwen en derre ic niet ongehoersamGa naar voetnoot40 41sijn.’ 42Ende die abt verwonderde hem seer, hoe dit die clerck ge- 43weten mocht, ende hi seide, dat hi mit hem solde gaen wan- 44neer hi wolde. Ende doen dit maeltijt bereit was, doen 45quam der abt ende ginc sitten bi den clerck ten eten. Ende 46doen die maeltijt ghedaen was, doen brachten die twe cler- 47cken hoer yuwelen voert, die daer seer schoen waren. EndeGa naar voetnoot47 48si meynden hoerren gheselle vast binnen te hebben. DoenGa naar voetnoot48 49die sympel clerck dese schoen juwelen sach, was hi seer ver-Ga naar voetnoot49 50saecht, ende hi viel op sijn knien ende boet den abt sinen 51appel. Ende die abt vreesde den appel te nemen, want hem 52Maria den appel ghegeven hadde, mer hi nam en bi denGa naar voetnoot52 53stele. Ende doen toech hi daer-uut dat scoenste mysgewadeGa naar voetnoot53 54van siden, dat hoere enich ie ghesien had, ende was voelGa naar voetnoot54 55scoenre boven alle die ander juwelen. Ende aldus blevenGa naar voetnoot55 56die twe ander confuysGa naar voetnoot56. 57Ende dese clerck bleef voert dienende Maria onser lieverGa naar voetnoot57 | |
[pagina 81]
| |
58Vrouwen, sijnre ghetrouwer vriendinnen ende hulpersse, mitGa naar voetnoot58 59groten vlijt ende mit devocien alle die daghe sijns levens.
60Deo gracias.
(gent, Universiteitsbibliotheek, hs. 1301, fol. 184r-185v; würzburg, Universitätsbibliothek, ms. ch. 9. 144, fol. 95v-97r) |
|