Spraakkunst van het hedendaagsche Spaansch. Deel 2
(1937)–Johan Brouwer– Auteursrecht onbekend
[pagina 63]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zes en twintigste les
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voorbeelden
Zelfstandig en bijvoeglijk worden gebruikt algun(o), vr. alguna iemand, de een of ander; ningun(o), vr. ninguna, niemand, geen enkele (zie les XXVIII), un(o), una een zeker iemand, men; een zekere; los, las demás de andere(n), lo demás het andere, de rest; cualquier(a) ieder, de eerste de beste, wie- welke ook; cuantos, vr. cuantas zovele(n) als; otro, vr. otra een ander, nog een; muchos, vr. muchas vele(n); pocos, vr. pocas weinige(n); todos, vr. todas (met volgend bep. lidw. als het bijv. nmwr. is) alle(n); varios, vr. varias verscheidene(n); unos cuantos, vr. unas cuantas, enige(n); tal, mrv. tales zulk-een, zulke; tantos vr. tantas zovele(n). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voorbeelden
Unos met telwoord betekent ongeveer, bijv.:
Opmerkingen. Gebruik en betekenis van todo:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 65]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Indien todo lijdend voorwerp (objeto directo) is wordt het weer opgenomen door het onzijdig pers. vrnw. lo. Todo kan aan het ww. voorafgaan of er op volgen, lo moet aan het ww. voorafgaan. Bijv.:
Todo als versterking van el que, la que enz. (zie les XXI). Bijv.:
Het gebruik en de betekenis van otro. Otro bijvoeglijk gebruikt betekent een ander, nog een, een tweede. Het heeft uiterst zelden het onbep. lidwoord. Bijv.:
Zelfstandig en bijvoeglijk gebruikt betekent los otros, las otras de andere(n), bijv.:
Het gebruik van demás:
Tal betekent, zelfstandig, een zeker iemand, bijvoegl., zodanig:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 66]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uitsluitend bijvoeglijk worden gebruikt cada (onveranderlijk) elke; cierto, cierta een zekere; sendos, sendas respectievelijke. Bijv.:
(Cada uno, cada cual vormen een eenheid en zijn afzondelijk vermeld.) Cierto betekent, vóór het zelfst. nwr., een zeker, een of ander, achter het zelfst. nmwr. stellig. In het eerste geval heeft het zelden een onbep. lidwoord:
Sendos, sendas, steeds in het meerv. en weinig gebruikelijk in de gewone taal, betekent respectievelijke, ieder één, bijv.:
Als zelfst. nmwr. en bijwoord worden gebruikt algo iets, enigszins; nada niets (zie les XXVIII), geenszins. Bijv.:
Todo kan behalve zelfst. en bijvoegl. (zie hier boven) ook bijwoordelijk worden gebruikt. Voor het bijvoeglijk en bijwoordelijk gebruik lette men op de volgende voorbeelden:
In de laatste voorbeelden ziet men weer het merkwaardige Sp. verschijnsel van een adjectief (bepaling van gesteldheid) inplaats van een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 67]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bijwoord. Men vergelijke hiermede gevallen als demasiadas grandes casas waar men ‘demasiado’ zou verwachten, mi casa es mucha más grande waar men ‘mucho’ verwacht. Bij hedendaagse schrijvers vindt men deze wendingen meermalen.
