Spraakkunst van het hedendaagsche Spaansch. Deel 2
(1937)–Johan Brouwer– Auteursrecht onbekend
[pagina 21]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een en twintigste les
|
Las personas que se marchan | de mensen die weggaan |
El asunto que nos ocupa | het onderwerp dat ons bezig houd |
El libro que me mandan | het boek dat men mij zendt |
La casa en que vivo | het huis waarin ik woon |
El perro que he comprado | de hond die ik gekocht heb |
Soms wordt, ter verduidelijking of ter voorkoming van misverstand, het lidwoord toegevoegd. Bijv.:
La novia de mi hermano la que llegó ayer | de verloofde van mijn broer die (n.l. de verloofde) gisteren is gekomen |
Ook de zgn. onderwerps- en voorwerpszinnen worden met el que, la que enz. ingeleid. Bijv.:
El que te llama es tu padre | degene die je roept is je vader |
El jurado ha piemiado a los que se han distinguido | de jury heeft degenen die zich hebben onderscheiden beloond |
Lo que me cuenta él me parece inverosímilGa naar voetnoot1)) | hetgeen hij me vertelt komt me onwaarschijnlijk voor |
Tot goed begrip van zinnen als los que estudiamos wij die studeren bedenke men dat hier het antecedent nosotros is weggelaten.
Het betrekkelijk vrnw. el cual, la cual, lo cual, los cuales, las cuales kan voor personen en zaken worden gebruikt. Het wordt vooral gebruikt om misverstand te voorkomen, of ter vervanging van que indien dit al enige malen is gebruikt. Het kan ook verder verwijderd staan van het woord waarop het betrekking heeft, terwijl que daar onmiddellijk op moet volgen. Bijv.:
La hermana de Pedro, la cual está enferma | de zuster van Piet, die (ni. de zuster) ziek is |
Las obras de este autor sobre las cuales hay un artículo en esta revista | de werken van dezen schrijver waarover een artikel staat in dit tijdschrift |
Estos jóvenes, muchos de los cuales son estudiantes, son aficionados a la música | deze jongelui, van wie velen student zijn, houden veel van muziek |
Estuve tres semanas en Toledo, al cabo de las cuales me marché a Badajoz | ik vertoefde drie weken in T. daarna (letterl. aan het eind daarvan) vertrok ik naar B. |
Quien, meervoud quienes, wordt uitsluitend voor levende wezens gebruikt. Het wordt evenals el que, la que gebruikt ter inleiding van een onderwerpszin. (In het Nederlands te vertalen met wie, al wie). Quien kan niet in bepalende bijzinnen worden gebruikt, alleen in verklarende bijzinnen.Ga naar voetnoot1)
Quien (= el que) calla otorga | wie zwijgt stemt toe |
Los señores de P., con quienes estoy aquí, se marcharán pronto | de heer en mevrouw P., met wie ik hier ben, zullen spoedig vertrekken |
Mi maestro, a quien respeto mucho, está de viaje | mijn leermeester, voor wien ik veel eerbied heb, is op reis |
Quien sluit vaak het antecedent in. Bijv.:
Hay quienes creen que | er zijn mensen die geloven |
Busco a quien pueda mandar noticias sobre | ik zoek iemand wien ik bericht kan zenden over |
Lo que en lo cual worden gebruikt als zij terugslaan op de inhoud van de gehele voorafgaande zin. Bijv.:
Pedro llegó tarde, lo que me extrañó mucho | Piet kwam (te) laat, hetgeen me zeer verbaasde |
Juan se comportó muy mal conmigo, a lo cual no presté atención | Jan gedroeg zich heel slecht ten opzichte van mij, waaraan ik geen aandacht schonk (vrij: ‘maar ik schonk er geen aandacht aan’) |
Men merke wel op dat el voor que en cual het lidwoord is. Het wordt dus verbonden met het voorzetsel a (al) en met de (del) en het heeft niet het accentteken.
