Moortje
(1984)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 156]
| |
Ga naar margenoot+Het tweede deel, het eerste uytkomen.
ritsart, Koenraat.
Flucx Koenraadt doet also gelyck ick u beval,
450[regelnummer]
De Moris brengt terstont tot Moyaal.
koenraat
Wel ick sal.
ritsart
Maar strax.Ga naar voetnoot451
koenraat
Ick ga.
ritsart
Nu voort!
koenraat
Ick vlie.
ritsart
Wel an geringhe,
| |
[pagina 157]
| |
Ist niet genoech getoeft?Ga naar voetnoot452
koenraat
'Tis nóólóós te dwinghen
Die van zyn selven is gewillich en bereydt,Ga naar voetnoot453
Als ick ben tot u dienst en tot gehoorsaamheydt:
455[regelnummer]
Ghelyck ghy doet de myn, sy stont u nimmer tegen:Ga naar voetnoot456
Maar Hoeren-liefd is windt, sy hebben sin noch Siel,Ga naar voetnoot457
Niet langer duurt haar Min, tot dat ghy licht u hiel,
En inde drumpel treedt, ghy bent so haast niet buyten,Ga naar voetnoot459
460[regelnummer]
Of huegenis en al sy teenemaal uytsluyten.Ga naar voetnoot460
Dier schuecken vindtmer veel; al schynen sy al vroom,Ga naar voetnoot461
En van een goedt Geslacht, haar hart en heeft geen boom.Ga naar voetnoot462
Haar minne is bedroch, en niet dan valsche kunsten,
En mommery geveynst, met móólicken van gunsten,Ga naar voetnoot464
465[regelnummer]
Of schimmen sonder zyn.
ritsart
Koenraadt weest niet verstuert
Om dat ick gnortich spreeck, uyt yver ist gebuert.Ga naar voetnoot466
| |
[pagina 158]
| |
koenraat
Neen ick geensins, myn Heer! dat kan lichtlyck geschieden:Ga naar voetnoot467
Gelieft u oock yets meer u dienaar te gebieden?
ritsart
Niet anders, dan dat ghy u woorden wel belecht,Ga naar voetnoot469
470[regelnummer]
In aanbien van myn gift, en ionsticheyt oprecht.Ga naar voetnoot470
En maackt haar, so ghy kunt, met u geswindtheyt wacker,Ga naar voetnoot471
Den mallen Ruyter wars, myn Minne-maat en macker.Ga naar voetnoot472
koenraat
En sorght niet, ick sal 'tbeschicken inder daadt.Ga naar voetnoot473
ritsart
En ick ga op het landt.
koenraat
Vaart wel.
ritsart
Hóórt, eerje gaat:
475[regelnummer]
Vertrouwdy dat ick daar my kunnen sal geneeren,Ga naar voetnoot475
Gedurende die Tydt, en hier niet wederkeeren?
| |
[pagina 159]
| |
koenraat
Neen toch, ick denck het niet, want siet van ongedult,
En van jeloursheyt ghy stracx herwaarts keeren sult.Ga naar voetnoot478
ritsart
Ick sal daar Visschen, en gaan Schaak'len met lustenGa naar voetnoot479
480[regelnummer]
Myn selven moe en mat, om beter 's nachts te rusten.
koenraat
Ja doet al wat ghy wilt, u slaap sal zyn met smart,
De dróómen sullen u daar wringen by de start,Ga naar voetnoot482
Gelyckmen d'Ossen doet.
ritsart
'kMoet dees dwaasheyt veriagen,
Haar breydel ben ick lóóf, ick wilse niet meer dragen:Ga naar voetnoot484
485[regelnummer]
'Tis kintsheyt dat ick my een slaaf maack van myn lust,Ga naar voetnoot485
En quijn, en slyt myn Tydt in quelling en onrust.
De Lely is het waardt, ick sal myn daar beproeven,Ga naar voetnoot487
En tuegen huech en muech drie dagen lang vertoeven.
koenraat
Drie dagen, 'tis te veel!
| |
[pagina 160]
| |
ritsart
Het is so myn besluyt.
490[regelnummer]
Gaat heen, en voert u last voorsichtelycken uyt.Ga naar voetnoot490
Ritsart binnen.
Ga naar margenoot+koenraat
O help! wat sieckt is dit, die ons antast soo vinnichGa naar voetnoot491
En maackt ons Edel breyn ghesondt zynde, krancksinnich?
Ist waar? ist moog'lijck! dat de krachten vande Min
De kloeckste soo verrockt, en wiss'len doet van sinGa naar voetnoot494
495[regelnummer]
Dat sy int alderminst haar selven niet ghelijcken?
Ick vindet inde proef, en moetet oordeel strijcken.Ga naar voetnoot496
Gheen Jonghelingh en was soo ijv'rich noch soo kloeck,
Steets was hy op't Kantoor en met de nues int boeck;
Syn mutsjen op zyn hooft, zyn mouwen an voort wrijvenGa naar voetnoot499
500[regelnummer]
Want hy was besich staach met dit of dat te schrijven:
Dan sloot hy zyn ballans, dan sach hy nae de kas,
Ja wel, hy had soo veel te doen dattet wonder was!
