Verspreide sermoenen
(1948)–Johannes Brugman– Auteursrecht onbekend
Regelnummers proza verbergen
| |
2 1Dit is uut eenre anderre collacien2Mijn lieve meechden, boven al vercoren in Cristo! DoeGa naar voetnoot2 3ic lest van u scheiden, gaf ic u vier raeder, of enen wae- 4gen mit vier raeden. Ende nu in der laetster collacien 5gaf icker u drie. Ende want aen enen volmaecten waegen 6hoeren vier raeder, soe wil ic nu dat vierde daer toe-doen. 7Ende ic begeer, dat gi se neernstelike onthalt.Ga naar voetnoot7 8Voel vieren vinden wi in der heiliger scrift. Vier ister ry-Ga naar voetnoot8 9vieren, die daer vloeien uutten paradise ; vier ister bees- 10ten, die den wijngaert verderven ; vier waster columme die 11daer stonden voer dat heilich der heiligen ; vier doctoers ;Ga naar voetnoot11 12vier ewangelisten ; ic vermoede, dat aen Helias waegen 13oec vier raeder waren. Nu, mijn alre-liefste, dat ierste rat 14van onsen wagen is vlien, dat ander is sympelheit, datGa naar voetnoot14 15derde vredesamheit, dat vierde armoede van geest.
16Dat ierste rat is vlien. Vliet, mijn alre-liefste! Vliet 17niet alleen van uwen vrienden ende magen, mer van allenGa naar voetnoot17 | |
[pagina 6]
| |
18creatueren. Ic geve daer-om mijns bloets een deel, - desGa naar voetnoot18 19ic niet voel en heb, want in .xij. jaren ist seer verteert terGa naar voetnoot19 20eeren Gods, - moet wesen, dat gi besloten waert van 21allen creatueren. Mer wat baetet, dat ghi besloten sijt 22bynnen seven mueren mitten lichaem, ende mitten herten 23weert in Babilonien? Mitten lichaem si-di vergadert endeGa naar voetnoot23 24besloten in deser steden, mer ic ducht, dat uwer alre her-Ga naar voetnoot24 25ten niet al besloten en sijn. Ten is niet genoech mitten 26lichaem uut Babilonien gescheiden te sijn, ende mitten her- 27ten niet daer-van te scheiden. Niet en is duveliker nochGa naar voetnoot27 28Gode myshageliker dan te wesen buten grauwe ende byn-Ga naar voetnoot28 29nen blauwe, van buten engelen te schinen ende van bin-Ga naar voetnoot29 30nen duvelen te sijn, mit der ydelheit ende feestelicheit derGa naar voetnoot30 31werelt becommert te wesen. Vliet van allen creatueren.Ga naar voetnoot31 32Mijn alre-liefste, weest alleen, op-dat ghi alleen moecht 33sijn uwen bruygom bekent. Tot voel steden in der heiliger 34scrift wort ons geraden te vlien: als die bruydegom dieGa naar voetnoot34 35bruyt vermaent in der mynnen boeck, seggende: ‘Vliet,Ga naar voetnoot35 36mijn gemynde, vliet ; weest gelijc der hynden der her- 37ten;’ Ezechiel: ‘Vlie van Babilonien, op-dattu dijn sieleGa naar voetnoot37 38moegest behalden;’ Sacharias: ‘Vlie van der siden des 39noerdens,’ want die prince der donckerheit heeft daer sijnGa naar voetnoot39 40stede gesat; Arsenius waert toe-gesproken: ‘Vlie, swige 41ende rust;’ Bernardus: ‘O heilige sielen, wees alleen, 42op-dat du di selven tot sijnre behoef alleen moegest hal-Ga naar voetnoot42 43den, den du voer alle creatueren uutvercoren hebste. Vlie | |
[pagina 7]
| |
44dat gemeyne ende vlie die huysgenoten. Ende en weetstuGa naar voetnoot44 45niet, dat du hevest enen schemelen bruydegom, ende dieGa naar voetnoot45 46di in geenre wijs en sal bewisen sijn tegenwoerdicheit, 47daer die anderen bi-sijn? Hier-om ganck besiden in eniGa naar voetnoot47 48cheit niet alleen mitten lichaem, mer mitter herten, mitter 49aendacht, mit ynnicheit, mitten geest.’