Ter aanduiding van iemand wiens naam men niet wil noemen of wiens naam men zich niet herinnert, of ook ter aanduiding van een denkbeeldig iemand ‘Dinges’, ‘N.N.’ zegt men in het Spaans Fulano, Fulana, en indien deze term reeds is gebruikt in de zin zegt men ter aanduiding van een tweede ‘Dinges’ Zutano, Zutana, voor een derde Mengano, Mengana. Bijvoorbeeld: Fulano me dijo que Zutano está N.N. zei me dat Dinges ziek is enfermo | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Enige opmerkingen over mucho, poco, demasiado en bastanteMucho en poco kunnen zelfst., bijvoegl. en bijwoordelijk worden gebruikt. Bijv.:
Dikwijls wordt mucho evenals tanto en cuanto collectief gebruikt, het zelfst. nmwr. blijft dan in het enkelvoud: mucho libro, mucho coche veel boeken, veel auto's. Mucho en poco betekenen ook dikwijls te veel, te weinig: es mucho, es poco. Bastante voldoende, en demasiado te (veel) kunnen ook zelfst., bijvoegl. en bijw. worden gebruikt. Bijv.:
Zie opmerking hierboven onder todo. Als bastante zelfstandig wordt gebruikt heeft het soms het onzijdige lidwoord, hoofdzakelijk in constructies met para que
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vervolg onregelmatige werkwoordenDormir slapen. De o van de stam wordt ue als de klemtoon op de stam valt. Hij wordt u in alle andere gevallen, behalve als de klemtoon valt op de i van de uitgang. Bijv. duermo, durmió, durmamos, dormí, dormía. Dormirse betekent inslapen. Als dormir wordt vervoegd het ww. morir sterven, dat echter ook een onreg. verleden deelw. heeft, muerto dood. Morirse betekent wegkwijnen, wegsterven, sterven, overlijden. Het is als vele reflexieve ww. wat krachtiger, intensiever van betekenis. Hacer doen, maken, laten (in de zin van gebieden). Onregelmatig zijn alleen de vermelde vormen:
Van de imperat. haz (tú), haga (usted), hagan (ustedes)
Evenals hacer worden de samenstellingen vervoegd, contrahacer namaken, deshacer stuk-, ongedaan maken, rehacer opnieuw maken, herstellen, en satisfacer voldoen, bevredigen waarin de f van de Latijnse vorm van het ww. is behouden gebleven. Satisfacer heeft in de imperativo naast elkaar satisface en satisfaz. Ir gaan, zich begeven naar, een enkele maal te vertalen met komen. Ir duidt voornamelijk de beweging aan in de richting van de handelende persoon af. Bijvoorbeeld: Roept men een Nederl. kellner zo zal deze zeggen ‘ik kom’ (naar u toe), een Spanjaard zegt voy, d.i. letterlijk ‘ik ga (naar u toe)’. Men houde dit bij het gebruik in het oog. Gaan, komen in de richting waar de spreker is, is in het Spaans venir (zie les XXIX). De constructie ir a treedt veel in de plaats voor een futuro: voy a verlo ik zal hem gaan opzoeken. De vervoeging van ir luidt:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het reflexief irse betekent weggaan. De tweede pers. plur. imperat behoudt de d: idos maakt dat je weg komt. Ir wordt in het Spaans vaak gebruikt waar wij zitten gebruiken, bijv. en el coche iban dos señoras. Men denkt daarbij aan de beweging van het voertuig. Met het gerundio duidt het een bepaalde manier van de uitgedrukte handeling aan, nl. ‘beginnen, op weg zijn om’, ook echter de weergave van een toestand, van een bezig-zijn met de handeling uitgedrukt door het desbetreffende ww. Bijv.:
Ir is in het Spaans ook dikwijls eenvoudig koppelwoord. Bijv.:
Na ir, zoals na alle ww. van beweging, staat het voorzetsel a als een infinitief volgt. Bijv.:
Oir horen. Onregelmatig zijn alleen de volgende vormen:
Verder heeft het de merkwaardigneoen in ue spelling van huir besproken in les XII, bijv. oyese, oyera, oye, oyeron. Oye hoor (jij) en oiga hoor (u) zijn veel voorkomende tussenwerpsels, te vergelijken met ons ‘zeg’. Bijv.:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Woordenlijst