Wat het hy in zyn hóóft winckeltjes, en kassen,Ga naar voetnoot503
En hockels en laadjes, dosijnen van Lyassen,Ga naar voetnoot504
505[regelnummer]
Vol Assingnatie, vol Oblygatie, vol boomery,Ga naar voetnoot505
Vol Wissel-brieven, vol Retour, en vol Factory,Ga naar voetnoot506
| |
[pagina 161]
| |
Vol Konnossementen, en vol Konvoy-biljettenGa naar voetnoot507
En Kamers vol Journaals, Schuldt-boecken, alphabetten,Ga naar voetnoot508
En Riemen kladt papiers, van loopende uytgift,
510[regelnummer]
En Tafels vol chijffers en schalien vol schrift.Ga naar voetnoot510
Staagh was hy op de brugh by de Negocyanten:Ga naar voetnoot511
Of op een Komparisy, by zyn participantenGa naar voetnoot512
Van zyn Westersche, of van zyn Cypersche vaart.Ga naar voetnoot513
Hy rabatteert in kontanct teghens acht en een quaart.Ga naar voetnoot514
515[regelnummer]
Hy wist stracx op een prick wat dit 's Jaars con belóópen,Ga naar voetnoot515
Hy verstondt hem, (te besucht!) op Acksjen te kóópen,Ga naar voetnoot516
En hy verassureert licht een heel schip met goet.
Noch heeft hy ('t is vreemt) niet eens ghebanckeroedt!Ga naar voetnoot518
En oft schoon soo gheviel dat hy quam te fallieeren;Ga naar voetnoot519
520[regelnummer]
En loopt hy om een Ces, 't is weer een man met eeren.Ga naar voetnoot520
Als dese Koopluy doen, diemen naa's Keysers kuer,Ga naar voetnoot521
Souw hanghen by de keel, dat in haer eyghen duer,Ga naar voetnoot522
Vermits sy diefs ghewijs, veel goede luy doen trueren,Ga naar voetnoot523
Begonmen dit! het souw so dickwils niet ghebueren.Ga naar voetnoot524
Kackerlack en Katrijntje uyt.
| |
[pagina 162]
| |
525[regelnummer]
Maer wien komt doch daar gints? 't is Kackerlack, ontbeydt,
Wat schóónder Maghet ist die hy daar met hem leydt?Ga naar voetnoot526
Om aan Moyaaltje nu te schencken en vereeren,
Die sy in schóónheyt self schijnt varre te passeeren.Ga naar voetnoot528
Myn Moortje dat is swart en leelijck noch daar by,
530[regelnummer]
Nu lech ick over staach, en dapper inde ly.Ga naar voetnoot530
katryntie, Kackerlack, Koenraat.
Wilt yemant het belóóp der tijttelijcke saaken,Ga naar voetnoot531
En haar beroerlijckheen, volkomelijck naamaaken?Ga naar voetnoot532
Die vecht teghen zyn schim: doch lust hem maar een deelGa naar voetnoot533
Te sien ghetaeffereelt, op een bereydt panneel;Ga naar voetnoot534
535[regelnummer]
Ga naar margenoot+Die wert hier stof en saak om Schilderen ghegheven,Ga naar voetnoot535
An die veranderingh van myn rampsalich leven,
Door't drayen des Fortuyns haar suyssebollend wielGa naar voetnoot537
Dat nimmer is vermoeyt, noch nimmer op en hiel.Ga naar voetnoot538
De Stadt die met de glans haars Prinschen trost haar buuren,Ga naar voetnoot539
540[regelnummer]
Die met haar burghers bralt, maar met gheen steene muure,Ga naar voetnoot540
Die Adel-rijcke plaats, 't Hollandsche Hof, den Haagh!
Is myn heer Vaders stadt, daar ick de naam of draagh,Ga naar voetnoot542
| |
[pagina 163]
| |
Daar saachdy allereerst, ellendighe Katrijne!
Het helder Hemels licht in u ghesicht verschijne.Ga naar voetnoot544
545[regelnummer]
Onghevaarlijck vier Jaer soo waardy vry van druck,Ga naar voetnoot545
In weelden soet en sacht: maar 't nijdighe gheluckGa naar voetnoot546
Dit alderbeste goedt afgunstich u mis-gunden,
En trock u met ghewelt van Vader, en van vrunden,Ga naar voetnoot548
En bracht u een Maraan of Móórder inde handtGa naar voetnoot549
550[regelnummer]
Die; zynde rijck ghebuyt, u voerden uyt het landtGa naar voetnoot550
Nae 't prachtich Spangjen toe: daar sach ick veel Neer-landers
Van licht alloy, ick quam by verlóópen Brabanders,Ga naar voetnoot552
En bleef aldaar een tijdt van thien of twaelf Jaar,
Doch ick verwisselde van d'eene plaats op d'aar,
555[regelnummer]
Tot myn schijn-vader my uyt boose schelmerije
Vervoerden over Zee, naat diefsche Barberije,Ga naar voetnoot556
Dat Róóf-nest! ja de marckt van het ghestole goedt!
Daarmen nu daghelijcx een starcken handel doetGa naar voetnoot558
Van reyne koomenschap, daar sy niet an verliesen,Ga naar voetnoot559
560[regelnummer]
So gauw zyn haer Factoors, Doot-eters en Kommiessen,Ga naar voetnoot560
Of yemandt die daer me sich wel behelpen kan,Ga naar voetnoot561
Een smeerich Officy! daar kleeft te schendigh an.Ga naar voetnoot562
Maar waarom praat ick nu niet meerder van ons varen?
Dewyl wy onder seyl en voor de Haven waren,Ga naar voetnoot564
565[regelnummer]
So koelt en went de windt, die ons int eerst was mee.Ga naar voetnoot565
| |
[pagina 164]
| |
Daar komt een Oorlochs-bóódt ghevloghen door de Zee,
En set een styve kours, en komt so fel ansnuyven,Ga naar voetnoot567
Dat de baren met kracht op 't schip anstucken stuyven.
Hy viel ons op het lyf, en leyden ons anbóórdt:Ga naar voetnoot569
570[regelnummer]
Och! wat gheschiede daer een schrickelycke Móórdt!