50Dat ander rat is sympelheit. Haldt sympelheit niet alleen 51in den woerden ende in den herten, mer oec in den wer- 52ken ende in den habijt. Dan si-di sympel in der waerheit,Ga naar voetnoot52 53als u mont niet en seecht anders dan u herte meynt. En 54weest niet dubbel van herten, want hi is vermaledijt, die 55dobbel is van herten. Tot warachtiger sympelheit vermaent 56ons onse Here Jhesus in den ewangelio, daer hi seecht: 57‘Weest wijs als dat serpent ende sympel als die duve.’ 58Sympelheit sonder wijsheit is dwaesheit, ende wijsheit son- 59der sympelheit is loesheit. Het is tweerhande sympelheit:Ga naar voetnoot59 60als des ezels ende der duven. Der duven sympelheit is een 61warechtige eenvoldicheit des herten, die altoes bereit is 62tot al dat der guet is. Eselsche sympelheit is: tis onwe- 63tende ende dom <te wesen>, ist in den dingen die hi we- 64ten sal, ende cloec ende wetende te wesen werliker din-Ga naar voetnoot64 65gen ; ende dit is wijsheit der werelt. Wij lesen van onsen 66heiligen vader Franciscus, dat op een tijt .ij. gesellen tot 67hem quamen om hem te bekeren. Ende om-dat hi se ierstGa naar voetnoot67 68prueven wolde, eer hi se ontfinck, soe ginc hi mit hem inGa naar voetnoot68 69den hof, ende hi hiet hem, dat si deden als hi. Ende hiGa naar voetnoot69 70nam loec ende began te poten, ende sat dat loec in dieGa naar voetnoot70 71eerde ende die wortel opwaert. Ende die een was sympel, 72ende dede als sijn vader dede. Die ander was wijs nae | |
[pagina 8]
| |
73der werelt, ende dede als gewoenlic is, ende poten die 74wortel nederwaert. Doe vraechden hem sancte Francis- 75cus ende seide: ‘Broeder, waer-om en doe-di niet als ic 76u hiet?’ Die broeder antwoerde, dattet aldus behoerden. 77Doe seide sancte Franciscus, dat hi, wijse man, ginc tot-Ga naar voetnoot77 78ten wijsen der werelt: ‘Ic wil desen dwasen behalden, 79op-dat die dwase blive mitten dwasen.’ 80Mijn alre-liefsten, weest oec sympel in uwen abijt, ende 81en wilt niet sueken noch begeren scoenheit ende behagel-Ga naar voetnoot81 82heit van buten, mer alleen van binnen, want den ghi te 83behagen hebt, die en siet niet aen scoenheit des lichaems, 84mer der sielen; als sancte Ambrosius seecht: ‘Cristi, derGa naar voetnoot84 85jonfrouwen bruydegom, en siet niet aen cierheit des li- 86chaems, mer der sielen ; die oec een suverlike siele lief- 87heeft in enen leliken lichaem. Ende dat si hoer van bu- 88ten niet en ciert, dat is hoer cierheit, als David seecht: 89Al die glorie der dochter des conincs is van binnen,’ 90Wist-di, mijn alre-liefste kijnder, in wie groter liefden ic 91u heb, ende mit wie groter mynnen ghi staet in mijns her- 92ten gront: dat ic van u begeert heb, en solde u niet moei- 93lick wesen. Nochtan ducht ic, dat ic uwer sommich eenGa naar voetnoot93 94groet cruys geweest heb: diet bi aventuren van anxt ge-Ga naar voetnoot94 95daen hebben ; ende voer dese bid ic God, dattet mynne 96werde. Mer weet voerwaer, dat al mijn predicken daer- 97om is, dat ic ende gi ende sommige ander personen moch- 98ten comen sonder vegevuer totten ewigen leven. Daer-om, 99lieve kijnder, wildi niet bornen, soe laet u hulleken al-Ga naar voetnoot99 100leen wesen een decsel uwes hoefdes, ende geen cierheit.Ga naar voetnoot100 101Want alsoe voel gelijcs als ghi hebt mitter werelt, alsoe 102voel sal dat vuer in u te bornen vijnden. | |
[pagina 9]
| |
103Wiem wil-di behagen, of wiem heb-di te behagen, mijn 104alre-liefste, dan uwen bruygom Jhesum Cristum, den gi 105boven al vercoren hebt? Hi alleen sal u behagen, hem 106alleen sul-di behagen. Ende setty uwen synne op iementGa naar voetnoot106 107anders, soe si-di dwaes, ende set iement sijnen sinne op u, 108hi is dwaes. Want gi sijt overmits uwen habijt hetelicGa naar voetnoot108 109ende myshagelic ende ongelijc der werelt, dan in desenGa naar voetnoot109 110enen alleen. Ghi sijt een cruys der werelt ende si solde u 111oec een cruys wesen, ende waer-om wil-di dan arbeiden 112iement te behaegen? Wanneer gi ligget in der eerden, ende 113u oghen gevallen sijn uut uwen hoefde, ende die worme 114daer in ende uut-loepen, dan en sal u niement begeren, 115ende niement en suldi behagen. Mer si-di suverlic verciert 116mit doechden, soe en sal geen mismaectheit uwen bruygom 117mishagen. 