Spraakkunst van het hedendaagsche Spaansch. Deel 2
(1937)–Johan Brouwer– Auteursrecht onbekend
[pagina 37]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Drie en twintigste les
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Onbetoonde vormen
Behalve nuestro en vuestro, die in het vrouwelijk de uitgang a hebben, nuestra casa, vuestra casa, hebben de bezittel. vrnw. geen afzonderlijke uitgang voor het vrouwelijk. Dus mi casa, tus casas. Su, het bezittel. vrnw. van de derde persoon en van usted, heeft dus drieërlei betekenis. Ter voorkoming van misverstand voegt men zo nodig het pers. voornw. er bij, of vervangt men het bezitt. vrnw. door het pers. vrnw.
Vuestro behoort bij de tweede persoon meervoud, en heeft dezelfde betekenissen, nl. het kan als gemeenzame vorm ‘jullie’ betekenen, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
maar in plechtige toespraken wordt het als verheven stijlvorm gebruikt. Ook werd het in de geschreven taal wel gebruikt als men zich tot den koning richtte, en verder wel in het gebed tot de Maagd. De onbetoonde vormen mogen nooit gescheiden worden van het zelfst. nw. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Betoonde vormenDe betoonde vormen, die zich in geslacht en getal richten naar het woord waar zij bij horen, staan altijd achter het zelfst. nw.
De vrouwlijke vormen zijn mía, tuya, suya, nuestra, vuestra. Het meervoud krijgt een s. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het gebruik en de betekenis van de betoonde vormenDeze nadrukkelijke vormen gebruikt men ter duidelijke onderscheiding. De nadruk valt op den bezitter. Wij kunnen, om de nuance te doen uitkomen, die vormen vaak weergeven met ons pers. vrnw. met van, dit boek is van mij, enz. Bijv. esta idea es cosa suya deze gedachte is (echt) iets van hem. Het gebruik van deze nadrukkelijke vormen is regel: Ten eerste na het lidwoord
Ten tweede na het telwoord
Ten derde gewoonlijkGa naar voetnoot1) na de aanwijzende en de onbepaalde vrnw. (zie les XXV en XXVI).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ten vierde als het bezitt. vrnw. naamwoordelijk deel van het gezegde is
De nadrukkelijke vorm heeft ook een affectieve betekenis, bijv.:
De nadrukkelijke vormen kunnen ook zelfstandig worden gebruikt en krijgen dan het lidwoord. Bijv.:
Zoals reeds is opgemerkt bij de behandeling van de pers. vrnw. en de wederkerende ww. (zie les XIII en XIV) wordt in het Spaans het bezitt. vrnw. vaak vervangen door het lidwoord en het pers. vrnw. als indirect object. Bijv.:
Indien uit het verband van de zin duidelijk is wie de bezitter is, wordt in het Spaans het lidwoord gebruikt:
In een aantal Spaanse uitdrukkingen wordt evenwel het bezitt. vrnw. wel gebruikt waar wij het niet gebruiken. Bijv.:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De zwakke of onbetoonde vormen van het bezitt. vrnw. moeten in een opsomming herhaald worden als de betrokken zelfst. nw. een tegenstelling of sterke verscheidenheid inhouden:
Is het tweede zelfst. nw. een aanvulling van het eerste, dan wordt het bezitt. vrnw. niet herhaald, ook niet al is er verschil in getal.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vierde groep van onregelmatige werkwoordenEen aantal werkwoorden op -ir met een e in de stam verandert deze e in ie wanneer de klemtoon op de stam valt (evenals de ww. genoemd in les XV), en zij veranderen de e in i in alle andere vormen behalve als er een betoonde i in de uitgang staat, dan blijft de e (dus zoals de ww. genoemd in les XXI). Bijv. sentir gevoelen, siento ik gevoel, sintió hij gevoelde, sentía ik, hij, gevoelde.