Twas wonder om te sien, hoe dat die fraye Mannen
En al dat Krijghs-volck haar so klackeloos liet spannenGa naar voetnoot572
Van sulck gorle goy! van Jonges, en van Maats:Ga naar voetnoot573
Dat oolyck krombient goedt zyn vinnige Soldaats!Ga naar voetnoot574
575[regelnummer]
De Spangiaerts konden dat niet eten noch niet kauwenGa naar voetnoot575
Dat sulck ghepuffel snoodt, van wespen, en RabbauwenGa naar voetnoot576
Haar rockjes trocken uyt: en datter in het slaanGa naar voetnoot577
Met sulck schip en volck, soo veel weers was ghedaen.Ga naar voetnoot578
Het most al over boordt wat zyn lyf niet kon koopen,Ga naar voetnoot579
580[regelnummer]
En wie 't rantsoen op brocht, die lietmen naakt wech loopen.Ga naar voetnoot580
Ga naar margenoot+De plunderinghe wert daar ande Kust ghebrocht,Ga naar voetnoot581
De menschen en haar goedt zijn meestendeel verkocht,
En myn schijnvader oock, en ick quam doe in hande,
Al vande Kapiteyn die brochtmen hier te lande:
585[regelnummer]
't Is een ondraagh'lijck mensch, hovaardigh, quaat en sot,
Waarmen my brenghen sal, dat weet de goede Godt.
| |
[pagina 165]
| |
kackerlack
Gants lyde! wat verscheelt de eene mensch by d'ander?Ga naar voetnoot587
D'een is een lompe loer, en d'ander die is schrander!Ga naar voetnoot588
d'Een weet hem by de luy wel moytjes te doen vóórt,Ga naar voetnoot589
590[regelnummer]
En d'ander is een geck die weet niet hoe het hóórt:
Dit schoot my inde sin, iuyst als ick onder anderGa naar voetnoot591
Een van myn kennis sach, myn lantsman, een wtlander;Ga naar voetnoot592
Die al zyn goedtje hadt verslampamt, en versluymt,Ga naar voetnoot593
En uyt onachtsaemheydt, verwaarlóóst, en versuymt,Ga naar voetnoot594
595[regelnummer]
Ghelyck als ick, die 't heb vertuyswuyst, en verspeelt,Ga naar voetnoot595
Verhasardeert, versloert, verslemt, en verbourdeelt.Ga naar voetnoot596
Ick sach hem an, hy stont en was beroydt en pover,
Ellendigh, jichtigh, kranck, en had noch om, noch over,Ga naar voetnoot598
Wel Landsman (seyd ick,) hoe dus schamel en bedruckt?
600[regelnummer]
Och! (sprack hy) al myn goedt is gants verongheluckt:Ga naar voetnoot600
De vleyers die wel eer myn ware vrienden schenen,
Syn als myn mid'len nu verdreven en verdwenen,Ga naar voetnoot602
Of isser yewers een, die scheert met my de geck.Ga naar voetnoot603
Myn Maachschap schuwtmen, en aansien my met de neck,Ga naar voetnoot604
605[regelnummer]
Helaes! wat komt my op, de doot is al myn wenschen,Ga naar voetnoot605
My, die verlaten ben van God en alle Menschen.
Myn óóren wierden dol, myn tongh sprack seer verwoet,Ga naar voetnoot607
| |
[pagina 166]
| |
Hebdy dan alle raadt verlooren met u goet?Ga naar voetnoot608
Slaa-loose traghe mensch, ist so verre ghekomenGa naar voetnoot609
610[regelnummer]
Dat u de wan-hoop heeft oock alle hoop benomen?
Dat is een oevelle saak, so bin g'er byster an,Ga naar voetnoot611
Ick ben van stadt en staat u gildebroer: een manGa naar voetnoot612
Dien oock wel heb gheproeft verscheydenheyt in spoeden;Ga naar voetnoot613
Van ruyme weelden, en van schaarsche Arremoede,
615[regelnummer]
Nochtans was ick ghetroost, en heb my gants ghesetGa naar voetnoot615
Nae 't avontuur my dwongh, 't was mager dan, of vet.Ga naar voetnoot616
Anschouwt nu eens myn staat, en myn welvarentheden,Ga naar voetnoot617
Van gladde lijf en leen, van propre nette kleden:Ga naar voetnoot618
Ick had niet als ick quam, het was al door de keel,Ga naar voetnoot619
620[regelnummer]
Ick heb niet, en ick heb al evenwel noch veel:
Vermits my niets ghebreeckt (doe sprack hy) ach ick vreese!Ga naar voetnoot621
Dat ick der Rijcken-geck en Taeffel-sot souw wesen.Ga naar voetnoot622
Neen seyd' ick weer daar op, ick heb een seek're kunst
Daar ick my met gheneer, en krych een yders gunst;Ga naar voetnoot624
625[regelnummer]
Hier is een slach van volck die doch in alle puntenGa naar voetnoot625
De meeste willen zyn met treflijck uyt te munten,Ga naar voetnoot626
| |
[pagina 167]
| |
Ga naar margenoot+Hoe welse plomp en plat en boers zijn van ghestalt;Ga naar voetnoot627
Dien blaes ick in het óór het geen hun best bevalt,
Dien prijs ick het verstant, en schóónheyt van ManierenGa naar voetnoot629
630[regelnummer]
En gróotheyt van haar gheest, al moet ick het versieren:Ga naar voetnoot630
Diens loven, loof ick oock ist recht, onrecht of bóós,Ga naar voetnoot631
Haar oordeel acht ick hóóch al waart gants rueckelóós;Ga naar voetnoot632