118Mijn alre-liefste, ten hoert geenre bruyt, mer eenre over-Ga naar voetnoot118 119spoelterse toe, dat hoer hoer bruydegom mishagen solde, 120om-dat hi die teiken der mynnen aen hem draecht. NyeGa naar voetnoot120 121en hevet bruygom sijnre bruyt noch vader sijnen kijnde 122alsoe grote mynne bewesen, als u bruygom u bewesen 123heeft. Want tot enen teiken groeter mynnen, ende dat hi 124uwer niet en wil vergeten, soe heeft hi u in sijnen handen 125gescreven, ende niet in sijnre rechter of in sijnre luchter- 126hant alleen, mer in beiden sijnen handen. Ende dit en was 127hem niet genoech ; mer gelijc sijnen handen heeft hi oec 128laten doergraven sijn voete. Ende noch hier-en-boven hevet 129hi laten doersteken sijn side ende doerwonden sijn herte. 130Ende dese teiken draget hi noch aen hem om uwer daer- 131bi te gedencken, ende sijnen Vader die te toenen om hem 132mit ontfermherticheit, als sancte Bernaert seecht, tot u te | |
[pagina 10]
| |
133bewegen. Geen verworpenheit uwes habijts en maect u on-Ga naar voetnoot133 134weert voer uwen gemynden bruygom, noch geen mismaect- 135heit des lichaems en duet hem vercalden in uwer mynnen.Ga naar voetnoot135 136Want wie gi mishageliker ende myn geciert sijt van buten,Ga naar voetnoot136 137ende van binnen u selven meer mishaecht, wie hi u begeer- 138liker ende mit meerre mynnen aensiet. Ende al waer-di 139alsoe malaets als ie mensche gewaert, alsoe dat gi naseGa naar voetnoot139 140noch mont en hadt ende dat al u lede verrotten: daer-om 141en behaecht gi hem niet te myn, mer voel te meer. Ic kenne 142een alte devoten creatuer, der hoer borsten van alte ver-Ga naar voetnoot142 143veerliken seer, recht oft een kancker hed geweest, alte 144seer ghequelt woerden, ende anders niet en scheen dan 145roe vleis. Ende in deser groter pijnen ende smerten spracGa naar voetnoot145 146hoer die vriendelike Here Jhesus toe, ende seide: ‘Mijn 147lieve dochter, wie meyndi dat ghi my nu behaecht?’ EndeGa naar voetnoot147 148si seide: ‘Lieve Here, dat moechdi weten.’ Jhesus ant- 149woerde ende seide: ‘Nu behaege-di mi als een uutverco- 150ren lieve bruyt, der hoer borsten mit golde ende mit peer- 151len ende mit costeliken gesteynten beset sijn ende suverlicGa naar voetnoot151 152verciert.’ 153Hier-om, mijn alre-liefste, en laet uwen bruydegom daer- 154om oec niet te myn behagen, dat hi seer ontdaen ende le-Ga naar voetnoot154 155lick ghemaect is, recht als een malaets mensche, over-al 156gegeiselt, bloedich gewont, ende mit alre bitterheit vervult; 157ende dat sijn gloriose hoeft mit doernen is gequetst ende 158doersteken, sijn aensicht alsoe eyselic bespegen ende ont- 159reynt, ya twe of drie vinger dick becledt, ende daer-overGa naar voetnoot159 160mit bloede beronnen ende swart ghemaect ; ende dat sijn | |
[pagina 11]
| |
161ogen nat van tranen sijn ende roet van bloede, ende dat 162hi alsoe naect hinck aen den cruce, dat hi niet en had 163daer hi sijn schemel lede mede decken mocht. Want al dit 164is daer-om geschiet, dat hi u schoen ende behaegelicGa naar voetnoot164 165mocht maken voer sijnen hemelschen Vader. 166Mijn alre-liefste, en gae-di niet al avent mit Jhesu te bed- 167de, ende of gijt duet, waer-om wil-di dan enen overspeelreGa naar voetnoot167 168behagen? Ic segge u in der waerheit, is dat Jhesus comt 169ende vint dat een ander sijn stede becommert heeft, hi salGa naar voetnoot169 170hem rechtevoert mit groter onweerden van u keren endeGa naar voetnoot170 171gaen ewech: of gi moet sijnen wedersaec van u verdrivenGa naar voetnoot171 172ende maken hem een stede. Want dat beddeken uwes 173herten wilt hi tot sijnre genuechten alleen gebruken, ende 174en wil genen vremden toe-laten hebben, want hi is een 175verweent ende saert brudegom ende een eynich mynner,Ga naar voetnoot175 176ende daer-om wil hi eynichlick van u gemynt sijn. Ende 177ist dat hi gewaer wort, dat yement anders eens mit be- 178geerten van u aengesien woert, of anders gemynt dan in 179hem of om sijnen wil: alte-hant sal hi van u scheidenGa naar voetnoot179 180ende gaen ewech.