Juan entregó el libro al que estuvo a su lado | Jan overhandigde het boek aan dengene die naast hem zat (gemeenzaam in onze taal: aan hem die....) |
El que se levanta pierde su silla | wie (ook wel: hij die) opstaat raakt zijn stoel kwijt |
Het Spaans heeft ook een bijvoeglijk betrekkelijk vrnw., cuyo, hetwelk zich in getal en geslacht richt naar het woord waar het bij hoort. Wij vertalen het met wiens, welks, wier. Bijv.:
Los señores de P. en cuya casa vivo | de heer en mevrouw P., in wier huis ik woon |
Mi prima, cuyo marido es médico | mijn nicht, wier man dokter is |
Este autor, cuyos libros están agotados | deze schrijver, wiens boeken uitverkocht zijn |
Indien men bijzondere nadruk aan een pers. voornw. of aan een zelfst nw. wil geven, kan men dit ook in het Sp. doen met een constructie met betrekkelijk vrnw. Het ww. van de betrekk. bijzin staat dan of in de derde persoon, of het richt zich naar het woord waarop het betrekk. vrnw. terugslaat (el antecedente). Bijv.:
Mi padre es quien (el que) lo manda | mijn vader gebiedt het (het is mijn vader die het gebiedt) |
Mis padres son quienes (los que) lo mandan | mijn ouders gebieden het |
Soy yo quien (el que) lo mando (manda) | ìk gebied het |
De usted es de quien deseo tener noticias | van (over) ù wil ik bericht hebben |
Derde groep van onregelmatige werkwoorden
Een aantal ww. op - ir met e in de stam veranderen de e in i, behalve wanneer in de uitgang een betoonde i staat. Dus pedir vragen, pido ik vraag, pedía ik vroeg, pidiendo vragende, door te vragen. Voorbeeld van de vervoeging:
Presente
INDICATIVO | SUBJUNTIVO | IMPERATIVO |
---|---|---|
pido ik vraag | que pida dat ik vraag (‘vrage’) | pide (tú) vraag |
pides enz. | que pidas enz. | pida (usted) |
pide | que pida | pedid (vosotros) |
pedimos | que pidamos | pidan (ustedes) |
pedís | que pidáis | no pidas vraag niet enz. |
piden | que pidan |
Imperfecto
pedía ik vroeg enz. | que pidiera, pidiese dat ik vroeg (zou vragen) enz. |
que pidieras, pidieses enz. |
Preterito definido
pedí ik vroeg, heb | gevraagd enz. |
pediste | |
pidió | |
pedimos | |
pedisteis | |
pidieron |
Subj. futuro
si pidiere indien ik zal vragen enz.
PARTICIPIO PASADO | GERUNDIO |
---|---|
pedido gevraagd | pidiendo vragende, door te vragen |
Als pedir worden vervoegd de onderstaande ww. met hun samenstellingen:
ceñir | omgordenGa naar voetnoot1) |
concebir | ontvangen (in de zin van bevrucht worden) ontwerpen, begrijpen |
derretir | smelten |
elegir | kiezen, uitkiezen |
embestir | aanvallen |
gemir | zuchten, klagen |
henchir | vullen |
medir | meten |
rendir | onderwerpen |
reñir | twisten, een standje geven |
seguir | volgen |
servir | dienen |
teñir | verven |
vestir | kleden |
De werkwoorden reir lachen, freir bakken, engreirse hoogmoedig (opgeblazen) worden verliezen in de voornoemde gevallen waarin de e in i wordt veranderd de onbetoonde i van de uitgang, bijv. riendo (voor riiendo), rió, rieron, riera, riese e.a. Freir veri, deelw. gewoonlijk frito.
Seguir met het gerundio betekent doorgaan met. Bijv. sigo leyendo, siga usted escribiendo ik ga door met lezen, gaat u door met schrijven. Sigue enfermo betekent: hij is nog steeds ziek.
Woordenlijst
el portero | de portier, de concierge |
el torero | de stierenvechter |
cerca | dichtbij |
el convento | het klooster |
donde (ook wel en donde) | waar, waarin, in welke |
la Edad Media | deMiddeleeuwen |
alrededor de | rondom |
la mayoría | de meerderheid |
interesarse a | belangstellen in |
servirse | zich bedienen |
sírva(n)se | wees(t) u zo goed te |
contestar | antwoorden |
pronto | vlug |
consentido | verwend |
contrariar | tegenwerken, dwarsbomen, iemand zijn zin niet geven |
la vez | de keer, de beurt |
una vez | een keer, eens |
emprender | ondernemen |
luego | vervolgens |
incapaz de | niet in staat tot |
indigno | onwaardig |
la tapia | de muur, de afschutting |
la rendija | de kier, de spleet |
el cementerio | het kerkhof |
el nicho | de nisGa naar voetnoot1) |
se trata de | het betreft, het gaat over |
apoyarse en | steunen op |
reclinar | doen rusten, leunen |
la petición | het verzoek |
acceder a | ingaan op, inwilligen |
me pasa algo | mij overkomt iets, mij ‘scheelt’ iets |
sacar a uno de (sus) quicio(s) | iemand buiten zichzelf brengen |
la almohada el cojín | het hoofdkussen het kussen (van stoel en dgl.) |
el quicio | het scharnier |
despedir | ontslaan |
despedirse | afscheid nemen van |
percibir | bemerken |
el portal | het portaal |
el dintel | de dwarsbalk boven de deur; ook drempel |
el bandolero | de struikrover |
la imagen | het beeld |
el pelo | het haar (in 't algemeen), gemeenzaam ook hoofdhaar |