Ick schick my nae den tydt en na haer sotte grillenGa naar voetnoot633
Ick doe al wat zy doen, en wil al wat sy willen,
635[regelnummer]
Ist met der harten niet 'tis altoos nae de schyn,Ga naar voetnoot635
Dit doeter veel gheacht by gróóte Meesters zyn.Ga naar voetnoot636
koenraat
Waarachtigh dits een gheest in sonderlinghe sakenGa naar voetnoot637
Want hy van malle luy weet dolle luy te maken.Ga naar voetnoot638
kackerlack
Al dus praatende, siet, so quam ick inde Hal:Ga naar voetnoot639
640[regelnummer]
Daer riepen de Vleyshouwers ghelijck van over alGa naar voetnoot640
Hy sick! hem sick! hou sick, myn Heer selje wat kóópen?Ga naar voetnoot641
| |
[pagina 168]
| |
Hier hy! ouwe kennis je moet van men banck niet loopen,Ga naar voetnoot642
Ick heb moy Kallef-vleys, Runt-vleys, Were-vleys, Schapevleys, hoort me Kaer!Ga naar voetnoot643
Siet dats een Wieringer sock-lam, dats een Schaeger-schaep, dats een Lang-start vannen Jaar.Ga naar voetnoot644
645[regelnummer]
Wel gaeje op een aer? gy seltet iou seper beklagen.Ga naar voetnoot645
Doe quam myn Pietertje, en Wabbetje Gerrits vragen,Ga naar voetnoot646
Heerschip! sel ick wat dragen? en ick liep uyt de Hal vangt geraes,Ga naar voetnoot647
Op de Vuegel-marckt; daer kreten de wyven, hoort hier wat elenbaes!Ga naar voetnoot648
Schortje nou een exellenten Haes? of geerje nou gien reyne Kappoenen?Ga naar voetnoot649
650[regelnummer]
Wel Vennitje, wilie gien Knynen, gien Duyven, gien Hoenders, noch Kalkoenen,Ga naar voetnoot650
Om inde Venesoenen te setten, te larderen of te bra'en?Ga naar voetnoot651
Van daar ben ick moytjes met hem op de Gaar-marckt egaen,Ga naar voetnoot652
By 'tvolckje die daar voort-staen, met huer ionge Biesten, en nochteren Kalven,Ga naar voetnoot653
Siet dats een Kruys schonckje, dats een Koocker-stickje, die voor Noos, om vier en ein
halven,Ga naar voetnoot654
| |
[pagina 169]
| |
655[regelnummer]
En die Hals-knoock om dardalve stuyver: Wilje nou geen Pens, noch Koe-voet?Ga naar voetnoot655
Gien nieren, gien Lever, gien middel-rift, gien hooft-vleys, noch het smaackt so soet!Ga naar voetnoot656
Wilje gien warme Buelling, leverling, bloeling, pieperling hiel goet,Ga naar voetnoot657
Soeckje slabberaen Jasper Goedbloet? ick kanmen waar niet prysenGa naar voetnoot658
Wat hadjegaeren goe Heer, gesalyde Worsten, Verckens-iues, of fyne Sausysen?Ga naar voetnoot659
660[regelnummer]
Nou niet, seyd ick, Giertje Gysen, en so kuyerde wy vast voort,Ga naar voetnoot660
Verby de Speck-koopers, byde vreemde Vueghel-luy, die villen my anboort,Ga naar voetnoot661
Hier ouwe Koopman hoort, wel so verby? dat mach niet door de bueghel,Ga naar voetnoot662
Waer nae sieje? nae een overseesche Swan, een Rotgangs, of nae een Ent-vuegel?Ga naar voetnoot663
Ga naar margenoot+Ick kreech vlus uyt de Kuegel een slee met Winders en Tayllingen, siet,Ga naar voetnoot664
665[regelnummer]
Dat zyn Knobben, dat zyn Smienten, dats een vogel die Hans hiet.Ga naar voetnoot665
Dats een Pyl-start, 'teeltste beesje dat by de lucht vlieght, sulcx heb icker noch by paeren,Ga naar voetnoot666
| |
[pagina 170]
| |
Wilje geen Kamper vuegels, al geplockt? neen seyd ick, die sie ick niet niet gaeren,
Se siender uyt soo smerich, al haddese voor Kocx ionghen inde kombuys evaeren,Ga naar voetnoot668
En al de aaren, die sin myn te paers en te groen, 'tis dat niet, seydy, gy hebt te vuel kuers.Ga naar voetnoot669
670[regelnummer]
Nou Moncksuer Kackerlack, gheeft nu een reys een vaen inde Graef van Muers,Ga naar voetnoot670
By onse ouwe Kittebruers? nou niet seyk, ick moet duese wech kiesen,Ga naar voetnoot671
Doe ginge wy op Sinte Pieters Kerck-hof, ant kleyn Halletje by de Vriesen,Ga naar voetnoot672
Ick macher niet an verliesen sey Sieuken Sipkes van Fraanjer, soo waer ick leef,Ga naar voetnoot673
De hielle bouwt om ien ryaal. Ick docht dat morsige goedt, is duur enoch te geef.Ga naar voetnoot674
675[regelnummer]
Mit sietmen de Wortel-teef, Tryn Dubbeldin van Bunschóóten,Ga naar voetnoot675
Wat selje hebben Liestentje, Pynsternaeklen, Bietwort'len of Kroten?Ga naar voetnoot676
Kyck dathartjen is esloten, ick heb Warmisje en groen toekruytje daer by,Ga naar voetnoot677
| |
[pagina 171]
| |
En Horense Wortelen, en Raepjes, se smaeken as emmer-appelen en Rysen-bry.Ga naar voetnoot678
Doe gingen wy verby de Brouwery van't Jerusalems kruys,Ga naar voetnoot679
680[regelnummer]
En iuyst most ick bloemen, en ick liep onger de Varcke-sluys:Ga naar voetnoot680