181Dat derde rat is vredesamheit. Paulus seecht: ‘Weest 182vlitich, eenheit des geest te halden in den bant des vre- 183den.’ 184Mijn alre-liefste, want mach beter wesen dan die duerbaer 185scat des vreden, die-welke ons maect kijnder Gods, als 186in den ewangelio gescreven staet: ‘Salich sijn si, die vre- 187desamen, want si sullen kinder Gods geheiten werden.’ | |
[pagina 12]
| |
188Opten heiligen kersnacht, doe die engel gheboetscapt had- 189de den heidenen die gheboerte des Soens Gods, ende ge-Ga naar voetnoot189 190seecht hadde: ‘Siet, ic boetscap u grote blijtscap, die al- 191len volke wesen sal, want ons is huden gheboren die ge- 192sontmaker der werelt, dat Cristus een is, in Davids stat,’ 193ende doe hi hem getoent had die teiken, daer si hem bi 194kennen solden, ende sy Gods glorie gesongen hadden, boet- 195scapten si hem den vrede. Die ierste kermis die CristusGa naar voetnoot195 196Jhesus, God ende mensche, sijnen jongeren bracht, nae- 197dat hi verresen was van der doet, was dat duerbaer pant 198des vreden. 199Mijn kijnderkens, ic en mach u den vrede niet geven, 200want ic en mach mijn herte niet scoeren, ic en machs nietGa naar voetnoot200 201deilen. Daer-omme en mach ic van den mijnen niet ne- 202men ende gevent u. Want mocht ic doen als God, endeGa naar voetnoot202 203seggen: ‘Mijnen vrede laet ic u, mijnen vrede geve ic u,’ 204voerwaer ic wolden u geven, al solde ics selven gebreeckGa naar voetnoot204 205hebben ende een deel te myn. Mer nu want icks u niet 206geven en mach, soe wil ic en u boetscappen, op-dat ic hoerGa naar voetnoot206 207geselscap mach verdienen, daer-van gescreven staet: ‘Wie 208scoen sijn hoer voeten, die den vrede boetscappen ende die 209dat guede predicken.’ 210Het is drierhande vrede die guet is, ende drierhande die 211quaet is. 212Die ierste quade vrede is, als twe of drie of meer te-gader 213eendrechtich ende te-vreden met malkanderen sijn in sun- 214den ende ondoechden ende hem selven ende malckanderen 215onschuldigen ende beschermen tegen die-gene die se be-Ga naar voetnoot215 216rispen. Ende dit is herde schadelic, om-dat dic een heelGa naar voetnoot216 | |
[pagina 13]
| |
217convent om alsulker menschen wil, die suntliken vrede on-Ga naar voetnoot217 218derlinge hebben, ontvreedt ende besmet woert.Ga naar voetnoot218 219Die ander is geveynsden vrede, ende dat is, als die een 220den anderen toent een guet gelaet ende vriendelike woerde 221toe-spriect ende nochtant wael wolde, dat hi hem sijn 222herte uuten buyck geten hadde. ‘En laet ons malkanderenGa naar voetnoot222 223aldus niet mynnen mitten woerden ende mitter tongen, 224mer mitten werken ende in der waerheit.’ 225Die derde is: die vrede heeft in eens anders onvrede, als 226somigen verkeerde menschen, die met hoerre verkeertheitGa naar voetnoot226 227ende wonderlicheit hoer oversten ende die-gene daer siGa naar voetnoot227 228mede ont-gaen alsoe lange moien, dat men sy moet latenGa naar voetnoot228 229bliven op hoeren haerden synnen, ende men en machseGa naar voetnoot229 230niet corrigeren: si solden dicwijle een heel geselscap ton- 231rusten maken. Ende wanneer si die anderen alsoe verre 232gebracht hebben, dat si hoers ondancks mit hem lijdenGa naar voetnoot232 233moeten, soe dunckt hem, dat si wael te-vreden sijn. Ende 234dit is alte seer te beclagen van enen geestelijken mensche, 235die alre-malck begeren solde te dragen, dat die van mal-Ga naar voetnoot235 236lic gedragen moet wesen. 237Die vrede die guet is, dat is vrede der tijt. Die ander is 238vrede der borst. Die derde is vrede der ewicheit.Ga naar voetnoot238 239Vrede der tijt is, als bruederen of susteren vredelic ende 240rustelic te-gader wonen, als David seecht in den salter:Ga naar voetnoot240 241‘Siet, hoe guet ende hoe vroelic ist te wonen broederen in-Ga naar voetnoot241 242een.’ 243Mijn alre-liefste, wat mach sueter ende genuechliker we- | |
[pagina 14]
| |