teñirse el pelo | zijn haar verven |
convincente | overtuigend |
hasta ahora | tot nu toe |
no tener cara de | er niet uitzien als |
rendirse | zich overgeven, zich gewonnen geven |
en torno | rondom |
(son) reirse | glimlachen |
la burla | de grap, de bespotting |
perder de vista | uit het oog verliezen |
bordear | lopen langs |
la dehesa | de wei |
estar hospedado en | gehuisvest zijnte, logeien te |
raro | zeldzaam |
raras veces | zelden |
destrozar | stukmaken, vernietigen |
la víctima (ook wel manl. als het mannen geldt) | het slachtoffer |
pedir prestado | te leen vragen, lenen van |
pedir limosna | bedelen |
instructivo | leerzaam |
el matiz | de nuance, de schakering |
a vuelta de correo | per omgaande |
en todas partes | overal |
conseguir | bereiken, gedaan krijgen, ‘lukken’ |
no consigo | het lukt me niet |
repetir | herhalen |
en alta voz | hardop |
corregir | verbeteren |
devolver (met onregelm. verled. deelw. devueho) | teruggeven, terugzenden |
vestirse | zich kleden |
jugar al tenis | tennissen |
impedir | verhinderen, beletten |
frito | gebakken |
huevo pasado por agua | een zacht gekookt ei |
comedirse | zich matigen |
el peligro | het gevaar |
el refrán | het spreekwoord |
travieso | ondeugend |
la esquina | de hoek (van een straat)debuitenhoek van een huis en dgl. |
henchir de plumas | met veren vullen |
afirmar | beweren |
el campo de tenis | het tennisveld |
sitiar | belegeren |
desteñir | afgeven (verf) |
ceñirse la espada | zich het zwaard, de degen omhangen, omgorden |
la cubierta | de kaft |
tras, detrás de | achter |
la ventanilla | het raampje |
efectuar | verrichten |
Oefening A
Lo que él no sabía (= wist) era que su portero había sido torero. Hay cerca un convento en donde se conservan manuscritos de la Edad Media. Los que estaban de pie alrededor de la mesa, y de los cuales la mayoría no jugaba, parecían interesarse más (= meer) al juego que (=dan) los que estaban sentados. Ahora es la juventud la que tiene experiencia. Sírvanse ustedes contestarme pronto. Tu eres como una niña consentida a la que una vez han contrariado. Luego fué Pedro el que cogió la guitarra. He pensado muchas veces lo que sería una posesión sin límites. Fué Concha la primera que habló. Antonio es un hombre honrado al que juzgo incapaz de una acción indigna. El me explicó lo que pensaba hacer (=doen). La tapia tenía unas puertas por cuyas rendijas se distinguía el cementerio con los nichos. Se trata de un hombre a quien todos hemos conocido. El joven buscaba en quien apoyarseGa naar voetnoot1). en quien reclinar su pecho, a quien confesar su alma. El estudiante terminaba todas sus cartas con una petición de dinero a la cual su padre accedía. El doctor preguntó qué era lo que le pasaba a la mujer. Las novelas modernas, de las cuales el viejo autor tenía noticias por las críticas de las revistas, le sacaban de quicio. Se despidieron de todos. Completamos con la imaginación lo que no percibimos con los ojos. La joven no callaba nada de lo que le (of la) pasaba por la imaginación. Entró en un portal sobre cuyo dintel se distinguía una imagen. Esta muchacha se tiñe el pelo y se pinta los labios. ¿Se viste bien? Me explicaba lo que pasaba, se trataba de una discusión en la que los gritos debían ser pruebas convincentes. No siga usted. Este negro es un boxeador a quien nadie (= niemand) ha vencido hasta ahora. No tiene cara de rendirse. No, quienes se rinden son los otros. En torno había islas verdes con árboles cuyas hojas se bañaban en el mar. No se ría usted, es verdad lo que le cuento. No río, ni (= noch) reí, ni reiré; el que se ríe es usted. Reír es expresión de alegría, reirse tiene un matiz de burla. El viajero perdió de vista el pueblo y comenzó a bordear dehesas en las cuales pastaban toros que le miraban atentamente (= aandachtig). Estoy hospedado en la pensión que me habían
recomendado los señores en cuya compañía llegué a Madrid. Es una experiencia por la cual el mundo ha pasado raras veces. Son jóvenes que están destrozados por la crisis de nuestra época y cuya reconstrucción será difícil en esta sociedad. Son víctimas de lo que acaba y víctimas de lo que nace. Lo que hemos decidido es marcharnos. Esta ropa destiñe. Este perro me sigue a todas partes. ¿Sigo leyendo? Sí, sigue. Ayer Juan me pidió prestado mi libro. ¿Cuál? El que trata del modernismo en la música. No consiguió convencernos. El cliente mandó que el sastre midiese la tela. El criado me sirve bien. ¿Quiénes son los que suben? ¿Son sus amigos? No, mi padre es el que sube. No señor, la que sube es su madre de usted. El no sirve para ti. Hay quienes creen que la crisis será breve.