Daar sat Koren Jansz en vertrock van thuys en d'afcomst van BrittenGa naar voetnoot681
Mit dat hy men sach, nam hy zyn naers insen arm, hy rees en lietme sitten,Ga naar voetnoot682
Myn Lansman sach ditte, die ging vast pruetelen, en sprack:Ga naar voetnoot683
'Tmoet een groot Monsuer wesen desen verschreven kackerlack.Ga naar voetnoot684
685[regelnummer]
Doe verlienden ickse daer een quack van ouwe kousjes Jaergetijen,Ga naar voetnoot685
Van 'teevangely van 'tspinrocken, van Waaren, en Spóókerijen,Ga naar voetnoot686
Die in hiel ouwe Tijen // hier dickwils plegen te geschien.Ga naar voetnoot687
De guesen moeten Duyvel iagers wesen (seyd ik) want hy laetum nou niet sien.Ga naar voetnoot688
Doe tegen wy op de bien, duer de Hal-steech, en onderwegenGa naar voetnoot689
690[regelnummer]
So groeten ons al de Arebeyers die ons quamen tegen.Ga naar voetnoot690
Ick schickte myn baert te degen // die myn schier inde mont quam,Ga naar voetnoot691
| |
[pagina 172]
| |
En so stryke-baerdende, so quam ick in myn fasol op de middeldam:Ga naar voetnoot692
Doe Lysbet Fokels my vernam // seyse: Koopman ick gheefje schier de granje.Ga naar voetnoot693
Komt koopt nu Krenten, Mangellen, Garsynen, en Aplen van Jeranje,Ga naar voetnoot694
695[regelnummer]
En nuwe Karstengen, uyt Spanje // die ons volck lest hebben evrybuyt.Ga naar voetnoot695
Doe quamen wy op de Vis-marckt, daer wast Pieter-Cely, dit uyt,Ga naar voetnoot696
Emmerlock, hoor hier Kornuyt // komt hier me vaer: koopt een sootje,Ga naar voetnoot697
Leest iou ga'ing uyt dit tobbetje, en schietse in dit Vlootje,Ga naar voetnoot698
Ga naar margenoot+Ick hebse noch wel een schootje gróóter, komt hier! waer sinje Ot?Ga naar voetnoot699
700[regelnummer]
Haelt een net met vis, wt de korf, of kaer by 't vlodt,Ga naar voetnoot700
Brengt doch gien wtschot, gaet heen mijn kóórentje van achtien Jaren.Ga naar voetnoot701
Al ree man (seyd hy) moer, ic selje dat wel opsen elvendartichst klaeren,Ga naar voetnoot702
Ick verstaeme op die snaeren // also wel als onse buurman Klaes Os.Ga naar voetnoot703
Y-bot, Hoeck-bot, dats blaeuwe Braet-spieringh, dat sin Melckbaersjes, en purmer-pos.Ga naar voetnoot704
| |
[pagina 173]
| |
705[regelnummer]
Kom heerschip, maacktme los // dats lustighe water-scheeps vis,Ga naar voetnoot705
Datsen rootschilde-braesem, en een Korper die inden Ysel gevangen is,Ga naar voetnoot706
Die muen-vóóren dobbelt die mis? siet, datsen lecker gelt-snoeckje,Ga naar voetnoot707
Hoort hier wat Lijsbet Leffers, hoort hier wat, wel moer wat soeckje?Ga naar voetnoot708
Mit snapten ic om't hoeckje // daer stonde die mossel-eters een hiel gerit,Ga naar voetnoot709
710[regelnummer]
Hael mosselen, hael mosselen, Zeelantsche mosselen, varsch enne wit!Ga naar voetnoot710
Watte varsche mosselen benne dit // 't zijn mosselen as oesters seyden die kluyvers,Ga naar voetnoot711
Daer quam onse buurwijfs meyt, en haelden een emmer vol voor twee stuyvers.
Get hoe gluurden daer die snuyvers, na een tas van een parlde-pop,Ga naar voetnoot713
Daer quamen die Dief-leyers, en maaktent daer byt huysje so ruym op,Ga naar voetnoot714
715[regelnummer]
Dien gaf de meydt een schop // die een kóóntje, en d'ander een klaater,Ga naar voetnoot715
En wurpen de maeten de matten, de paenders int waater,Ga naar voetnoot716
Plom verlooren vande sluys.Ga naar voetnoot717
Andre schortent onder haer arem, en brochtent moytjes 't huys,Ga naar voetnoot718
O docht ick dit ghespuys // wie mienese nou wel datse binne?
720[regelnummer]
Se souwe de dieve vangen, en laete de schaemel-luy een duytje winnen,Ga naar voetnoot720
Wat selt volckje nou beginne // se hadde daer so moy voort edaen,Ga naar voetnoot721
| |
[pagina 174]
| |
Ja docht ick in myn selfs 't is leelijck datse so op middel-straet staen.Ga naar voetnoot722
Doe saegen wy de vis-slaghers de vis of-slaen, doe sach ick na de Zeevis bancken,Ga naar voetnoot723
Daer stonden die brandewijn-drinckers, en droncken 't mutsjen om twee blancken,Ga naar voetnoot724
725[regelnummer]
Met riep Jannetje vrancken // datsen stranckt-visje, datsen gul, dats schellevis!Ga naar voetnoot725
Ick hebse met lever en kuyt, die soo varsch als een wronghel is,Ga naar voetnoot726
Siet vryers hoe stijf datse is // s'is tangsjes ierst of eslaghen.Ga naar voetnoot727
Dat sin meysjes met blancke borsjes, muegese jou niet behaghen?Ga naar voetnoot728
Maer Aaltje van Schaghen // mijn kóópwijf, die weesme gaet verby.