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 70]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 71]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 72]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Oefening AEn las puertas de cada cuarto hay gruesas cadenas de hierro. A un lado y otro del Camino había capillas muy pequeñas. Fué subiendo por (= op, langs) el camino. ¡Vete! dijo el padre. ¡Camarero, otro café! ¡Voy! Habían ido a misa. El joven se había hecho amigo de un tal Pedro, hijo de cierto señor Fernández. ¡Oiga usted! con esas teorías suyas ¿qué fin le asigna al hombre? Sería necesario andar mucho (hier = een heel eind) para encontrar tal sitio. Les he hecho una visita de año nuevo. Su hijo no ha escrito desde hace mucho tiempo. La enfermera cose, borda y sólo, de puro cariño, se permite labores que no hagan ruido. Durante algún tiempo no se obtuvieron noticias ciertas. Algunos dijeron que iba a estallar la guerra, otros opinaron que todos los países carecían de fondos. Fulano es otro Quijote. El descenso rápido del avión le hizo volver la cara a la ventanilla. Amigo mío, sigamos cada cual nuestro camino. Nos íbamos alejando de la costa. Cada cuatro jóvenes tiene (ook wel tienen) un guía. El enfermo iba a buscar en todas partes el silencio y la soledad. Las nieblas se iban disipando lentamente. El jefe hizo sonar el timbre y dió el recado a un empleado. Dió la casualidad que de los trece se murió alguno. Las primeras lecciones le habían dado sobre los demás alumnos una ventaja. Cierto día le oyeron quejarse que desde hacía varios días no le daba reposo un dolor violento de cabeza. Cada cual a sus horas, todo Madrid desfila por aquí. Sólo en un compartimiento en donde iban unas muchachas se hablaba y se reía. La niña se durmió en seguida. El pobre hombre se muere de frió. A poco estuvo que no (= het scheelde maar weinig of) se hiciera pedazos el coche en una tapia. Hay mucha escuela libre en este país. Cada mañana le mandaban ciertas noticias. Aquella perfección de la joven hacía pensar en muchas generaciones de refinamiento. Ella comprendia que iba cumpliendo su destino. ¡Oye Juan! vamos a dar un paseo juntos (= samen). Hace tanto tiempo que no recibo noticias de él. En este pueblo se hubieran muerto de melancolía. Unos cuantos jóvenes se negaron a hacer lo que el jefe mandaba. Esta invencíon ha hecho rico al inventor. Cada día una corbata distinta era el ideal del joven estudiante. Dígale usted a su amigo que sí, que iré. Mañana un hortera hará lo mismo que usted. Se quitó los zapatos para no hacer ruido. Su comercio iba prosperando gracias a sus esfuerzos. Hemos hecho lo que teníamos que hacer. Algunas gruesas gotas de agua sonaron entre el follaje. Algún trapero recogía harapos y trapos, algunas mujeres pasaban por la calle con la cesta al brazo y algún cazador, con la escopeta al hombro (= op zijn schouder) cruzaba | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 73]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
por los campos desiertos. Al otro lado había un estante con unos cuantos tomos. El obrere iba endomingado. Van bien vestidas aquellas señoritas. El estaba hecho un nombre, todo un hombre. Uno se hace a todo. ¡Déjale hacer (= begaan) a ese niño! Estudiaron el problema desde todos sus puntos de vista y sacaron sus consequencias. La letra de uno y otro eran igualesGa naar voetnoot1). No hay otra solución que despedirle. Esta será alguna princesa rusa. El chico tuvo cada trifulca (= heel wat ruzie)Ga naar voetnoot2). Alguna que otra estrella resplandecía en la bóveda del cielo. Alguien ha dicho que la leyenda está muy cerca a la verdad histórica. El advenedizo se atribuía los méritos ajenos y repartía entre los demás los defectos propios. Cuando se hizo de noche fuímos a casa. Tiene miedo de lo que vais a hacer. ¡Oye! tengo que decirte una cosa en secreto. Los campesinos adquirieron pronto confianza y fueron a él con sus quejas. El médico iba a la reunion cuando acababa de hacer la visita de la tarde a los enfermos. Se miraron unos a otros sintiéndose pequeños e impotentes. No hagas el tonto. Hace calor. Mañana hará bueno. creo. Yo no lo creo, mañana hará malo. Que no (= wel neen) chico, las nubes te hacen tormentas (= je ziet in wolken al....). ¿Me hace el favor de decirme a quién tengo que dirigirme? En poco tiempo se hizo rico. Nos hacemos viejos. Esto no hace al caso (= dit doet er niet toe). Me hizo presente (= toonde me aan, bracht me aan het verstand) que todo estaba arreglado. Le hacíamos en Madrid (= wij dachten dat u in M. was). Mañana será otro dia (= morgen is er weer een dag). Es bastante tarde para dar una vuelta. Cualquier chico de la calle le dirá dónde vive aquel señor. ¿Oyes algo? Ella lo hará todo. Todo lo dije. ¡Oiga camarero! el