Oefening B
Herhaal hardop wat u hebt gelezen. Verbeter de oefeningen die ik heb teruggegeven. U zal bereiken wat u wenst. Deze arme man vraagt een aalmoes. Jan zal u een boek te leen vragen. Wie zijn die (= esas) meisjes? Zij kleden zich goed. Kleed je aan. Wie zijn gisterenavond aangekomen? Wij zijn gisterenavond aangekomen. Ik meende dat het uw vrienden waren die kwamen. Neen, mijn vrienden waren eergisteren al (= ya, vóór het ww.) hier. Het zijn die (= esos) jongelui met wie u getennist heeft. De leerling dien u me heeft aanbevolen werkt ijverig (= con aplicación). Jullie verhindert me door te gaan met lezen. ‘Wat wenst u’, vroeg de kellner, ‘zacht gekookte eieren of gebakken eieren?’ De familie, waarnaar u mij vraagt, woont een eindje verder (= un poco más lejos). De straat waarin zij woont en welks naam me niet te binnen schiet, is de tweede links. Wie het gevaar zoekt komt er in om, zegt (= dice) een Spaans spreekwoord. Een (onvertaald laten) ander Spaans spreekwoord zegt, vraag niet (een aalmoes) aan dengene die zelf (aalmoezen) heeft gevraagd (pret. defin.), dien niet dengene die zelf heeft gediend (pret. defin.). Zij gaven het ondeugende kind een standje. Het gelukte hun niet de fouten in de oefeningen te verbeteren. Wij glimlachten toen hij ons dat vertelde. Kiest u uit deze boeken uit degene die u aanstaan. De schrijver, wiens boeken u bewondert, woont in het huis dat op de hoek van deze (= esta) straat staat. De ouders in wier kinderen u belang stelt wonen in het huis waarachter het tennisveld ligt (= is). De belegerden gaven zich over. De acteur gordde het zwaard om als (= como si) ware hij de Cid in persoon, van wien geschreven staat dat (= que) hij het zwaard ‘te goeder ure’ omgord had (pret. def.). De kaften van de boeken die u op de markt hebt gekocht geven af. De auto, achter welks raampje wij de jongedame herkenden
die gezongen had, stopte. Rijd door, zei (dijo) een vriendelijke stem. Wij bleven enige (= algunas) weken in Málaga vanwaar wij uitstapjes ondernamen. Vele daarvan waren zeer leerzaam. Wij bezochten de bergen waarin zoveel (= tantos) struikrovers romantische heldendaden hebben verricht, waarvan een goed deel nog voortleeft (= vive) in de herinnering van de boerenmensen met wie wij hebben gesproken. Hetgeen ons ontroert blijft in ons geheugen. Laten wij ons inspannen om te bereiken wat wij wensen. Herhaal wat hij u heeft verteld. Hetgeen hij ons heeft verteld is onwaarschijnlijk, waarmede ik niet beweer, dat het niet gebeurd is. Weest u zo goed de boeken per omgaande te zenden. Matig u. Hij matigde zich. Zij vulden het kussen met veren. Zou zijn moeder nog steeds ziek zijn? Laten wij ons vlug aankleden. Hij zal de drukproeven (= pruebas) verbeteren.
- voetnoot1)
- De naam onderwerps- en voorwerpszin wordt door deze voorbeelden verduidelijkt. ‘El que te llama’ is het onderwerp van ‘es tu padre’, en zo is ‘los que se han distinguido’ het voorwerp van ‘el jurado ha premiado’.
- voetnoot1)
- Een bepalende bijzin is een onmisbaar element in de zin. Bijv. De man die daar loopt is mijn oom. Een verklarende bijzin is een toevoeging ter verduidelijking. Hij kan gemist worden. In het Nederlands staat hij tussen komma's. Mijn vader, die dokter is, komt ieder jaar bij me logeren.
- voetnoot1)
- Zie voor ciñó, ciñendo en dgl. les XI.
- voetnoot1)
- In Spanje worden de doden vaak bijgezet in nissen in de muur rondom het kerkhof.
- voetnoot1)
- Het hulpww. is uitgevallen. Zie gebruik infinitivo les XXIV. Letterlijk staat er: hij zocht (iemand) op wien te steunen, d.i. op wien hij kon steunen.