244sen in deser tijt, dan te wesen in alsulken geselscap, dat 245overmits rust ende vrede den engelen is gelijck? Ende ist 246dat wi desen vercrigen ende halden willen, soe sijn ons 247drie dingen noet: als oetmoedicheit, medeformicheit endeGa naar voetnoot247 248gesaetheit.Ga naar voetnoot248 249Soe wie selven ongesaet is, die en mach den anderen niet 250gesaet maken. Want die toernich, wreet ende haestich is,Ga naar voetnoot250 251die en mach den toernigen ende den wreden niet leren, 252want daer-van solde hi meer verergert werden. Mer die 253guedertieren ende saechtmoedige mach den haestigen ende 254den fellen saecht maken. Ende daer-om en moegen twe 255haestige personen niet lange vredelic met malckanderen 256om-gaen, mer een die haestich is, ende een die saecht ofGa naar voetnoot256 257kalt is, die moegen wael te-gader wonen. Want als die 258een haestich is, soe gaet hem die ander te-gemoet, ende 259met sijnre ghesaetheit soe saecht hi des anders toern.Ga naar voetnoot259 260Dat ander is oetmoedicheit, ende maect ons onderdanich 261onsen oversten. Sancte Peter seecht: ‘Veroetmoedicht u 262onder die moegende hant Gods, op-dat hi u verloese inden 263dage des oerdels.’ Niet alleen en sullen wi ons veroet- 264moedigen voer die-gene die boven ons sijn, mer voer allen 265menschen, ende kennen ons te wesen die alre-snoetste.Ga naar voetnoot265 266Ende ist dat wi dit doen, soe sullen wi altoes vrede heb- 267ben ende halden. Ic bid u, uutvercoren lieve meechden, 268hebt vrede ende mynne onderlinge, ende ‘draecht die een 269des anders last ende crancheit, ende alsoe moege-di ver-Ga naar voetnoot269 270vullen die ewe Cristi,’ ‘mit alre saechtmoedicheit endeGa naar voetnoot270 271oetmoedicheit malckanderen in mynnen verdragen<de>.’ | |
[pagina 15]
| |
272Die wijs is, die geve den gecken ende den dullen toe. DieGa naar voetnoot272 273sterck is, geve den crancken toe. Jonge bloemen, eert die 274alden, want dat si overbracht hebben, dat is u noch aen-Ga naar voetnoot274 275staende, ende alsoe als gi u bewijst tot hem, alsoe sal u 276weder gheschien als gi alt werde. Mer doch somige van u 277en sullen niet alt werden: want hi sal comen binnen cor- 278ten jaren, die u van malckanderen scheiden sal. Ghi al- 279den, lijdt ende leert die jongen, ende gaet hem voer, alsoeGa naar voetnoot279 280dat si bi uwen exempelen leren moegen, wie hem behoert 281te wanderen. Mer ic ducht, leider ic ducht, dat dit alsoeGa naar voetnoot281 282niet en is. Die moeder sal die crancheit van hem allen ge- 283lijc vrindelic ende moederlic dragen, want al ist noet datGa naar voetnoot283 284men die gebreken strengelic corrigieren sal, nochtant moet 285men altoes guedertierlic die crancheit dragen, ende dit 286moet geschien sonder uutnemen der personen. Want hoerGa naar voetnoot286 287is noet, wil si hebben gelike ogen, dat si heb gelijcke 288mynne. 289Dat derde is medeformicheit. Ende dese maect ons, dat 290wi ons in allen gueden dingen malckanderen geliken, ende 291si duet, dat van voel willen een wil wort, ende soe woertGa naar voetnoot291 292vrede ende mynne gehalden. Mer wil ic volgen mijnen wil, 293ende een ander den sijnen, soe moeten wi van noede twis-Ga naar voetnoot293 294tich ende onvredich sijn: haspel in den sack en voeget 295nummermeer wael. Want ghi weet wael, dat men nietGa naar voetnoot295 296wael drie haspel in enen sack gedoen en kan, mer tien of 297twintich-werf alsoe voel wollen ister guet in te doen. WantGa naar voetnoot297 298haspel ende haspel en overdraecht niet, mer daer wat wol-Ga naar voetnoot298 299len in den sack is, daer mach men den haspel toe-doen. | |
[pagina 16]
| |
300Van steen ende steen en mach nummermeer guet huys 301gemaect werden, mer kalc ende steen die sijn guet bi-een, 302ende daer-van woert gemaect een scoen huys of een suver-Ga naar voetnoot302 303like muer. Alsoe ist oec in vergaderinge, daer een iegelic 304sijnen syn volgen wil, ende daer die herden den knechtGa naar voetnoot304 305dienen moet ende die ondersten den oversten regieren: 306daer is vrede ende mynne te halden als haspel in den 307sack te vlien. Mer daer een iegelic sijnen wil laet onder 308den wil sijns oversten ende der-geenre daer hi mede om- 309gaet, soe is daer vrede ende mynne. Saecht woerde ende 310een suete gelaet gelijct der saechter wollen. Ende als die 311een gemoit is ende gevet