polio que me dió es todo huesos. ¿Cuánto tiempo pasará antes que haya alguien que se interese por mi destino? Este boxeador negro va para campeón del mundo. Iban a cenarGa naar voetnoot3) un restaurant de la ciudad y después al eine. El joven trabajaba como si le fuera la vida en ello (= alsof zijn leven ervan afhing, lett. ‘alsof zijn leven er in ging’). La noticia les extrañó a todos. Pedro hizo como que (= alsof) no la había conocido. Una tarde (= op een middag) la hebre se hizo tan (= zo) alta que (= dat) la niña tuvo que guardar cama. ¡Qué burgués te estás haciendo. Viviendo en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 74]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sociedad o es unoGa naar voetnoot1) acreedor o es uno deudor, no hay término medio. A veces se oye el cacareo (= gekraai) de algún gallo. Yo iré a buscarte a la imprenta un día de éstos. El empleado hizo prometer a su jefe una indemnización para gastos de traslado. Todo el dinero iba pasando a manos de un número de personas muy reducido. Suele entrar el empleado a preguntar si (= of) los pliegos tales o cuales (= die of die vellen) estaban o no tirados (= al of niet afgedrukt). Algunos aseguraban que Pedro tenía talento, otros, en cambio, decían que era un pobre (hier = stakker, sukkel). El otro día estuvimos en un baile en casa de unos amigos. Los cohetes (= vuurpijlen) subían en el aire, detonaban y caían deshechos en chispas azules y rojas. Aquella señora es de las que van (= behoort tot de mensen die) a todos con sus confidencias. El señor Fulano iba a marcharse cuando oyó que le llamaban. Alguna que otra vieja se encaminaba hacia la iglesia. El viajero cosió unos cuantos billetes en el forro de su americana. Oímos cantar una jota y después otra y otra, a cual más sentimentales. Ese proyecto tuyo tiene mucho de audaz (lett.: ‘heeft veel vermetels’ = is zeer vermetel). No hacía mucho que el obrero se afanaba en la fábrica cuando murió su mujer. Madre mía, me muero. Cada uno ve (= zier) el mundo a su manera, uno (let wel, zonder lidwoord in zo'n geval) lo ve de color de rosa, y otro lo ve negro, todo negro. Me hicieron pasar a un cuarto largo, estrecho, con una mesa también larga en medio (= midden in). Si ustedes se hubieran ido yo también me habría marchado. Vamos a corner. No te vayas, tengo que hablarte. Yendo en coche llegamos más pronto (= eerder). Vámonos, que (= want) tengo prisa. Lo hemos oído todo. Cuidado que no lo oiga. ¿Y si lo oyese? Está muerto. Se ha muerto de dolor. ¡Vaya, hombre! uno no se muere de dolores, no me lo harás creer. Duerme, hija mía, durmiendo recobras fuerzas. Ha dormido ocho horas seguidas (= lett. ‘opeenvolgend’, vrij ‘aan een stuk’). Se han dormido. Este señor está durmiendo, le dijo un señor a otro. No señor, dijo de pronto (= in eens) el aludido, estoy dormido. ¡Cómo! ¿Hay diferencia entre estar durmiendo y estar dormido? Sí señor, en buen castellano ‘estar dormido’ significa ‘acabar de dormir’Ga naar voetnoot2), pero ahora se confunden las dos formas y los mismos españoles las emplean sin distinguirlas. ¿Se ha divertido? Mucho, muchoGa naar voetnoot3). La vida de estos jóvenes es toda trabajos. Cualquiera comprende eso. Ha ocurrido algo serio. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 75]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Oefening BIn een vertrek welks deur uitkwam op een patio waren enige mannen met een ongunstig uiterlijk. Een van hen liet een zweep knallen. Zeg Piet, zei hij, ik ga hem opzoeken (= buscar) en zal hem aan het verstand brengen dat hij ongelijk heeft. De fooien die zij iedere Zondag kreeg vormden in enige jaren een aardig spaarduitje. Soms maakte zij plannen voor de toekomst. Ieder beschouwt de dingen van een ander gezichtspunt. De erfenis gaf hem middelen om enigszins onafhankelijk (vertaal: met een zekere onafhankelijkheid) te leven. Enige koeien graasden in de weiden, en aan weerskanten van de weg hoorde men het geklingel (= el tintineo) van de bellen van de koeien. De toppen van de bomen staken zwart af tegen (= en) de blauwe hemel. Zij hoorden dicht bij zich het geblaf van honden. De jongens deden alsof men hun een duw gaf. Er (niet vertalen) roept iemand. Hoort u iets? Iemand is binnen gekomen. De anderen zijn weggegaan. Waarom? Zij