730[regelnummer]
Doen tradden wy na de ael-wijven, daer ande drie vijseltjes sy,Ga naar voetnoot730
By Griet Jan dicken, en Fy die soo ficks is op het vel te stróópen,Ga naar voetnoot731
Daer wast hoor hier vrient, selje neb-ael, grof-ael, of fijn-ael koopen?Ga naar voetnoot732
Soeckje puyt-ael, leb-ael, kat-ael, wilt niet veerder loopen, Ick heb vry wat keurs,Ga naar voetnoot733
Doe gingen wy de waech neer, 't water langes, over de koren-marckt nae de beurs,Ga naar voetnoot734
| |
[pagina 175]
| |
735[regelnummer]
En soo veel goen dach van pelsers en schruers, dat hy bril sach, en ick mostmen omkieren,Ga naar voetnoot736
Ga naar margenoot+Om Godswil Landtsman, seyd hy: Ghy mochtmen dat oock wel lieren,
Strackx begon hy myn te vieren en te eeren als een groot Kaddet,Ga naar voetnoot738
Wel hoort hier seyd ick: en siet, dat ghy wel op myn woorden let;
740[regelnummer]
Ghy moet pluym-strijcken, en schoon-praten, en liefkóósen
De groote rijcke luy, al warent Goddelóósen,
En smeeren haer het zeem van Honich om de mondt,
Dit is een nutte kunst, die mijn verstandt eerst vondt,Ga naar voetnoot743
Treet myn voetstappen na so salt u gaen na wensche,
745[regelnummer]
En maackt afgoden van de veel vermoghen Mensche.Ga naar voetnoot745
Na dien ick dit gheslacht so aartich heb verweckt,Ga naar voetnoot746
Soo heb ick oock ghedocht te voeren in de SecktGa naar voetnoot747
Van myn eyghen naam, dats vande Kackerlackisten,
En waarom ick so wel niet als d'andere seck-tisten?Ga naar voetnoot749
750[regelnummer]
Want yder die nu is een weynich wel bespraackt;
Een seckt, of aanhangh na zyn fantasye maackt,
Mits nueswijs misverstant der menschen dart'le óórenGa naar voetnoot752
Meest altóós zyn belust om steets wat nieuws te hóóren,Ga naar voetnoot753
Maar ick verpraat myn tijdt, ick moet gaen doen myn lastGa naar voetnoot754
| |
[pagina 176]
| |
755[regelnummer]
En schencken haar de Maacht, en bidden haar te gast.Ga naar voetnoot755
Hola! 'ksie Koenraat daar, de Dienaer van de vryer,
Die staat daar voor de deur, bedroeft, ach arme strijer!Ga naar voetnoot757
Hy heeftet seecker slecht, daarom is hy beschruemt,
Hy sterreft schier van kouw, hy schijnt wel seer verkluemt,
760[regelnummer]
Verkonckelt in zyn blaas, en knoffelt met zyn handen,Ga naar voetnoot760
Al was hy om de Noort an die Way-gatsche stranden.Ga naar voetnoot761
Syn Turf is hier te licht, ick moet met dese guytGa naar voetnoot762
Wat alven, wat boerten, en haelen hem wat uyt.Ga naar voetnoot763
koenraat
O desen sot die meent hy heeftet al ghewonnen
765[regelnummer]
Met zyn schenckagie, en 'tis noch nauw begonnen.Ga naar voetnoot765
kackerlack
Hout! dat ick niet te slecht op zyn steeghjes volck groet,Ga naar voetnoot766
Maar als Grandisimo met vijf treen ande hoedt,Ga naar voetnoot767
Dus, een, twee, drie, vier, vijf, A la mode de Fransche,Ga naar voetnoot768
Moers volckje sal dit haast by Alterum Partum dansche.Ga naar voetnoot769
770[regelnummer]
Met Eerbiedighe dienst, die u hoocheyt verdient,
| |
[pagina 177]
| |
Wenscht Monsuer Kackerlack zijn aldergrootste vrient
Koenraat gesontheyt toe, en voorspoet in zyn saaken:
Hoe staje so en kyckt, wat meuchdy hier toch maaken?Ga naar voetnoot773
koenraat
Ick sta stil, en recht op, en doe ter weerelt niet.
kackerlack
775[regelnummer]
Maar siet ghy hier niemant die ghy niet gaeren siet?
koenraat
Ja, u.
kackerlack
dat gheloof ick, maar noch gheen and're dinghen?
Hoe sie ick dan in u so veel veranderinghen?Ga naar voetnoot777
Ick spuer dat u ghemoedt sich t'eenemaal ontset.Ga naar voetnoot778
koenraat
Ick sie niet dat myn deert ontroert oft yet belet.Ga naar voetnoot779
kackerlack
780[regelnummer]
Dit vuyltjen, wat dunckt u, sal sy oock wel passenGa naar voetnoot780
| |
[pagina 178]
| |
Tot een Dienst-maasen, om de schotelen te wassen?Ga naar voetnoot781
Ga naar margenoot+En wat 't een, en wat aars?Ga naar voetnoot782
koenraat
'tis een meyt als een kruyt,
Ja wel s'is het waardich als een duyts broot een duyt,Ga naar voetnoot783
Sy souwtje op een stil watertje wel of klaaren.Ga naar voetnoot784
kackerlack
785[regelnummer]
Men souw' een sieke bruydt daer kunnen me bespaaren.Ga naar voetnoot785
koenraat
Och lieve vaar, dat is met u toch al ghedaen.Ga naar voetnoot786
kackerlack
Komt tot myn ouwerdom, het selje oock vergaan.Ga naar voetnoot787
Hoe plech ick onse Trijn int langhe gras te graeslen.Ga naar voetnoot788
| |
[pagina 179]
| |
koenraat
Nu gis ick ben jy al over 'tPocken en 't MaeslenGa naar voetnoot789
790[regelnummer]
En wat souw jy doch by een jongh Venus dier // doen?Ga naar voetnoot790
kackerlack
Haast soo veel als ghy, laatje hartje gien sier // doen;Ga naar voetnoot791
Ik ben een ouwt Soldaat, myn alderbeste maatje!Ga naar voetnoot792
koenraat
Wil ick u wat seggen, Speciaal? u schort een praatje,Ga naar voetnoot793
En 't komt my niet te pas met u hier langh te staan.