haerde ende stuerige woerde, endeGa naar voetnoot311 312die ander hem mit haerdicheit tegen-comt, dat maect uut-Ga naar voetnoot312 313termaten groet geruycht, recht of men den enen steen te-Ga naar voetnoot313 314gen den anderen worpe. Mer wanneer die een gemoit is 315op den anderen, ende hem dan tegen den veroetmoedicht 316ende sijn woerde saechtelic ontfanget, soe duet hi recht 317of hi kalc ende steen te-gader voegeden, om-dat hi mit 318sijnre guedertierenheit ende vredesamheit den anderen tot 319hem treckt. Ende aldus woert eenformige gelijcheit ver- 320cregen ende gehalden onder hem. Ist dat wi aldus doen, 321soe sal God weerdelic onse regiere sijn.Ga naar voetnoot321 322Die ander is vrede der borst of der consciencien. Ende 323dese vrede gaet boven alle vroude ende genuechte deserGa naar voetnoot323 324tijt, want si is een stadich werscap, ende gelijc dat eenGa naar voetnoot324 325guede consciencie is die alre-meest rust, alsoe is daer we- 326der tegen een quade consciencie die alre-meiste pijne. 327Want Seneca seecht: ‘Niet en is vroeliker dan een guedeGa naar voetnoot327 328vredesam consciencie, ende geen pijne en is swaere danGa naar voetnoot328 | |
[pagina 17]
| |
329een quade consciencie.’ Wilstu nummermeer droevich we- 330sen: leve wael. Dat guede herte hevet altoes blijtscap, 331ende dat vroelike herte verdraeget lichtelic droefheit.Ga naar voetnoot331 332Daer-om seecht Salomon: ‘Soe wat den rechtverdigen 333menschen toecoemt, dat en mach hem niet bedroeven,’Ga naar voetnoot333 334want hi is besittende sijn siel in vreden, ende blieft onge- 335quetst van allen wederstoet. Want al woert hi van butenGa naar voetnoot335 336bedroeft, nochtant en woert hi van den inwendigen vrede 337niet beroeft. 338Hier-nae volget die derde vrede: als die ewige vrede, den 339wi ontfangen ende besitten sullen, als wi afgeleecht heb- 340ben desen sterfliken rock des vleisches ende ingegaen 341sijn ‘die stede des wonderliken tabernakels.’ Mijn alre- 342liefste, ist dat wi nu neernstelic arbeiden om den iersten 343ende den anderen vrede te vercrigen ende den te behalden, 344soe en laet ons niet twivelen den derden ewelic te gebru-Ga naar voetnoot344 345ken. Ende en laetes u niet verdrieten, om die mynne desGa naar voetnoot345 346gecruysten Heren uwer natueren te sterven ende bedwon-Ga naar voetnoot346 347gen ende benauwet te sijn. Want daer-voer suldi ontfan- 348gen onmetelicke grote vrieheit ende genuechte, ruste ende 349een besittinge des vreden, die allen synnen boven-gaet. 350Ende dit hevet Jhesum den sijnen beloeft, als JohannesGa naar voetnoot350 351bescrijft in Apocalipsi: ‘Mijn volc sal sitten in scoenheit 352des vreden, ende in den tabernakel des betrouwens, ende 353in der rusten vol rijcdoms.’ Geen wedersaec en mach de- 354sen vrede verstueren, geen voerleden, tegenwoerdige noch 355toecomende dingen en moegens vermynren. Daer sullen wiGa naar voetnoot355 356ons mit soe over-groeter vrouden mit malkanderen verblij- 357den, dattet alre sterfliker menschen verstentenisse boven-Ga naar voetnoot357 | |
[pagina 18]
| |
358gaet. Ende wi sullen te-samen danssen ende springen als 359hynden ende herten. Mer alre-meest ende boven-al sal hoer 360verblijden die meechdelike schaer, ‘die den lam volgen 361sullen waer dattet henen-gaet,’ ende ‘singen enen nuwen 362sanck, den anders niement singen en mach.’ Mer ic, die 363die meeste boven van allen sunderen ende die snoetste vanGa naar voetnoot363 364allen kersten-menschen, mocht my geschien te besitten die 365alre-mynste stede in den ewigen leven, ende mitten kinde,Ga naar voetnoot365 366dat in deser nacht geboren, gedoept ende gestorven is, ge- 367loent te werden: ic wolde mijnen God hoechlic loven.Ga naar voetnoot367 368Mer ghi, o meechden, als ghi sijt in-gegaen in die heme-Ga naar voetnoot368 369liken slaepcamer des brudegoms ende sijdt daer suetliken 370te-rusten comen ende sult ewelic gebruken sijnre sueter 371mynnen, om-dat ghi u selven om sijnen wil verwonnen 372hebt, ende hem danssende ende singende nae-gaet: siet 373doch somwilen eens ten vensteren uut, ende segt: ‘Brug- 374man, God gevet u guede dach.’