gingen naar de bioscoop. Er worden verscheidene nieuwe films gegeven (vertaal: se dan....) Houdt u van moderne muziek? Erg veel. Onlangs op een avond hebben wij een moderne compositie gehoord. Ik begrijp er te weinig van, de anderen wisten (= sabían) genoeg van zulke muziek om (= para) de uitvoering te waarderen. Wij hebben een paar werken van een zekere leerling van Falla, wij zullen u die morgen te leen geven. Graag. Beide partijen waren tevreden en zij bedankten den bemiddelaar. De een bood hem enige foto's van een paar schilderijen aan, de ander het bewuste boek geschreven door een zekeren Fernández, waarover zij onlangs gesproken hadden. Alle aanwezigen hoorden wat hij zeide. Hij sprak luid genoeg. Sommigen meenden dat hij te zacht sprak. Men beweert dat zij hun gehele vermogen hebben verloren. U gelooft alles wat men u zegt. Alles geloven is een stellige aanwijzing van een oprecht (=cándido) hart. Op zekere dag vervoegde zich Dinges persoonlijk bij hem en zei hem: ‘ik hoor dat u alle aandelen hebt gekocht’. De eerste de beste zal zeggen dat hij nog een andere reden voor zijn onverwacht (= inesperado) vertrek had. ‘Ieder voor zich en God voor ons allen’ is de leus (= el lema) van velen. Ik moet een paar dagen het bed houden, geeft u mij een of ander boek, iets boeiends (= interesante). Zulk een bericht verbaast (= extrañar) ons allen. Welk bericht? Men beweert dat die bewuste vreemdeling, die alle landen van de wereld had doorreisd, hier is gestorven tengevolge (= a consecuencia de) van ons klimaat. Waar is Concha? Zij is boodschappen gaan doen. Om de drie uren moet u me opbellen en als er (niet vertalen) iets ernstigs gebeurt zal Jan onmiddellijk een dokter gaan halen. Laten wij hem enig geld geven. Als er iemand naar (= por) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 76]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mij vraagt, zeg dan dat ik niet thuis ben. Al die jongelui trainen zich (= entrenarse) of hun leven ervan afhangt. Het (niet vertalen) zijn allen goede zwemmers (= nadador), en allen, de een meer de ander minder, zullen zij bijdragen tot het succes (= éxito). Hoeveel verdienen zij elke maand? Wat voor soort (= clase de....) schilderijen hebt u? Enige moderne en eenige van de romantische school. Iedereen was tevreden met zijn lot (= la suerte), allen waren gelukkig. Maakt u dat uw grootje wijs (vertaal: naar een andere hond met dat been). Een paar goede vrienden, vele goede boeken, enkele goede concerten is alles wat hij van (vertaal: aan) het leven vraagt (= pedir). Dat is heel wat! Om de andere dag gaan zij bij hun ouders eten. Alle jongemeisjes lezen de boeken van dien schrijver, een zekeren Pérez. Waar staat het postkantoor? Gaat u recht uit en slaat u dan links af. Morgen zal hij voor tolk dienen op het gezantschap. Laten wij alles doen wat zij ons hebben gezegd, wij hebben altijd in alles gedaan wat zij ons hebben aangeraden. Onlangs op een avond gingen wij naar een vriend van ons, het was koud, het regende en het sneeuwde tegelijk. Lieve kind, waarom huil je? Wie heeft je iets gedaan? Mijne heren, de kaartjes als 't u blieft. Heb je veel te doen? Een paar maanden geleden heeft iemand de handtekening van den chef nagemaakt. Hebt u iets nodig? Ik niet, maar mijn vriend heeft ongeveer tien gulden nodig. Doe niet of je slaapt. Laten wij vrede sluiten (= hacer la paz). Als beide partijen de verschillende wensen vervulden (= satisfacer) zou iedereen tevreden zijn. Een mens moet overal aan wennen, zei de jonge student. Ik hoor zo juist dat er mensen zijn die werken. Wacht je (= aguardar a) op iemand? Ja. Dinges zei me dat hij me iets belangrijks had mede te delen. Zij is een beetje bleek. Zij is een beetje moe. Alle dagen maakt hij lange wandelingen. Met dat al wordt hij dik. Een ieder die op de hoogte is van de moderne letterkunde zal over dezen schrijver hebben horen spreken. De gehele buurt (= el barrio) hoort de radio van Dinges, alle dagen staat de luidspreker voor het raam. In alle dwalingen is een zekere dosis (= la dosis) waarheid. Ik ga, wij gaan. Hij loopt te lezen. Wij zaten allen in dezelfde trein. Als je iets mocht horen meld het mij dan dadelijk. Voldoe niet aan al zijn wensen. Ik voldoe er niet aan. Mijn hond is dood, ik ga een andere kopen. |
|