kackerlack
795[regelnummer]
Hoe na sal jy yewers op de kittel-jacht gaan?Ga naar voetnoot795
koenraat
Daar en behoef ick u gheen bescheyt van te gheven.Ga naar voetnoot796
kackerlack
Souw dat dan d'eerste reys nu wesen van u leven?Ga naar voetnoot797
| |
[pagina 180]
| |
koenraat
Ick loop so niet als ghy!Ga naar voetnoot798
kackerlack
Nochtans Koenraat ick gis
Dat gy al garen gaet daer wat te lacchen is.Ga naar voetnoot799
koenraat
800[regelnummer]
Daar ben ick te vroom toe, te deeg'lijck, en t'oprecht.Ga naar voetnoot800
kackerlack
Ghy sult de kost wel krijghen, houtje maar wat slecht;Ga naar voetnoot801
Kuendy maar wat bangh sien, of na de mont wat spreken,Ga naar voetnoot802
Ghelyck u Meester, die de Meysjes kan bepreken,Ga naar voetnoot803
Siet, door de aable kunst van zijn geswinde geest,Ga naar voetnoot804
805[regelnummer]
Want met een aardicheyt hy Weeuw en maacht beleest:Ga naar voetnoot805
Wanneerder yemant sit en naydt, of ployt haar doeckje;Ga naar voetnoot806
Hy vlijt hem neder tzeet, en haalt dan voort zyn boeckjeGa naar voetnoot807
Vande Nigromancye, en doetje daer een les,Ga naar voetnoot808
Die langher niet en duurt dan van een uyr vyf ses:Ga naar voetnoot809
810[regelnummer]
Al sit de Meyt en wringt om op 'tghemack te wesen;Ga naar voetnoot810
| |
[pagina 181]
| |
Wat duncktje kan hy dan de Meysjes niet belesen?Ga naar voetnoot812
En siet wat u belanght! ghy bent een zeer wijs knecht,
Ist dat ghy u verstant an dese kunst eens lecht,
Ick mien dat ghy u Baas haast over 'thooft sult leeren,
815[regelnummer]
Want ghy sult dan de Droes beleesen en besweeren:Ga naar voetnoot815
koenraat
Gordt! hoe ga gy daar me duer!Ga naar voetnoot816
kackerlack
dat is so, dat blijckt.
koenraat
Wil ickje segghen, wat myn dunckt dat ghy gelijckt?
kackerlack
Wel wat doch?
koenraat
een werelt soS schoon en uytgelesenGa naar voetnoot818
Sydy, en ghy hebt al wat inde werelt mach wesen;
820[regelnummer]
Van schalckheyt, achterclap, en van pot-boevery,Ga naar voetnoot820
| |
[pagina 182]
| |
Van haat, en van Italiaensche deuchnietery,Ga naar voetnoot821
Ick loof niet anders, dan de man van u komst geweeten // hetGa naar voetnoot822
Die de Mensch aldereerst een kleene werelt geheeten // het.Ga naar voetnoot823
Hoe voer je daar we'er geest?Ga naar voetnoot824
kackerlack
wel, jy kuntet uyt legghen,
825[regelnummer]
Swijgen best! wy kenne melkaar geen eer opsegghen.Ga naar voetnoot825
koenraat
Ja ghy hebt schaamt en eer te Kercken al gebracht.Ga naar voetnoot826
Ga naar margenoot+kackerlack
Ick gis dat ghy mijn, en meest al dit volck slacht;Ga naar voetnoot827
Die op een ander steets veel schrollen en veel spreken,Ga naar voetnoot828
En haalen telckens op van ellick-eens ghebreken.
830[regelnummer]
Bidt haer van uwent weghen datse mijn inlaat,Ga naar voetnoot831
Want siet om mynent wil: so begin ick te vresen,
Dattet mijn gaeren souw wel druets gheweyghert wesen.Ga naar voetnoot833
| |
[pagina 183]
| |
koenraat
Daar is een seeker Radt dat aller weghen drayt
835[regelnummer]
Dat schielijck werpt om hóógh, die gantschlijck t'onder leyt,
En 't smackt hem licht om laach die op haer macht hier trótse:Ga naar voetnoot836
So salt oock gaan met u! o ghy doortrapt en schótseGa naar voetnoot837
Panlicker als ghy zijt! of ghy nu schóón de póórtGa naar voetnoot838
Met u kleyn vingertjen, of't alderminste wóórt
840[regelnummer]
Kunt op'nen als ghy wilt, by daaghen en by nachten;
Ick sal nu van't geluck nu oock mijn kans verwachten,
Dat toch by buerten gaat, en yder heeft zijn Tijdt.
kackerlack
Secht my de waerheyt eens, en doet u dit gheen spijtGa naar voetnoot843
Dat voor u ooghen ghy dit dus moet sien geschien?
845[regelnummer]
Siet vrijer datsje veur! maer hebdy oock t'ontbienGa naar voetnoot845
Hier binnen in huys an Moy-ael, of an haer meysje?
koenraat
Nu niet Kackerlack, Ja hoort hier? soentse een reysje.
kackerlack
Dats garen e daen.
| |
[pagina 184]
| |
koenraat
Ick kant hem nu niet beletten,Ga naar voetnoot848
Maer 'kwed ick eer yet langh hem sulcx sal ontsetten,Ga naar voetnoot849
850[regelnummer]
En segghen: staeter nu buyten datje swiet,Ga naar voetnoot850
So en wayt u de róóck dan inde óógen niet,Ga naar voetnoot851
Tis sulcken kabouter, o mijn! 't is sulcken vrientje!Ga naar voetnoot852
Hy belooft alle dingh, maer hy mienter niet ientje,
Tis Jan allemans vrient, hy heeft ellick een liefGa naar voetnoot854
855[regelnummer]
Soo langh hyer by is: zijn heerschip het een briefGa naar voetnoot855
Als de hielle Zuyer Zee; mit een groote zegel
Ghelijck de Diemer Meer, wat ick gun hem de negelGa naar voetnoot857
In zijn klapmuts. Wel hy! wie kijckt daer gunts soo snelGa naar voetnoot858
Exce komplurius, scheele luy sien niet wel.Ga naar voetnoot859
860[regelnummer]
Aaris konicketutel stae gy so opje tóónen?Ga naar voetnoot860
Heer! wat het dat meysje twee bolle vette kóónen,
Maar sinjer mee booren, soo isset gangs geen nóót?Ga naar voetnoot862
Wel hoe! ben je mal? wel waerom worje root?