375Dat vierde rat is: arm te wesen van geest. Groet guet 376maect groeten moet, hoge kerken ende scoen glase eenGa naar voetnoot376 377duyster consciencie, curiose bueke cleyne devocie. GroteGa naar voetnoot377 378genuechte in suverliken beelden is een teiken, dat JhesusGa naar voetnoot378 379gecruyst wenich in den herten leeft. 380Mijn alre-liefste, arm te sijn van guede en is hier geenGa naar voetnoot380 381noet te leren, want ghi sijt mit allen arm, ende als myGa naar voetnoot381 382dunckt, soe suldi oec wael van groeter rijcheit behuet bli- 383ven. Ende daer-om en wil ic hier niet meer van seggen, | |
[pagina 19]
| |
384op-dattet niet te lange en valle. Mer noch twe woerde en- 385de daer-mede een eynde.
386Dat ierste: ‘Dat een iegelic,’ als sancte Paulus seecht, 387‘sijn veetken besit in heilicheit ende in eren, niet in ge-Ga naar voetnoot387 388brukinge der begeerten.’ Dit heb ic daer-om geseecht, 389want die becoringen ende aenvechtingen menigerhande 390sijn, beide vleischelic ende geestelic, daer die menschenGa naar voetnoot390 391mede gemoiet werden, als oec somigen van u sijn, dieGa naar voetnoot391 392dick seer beladen ende bedruct werden, ende voer deseGa naar voetnoot392 393bid ic God, dat hijse troest. Ende dese en sullen niet ver- 394slagen noch cleynmoedich werden, want daer-om en sij-di 395van God niet versmaet noch te myn lief-gehadt, als u 396nochtant somwilen dunckt. Ic bin een man, die in allen 397besocht bin, ende daer-om of yement van u begeerden teGa naar voetnoot397 398weten wie hi hem in allen becoringen hebben sal: die salGa naar voetnoot398 399hem vlitelic geven tot tween dingen, als dat hi neernstelicGa naar voetnoot399 400waer-neme sijns gronts ende dat hi gebruke sijnre ledeGa naar voetnoot400 401alleen daer si toe geordineert sijn. Want die mensche is 402gelijc eenre borch die al-om belegen is mit voel vianden.Ga naar voetnoot402 403Ende ist dan dat die borch-greve van binnen ernstelicGa naar voetnoot403 404waeckt ende toe-siet, ende sijn ondersaten van buten wael 405geschickt ende geordeneert sijn ende hem sterkelic wee-Ga naar voetnoot405 406ren, soe is die borch veilich ende seker. Mer ist dat hemGa naar voetnoot406 407die borch-greve van binnen versuymt ende niet toe en siet, 408ende [is] dat gesynne onachsam ende onvlitich is terGa naar voetnoot408 409weeren, soe wort die borch te-hant mit cleinen arbeit ge-Ga naar voetnoot409 | |
[pagina 20]
| |
410wonnen. Die redelicheit des menschen is die borchgreve,Ga naar voetnoot410 411ende die lede ende die synne des menschen sijn die onder- 412saten. Ende ist dat die reden altoes neernstelic waeckt 413ende op hoer hoede staet, dat is, dat si nummermeer en 414volge noch en consenteer eniger becoringen, wiedanich 415dat si oec sijn, ende alle die lede des lichaems ende een 416iegelic bi-sunder gebruyckt werden daer si toe geordeniertGa naar voetnoot416 417sijn: want alsoe menich let als wi hebben aen onsen li-Ga naar voetnoot417 418chaem, alsoe menich veetken hebben wi te besitten; wi 419sullen onse lede ende onse synne gebruyken als-of wise niet 420en gebruycten, sien sonder sien, hoeren sonder hoeren, 421ruken sonder ruken, smaken sonder smaken, tasten sonder 422tasten: ende ist dat wi aldus doen, soe besitten wi onse 423veetken in heilicheit ende in eeren. Den verstendigen isGa naar voetnoot423 424licht genoech geseecht. Ende als aldus die inwendighe 425ende die uutwendige mensche geordeniert is, soe is die 426borch alle-sijns wael bewaert. Ende wat crancheit of ar- 427moeden dat ons hier-en-boven over-comen, dat mit des 428herten of des lichaems onbehuetheit niet en is gesaeckt,Ga naar voetnoot428 429dat sullen wi God bevelen ende hem oetmoedeliken cla- 430gen, ende daer sal die guedertieren Here geerne mede-Ga naar voetnoot430 431liden. 432Dat ander ende dat leste is: een iegelic verdrinck hem 433in den afgront des niets, ende kenne hem selven dieGa naar voetnoot433 434snoetste ende onnutste te wesen van allen menschen. Ende 435hi begeer snoede ende ongeacht, verworpen ende verdruct 436te sijn van allen menschen. Ende is yement onder u, die 437die gracie der tranen ende der devocien hevet, die en ver- 438smade niet die-gene die dese gracie niet en hevet: die 439heeft een ander, die gi niet en hebt; want niement en is, | |