Vervoeging van de ww. als sentir | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Presente
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Imperfecto
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Preterito definido
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Futuro subj.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De betekenis van sentir is ten eerste: gevoelen. Soms moeten wij het vertalen met horen, bijv. in zinnen als lo siento venir ik hoor hem komen. Verder ook moet sentir in zinnen als lo siento of siento que (met subj.) vertaald worden met het spijt me, het spijt me dat. Bijv.:
Als sentir, en zijn samenstellingen, worden vervoegd de volgende ww. met hun samenstellingen:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Woordenlijst
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Oefening AAl aldeano le habían contado que la tierra sería suya. Todos sintieron la satisfacción de haber obrado con prudencia. El diputado era un hombre que luchaba por (=voor) los suyos. Se fracturó el brazo izquierdo. Se caló la gorra. Cuando estoy solo es porque prefiero la soledad. La niña sintió miedo al (=bij het) acercarse al bosque. Me siento rendido después de un paseo tan (= zo) largo. Sintieron por primera vez la amargura de la separación. Adviértale usted que la carta se refiere a asuntos míos. En esta situación los minutos adquieren realidad tangible. La joven miró en torno de sí como si presintiese el peligro. Al aterrizar advirtieron que el banquero no estaba en el avión, que había desaparecido. Los muchachos esperaron mucho tiempo (= lange tijd) con las manos en los bolsillos. Quien se apodera de dinero que no es suyo no es honrado. De día en día advierte el enfermo que las cosas del mundo pierden valor para él. ¡Qué viejo se sintió! Le aguardan a usted su mujer y sus hijos. Al detenerse el tren escuchó un idioma que no era el suyo. Debo mucho a sus buenos consejos. ¿De quién? A los consejos de usted. ¿A mis consejos? Sí, amigo mío, a los suyos. ¿Le gustan mi casa y mi jardín? Sí señora, me gustan mucho. Su amigo de usted descuida sus intereses para atender a los de usted. Es verdad, atendiendo a los míos descuída los suyos. Le subiré el jornal. ¿Cuáles son los móviles que rigen sus acciones? Prefiero pasar la tarde contigo. Y Antonio, ¿qué es de su vida? El poeta había creado en torno suyo una atmósfera novelesca. Su hijo de usted suele jugar al tenis con una prima mía. Sentimos la alegría de la juventud alrededor nuestro. El pacifista se convirtió de pronto en un partidario del militarismo. Nos divertimos mucho con su charla. Hijos míos, divertíos, dijo (= zei) el anciano. Acarició entre las suyas la mano de la enferma. Una noche (= op een nacht) se sintió mala su madre de ella. El muchacho escuchaba la charla de los suyos. Se le acercó un amigo suyo, le alargó la mano y se la apretó con efusión (= uitbundig, hartelijk). Tienen al presidente suyo (= op hun hand). Se marcharon de suyo (= uit eigen beweging). Esos (= die) hombres tienen costumbres semejantes a las nuestras. Tu padre prefirió permanecer de pie, miró en torno suyo y me pidió noticias de la familia. Apenas consiguió erguirse. Se yergue, se irguió, nos erguimos. Lo tuyo debe ser tuyo y lo mío mío. Hijo mío no mientas. Madre mía, nos arrepentimos de lo que hemos hecho (= gedaan). ¿Qué tomará usted? Prefiero café. Le confirieron plenos poderes. Me refiero a su atenta carta de la semana pasada. Siento que no tengo razón (= ik gevoel, ik ben me | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bewust dat ik ongelijk heb). Siento que usted no tenga razón (= het spijt me....). Sol de marzo hiere con mazo. Ojos que no ven (= zien) corazón que no siente. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Oefening BZijn woorden kwetsten ons. Zij ondervonden de nadelige gevolgen van het tropische klimaat. Laten wij instemmen met zijn voorstel. Zijn studies eisen veel toewijding en geduld. De pers heeft de geruchten die in omloop zijn tegengesproken. Het bestuur verleende den voorzitter de nodige volmacht. Het spijt ons zeer dat hij gelogen heeft. Wij verwijzen wat zijn mededelingen betreft naar zijn laatste brief. Die (= aquella) brief van hem bevat allerlei voorstellen. Als u er de voorkeur aan mocht geven (subj. fut.) morgen op te bellen, zullen wij daarin (= a eso, na het ww.) toestemmen. Waar zijn mijn boeken? De uwe? Zeker, waarde vriend, de mijne. Het zou ons zeer spijten als u zich niet vermaakt hadt (subj. imperf.). Deze (= este) beambte van ons doet ons af en toe goede ideeën aan de hand. Het water kookt. Wij gevoelden dat zij gelijk hadden. Het speet ons erg dat zij hadden geschreven. Welke van deze jassen is de uwe? Die (= aquel) bontjas is van mij. Het uwe en het mijne. Uw ouders en haar ouders zijn goede vrienden van de onze. Waarde vriend, u hebt mijn hoed op (= tiene puesto). De uwe? Ja zeker (= que sí) de mijne. Het meisje sloeg haar ogen neer, zij schaamde zich dat zij gelogen had. Zij hadden berouw. Heb berouw over wat je hebt verteld. Deze (= estas) onvriendelijke woorden van hem hebben ons zeer (= mucho, na deelw. plaatsen) gekwetst. Mijne heren, sluit u aan bij onze partij, riep de redenaar. Wij zagen aan zijn gezicht dat hij loog. Zij snelden ons te hulp. Het spijt ons erg dat wij vergeten hebben die (esa) vriendelijke brief te beantwoorden. Welke brief, de onze of de hunne? De uwe natuurlijk (= claro está). Van kindsbeen af was hij van nature zwijgzaam geweest. Zij zullen er u opmerkzaam op maken dat de Spaanse maaltijden zwaar zijn. Een Hollandse maag verteert ze niet gemakkelijk. Waar heeft deze brief betrekking op? Hij heeft betrekking op een comité dat onderzoek doet naar de oorzaken van de werkloosheid. Zij stemden eenstemmig toe. U zult verwerven wat u wenst. De korporaal ging in de houding staan toen (= cuando) hij de stem van zijn meerdere herkende. Als zij er (onvertaald laten) de voorkeur aan gaven te vertrekken met onze vrienden, zouden wij daarin toestemmen. Verwaarloos uw belangen niet. Wij hebben ons zeer vermaakt. Een vriend van u heeft mij opgebeld. Een vriend van mij? Een vriend van ons, zijn huis staat dicht bij het onze. Zij probeerden den meester op hun hand te krijgen (= tener). |
|