[pagina 21]
| |
440hi en hevet wat, dat een ander niet en hevet. Ende dieGa naar voetnoot440 441geboren is van eerbaren alders, of die suverlic scoen ofGa naar voetnoot441 442sterck is, wijs ende vernuft van synne, hi en verheffe hem 443daer niet in, noch en versmae die anderen die alsoe niet 444en sijn: mer dencke, dat hijs van hem selven niet en he-Ga naar voetnoot444 445vet, mer van Gode, ende dat hem ander gracie ontogen 446sijn ende den anderen gegeven is, den desen niet gegeven 447en is. Mijn alre-liefste, wildi die tegenwoerdicheit Gods 448wesen een waelrukende suet roeck, soe synckt u neder inGa naar voetnoot448 449dat afgront des niets. Die-gene die gesat sijn ander men- 450schen te regieren, den is noet te staen op een heel niet- 451achten hoers selfs. Ende wie hi hem selve onnutter endeGa naar voetnoot451 452cleynre kent van binnen, ende van buten meer doer-ge-Ga naar voetnoot452 453dreven ende gedruckt sijn, wi si nutter ende bequamer sijn 454totten ampt des regiments. Want edel krude, als gengever,Ga naar voetnoot454 455caneel, negel ende mysschaten ende ander krude, wanneerGa naar voetnoot455 456si gestoten ende gepulveert werden, hoeren roeck meerGa naar voetnoot456 457breiden ende van hem geven dan als si heel bliven, al[s] 458des-gelikes is een guet mensche: wie hi hem selven meer 459verniet ende vercleynt, ende van buten meer gedruct woert,Ga naar voetnoot459 460ende dat mit blijtscappen ende mit begeerten verdraeget, 461wie hi een sueter roeck is voer Gode ende voer allen men- 462schen.
463Nu, uutvercoren lieve meechden, ist dat gi aldus duet ende 464u gevet toe geheelre doedinge uwer synne, gi sult wonder- 465like gracie van Gode ontfangen, die gi noch niet en kent. 466Mer och leider, ic snoede ondancbaer hont en heb dit nietGa naar voetnoot466 | |
[pagina 22]
| |
467waer geleert in mijnre joncheit, ende daer-om en can icksGa naar voetnoot467 468niet wael in mijnen alder. Ghi vermoedet wat groets in my, 469ende gi werdet bedrogen, want ten is geen meere sunderGa naar voetnoot469 470in al der werelt dan ic. Want ic leve leckerlic, ende enGa naar voetnoot470 471halde mijn regel niet: het en si dat ic doe als sinte Pau-Ga naar voetnoot471 472lus ende kan in overvloedicheit gebreec hebben, in ge- 473breeck overvloedich wesen. Die hevet gebreeck in over- 474vloedicheit, die alles dinges genoech hevet, ende en ge- 475bruyckt des niet tot sijnre genuechten, mer tot soberreGa naar voetnoot475 476noetroften. Ende die hevet gebreec ende is overvloedich, 477die myn heeft dan hi behoeft, ende God nochtan hoech- 478like loeft. 479Staet oec op een heel-gans niet-achten uwes selfs, endeGa naar voetnoot479 480gi sult wesen als een suet roeck voer Gode. Ende u sal 481genuechte ende sueticheit gegeven werden, die ghi noch 482niet gesmaect en hebt. 483Aldusdanige vernederinge ende versmadinge ons selfs, dat 484moet hi ons verlenen, die gecomen is van der hoecheit des 485hemels in dat nederste der eerden: die daer is een fon- 486damente der oetmoedicheit ende een oerspronck alre 487doechden, Jhesus Cristus onse Here, die mitten Vader en- 488de den heiligen Geest leeft ende regniert, God, ewelic 489sonder eynde, Amen.
(gent, Universiteitsbibliotheek, hs. 1301, fol. 134v-146v) |
|