Kackerlack wt.
Siet hier! hier is hy weer, kijckt hoe gaet hy prijcken:Ga naar voetnoot864
| |
[pagina 185]
| |
865[regelnummer]
Had hy een beesem in zijn naers, hoe souw hy strijcken?Ga naar voetnoot865
O mijn! hy is so blijt, dat hy hem schier wilt // lacht.Ga naar voetnoot866
kackerlack
Wel borst sin g'er noch? hoe nae houje schilt // wacht?Ga naar voetnoot867
Of wil gy eens bespien wie dat hier al mach komen?
Oft vreest de vryer nu dat sy hem vande vromenGa naar voetnoot869
870[regelnummer]
En stoute Kapiteyn sal werden nu ontleydt?Ga naar voetnoot870
koenraat
Wel hoe kundijt soo raen? wie heeftet u gheseyt?
Sulcken ding is het, je hebt seeckere quinck-slaghen:Ga naar voetnoot872
Ga naar margenoot+Gaat heen gy licht-schuyt! gaat vry deur gy leghe-waghen!Ga naar voetnoot873
Achter sie ickje lest, gaet heen ghy rechte guyt!Ga naar voetnoot874
875[regelnummer]
Hoort hier! als ghy onder gaet soo blaest de kaers wt.Ga naar voetnoot875
Het is een fray ghesel die elck toet inde óórenGa naar voetnoot876
Niet dat hem leet is maar dat hem lief is te hóóren.Ga naar voetnoot877
Writsart wt.
| |
[pagina 186]
| |
Wel is dit Writsert niet? Jaat, 't is ons jonckste soon!Ga naar voetnoot878
Zijn vader had hem thans wel stricktelijck gheboonGa naar voetnoot879
880[regelnummer]
Dat hy de schipper, die op Lissebon sou vaeren
Souw schicken in het schip de alderbeste waeren,Ga naar voetnoot881
Eer dat de koude vorst met gront-ijs al het YGa naar voetnoot882
Beschiet, met schots op schots: waar door voorseker hyGa naar voetnoot883
Sou blijven van zijn reys, met achterstal versteken,Ga naar voetnoot884
885[regelnummer]
Behalven dattet goedt sou vervriesen, ofte breeken.
Wel wat ghebaar is dit? hy siet seeker wel woestGa naar voetnoot886
En kijckt nu hier, nu daar, hy heeftet dapper noest!Ga naar voetnoot887
writsart en Koenraat.
Wat staat my nu te doen? ay mijn! ick siese nieuwers,Ga naar voetnoot888
Waar dat ick lóóp of kijck: en immers is sy yewers.Ga naar voetnoot889
890[regelnummer]
Wat sal ick dese steech of ghene straat in slaan?
Of sal ick nae de brugh: of nae het waater gaan?Ga naar voetnoot891
Ick weet niet hoe ick wil; dus stont ick noyt mijn daghen;Ga naar voetnoot892
Sy is de nuwendijck: of de kolck ingheslaghen.Ga naar voetnoot893
Sy is waar datse is, s'is buyten mijn ghesicht;
895[regelnummer]
Sy sal my hoop ick eens noch komen in het licht.Ga naar voetnoot895
Ach wtstekende Maacht! die mijn dus doet verdwaalen,
Souw selfs de schóónheyt self by u wel kunnen haalen?
Ick weet niet watse souw, het schoonst dat my verscheen
| |
[pagina 187]
| |
En 't suyverlijckst wel eer dat is nu maar ghemeen!Ga naar voetnoot899
900[regelnummer]
O wtghenomen beeldt! met wat vermoghen krachtenGa naar voetnoot900
Zo wentelt, weldt, en woelt u schóónheyt mijn ghedachten,Ga naar voetnoot901
Ten was gheen schoonheyt, dat ick eerst voor schóónheyt hiel:
U schoonheyt ongemeen is alder schóónheyts Siel,
Met wat bevallicheyt zijt ghy int óóch ghecropen?Ga naar voetnoot904
koenraat
905[regelnummer]
Wel desen heeft al mee van't selfste sop ghesopen!
writsart
O dien oude draf-sack!Ga naar voetnoot906
koenraat
O desen is soo tiats
So 't Ritsert deedt om 't jocks, hy salt wel doen om twats!Ga naar voetnoot907
Het moeytme van mijn Heer, en 'tis oock te beklaghen,Ga naar voetnoot908
Dat al zijn kind'ren haar soo onghereghelt draghen:Ga naar voetnoot909
910[regelnummer]
Want d'outste die is gayl, en op een hoer versot,
En dese jongen loopt van kuf, van kot in kot.Ga naar voetnoot911
| |
[pagina 188]
| |
writsart
Foey, dat dien saggelaar my daar juyst most ghemoeten,Ga naar voetnoot912
Had ick doch doorgesnapt sonder hem eens te groeten,Ga naar voetnoot913
So hadt ick dat ghelel so langhe niet ghehóórt:Ga naar voetnoot914
915[regelnummer]
Ick wedt hy hondertmael verhalen mocht een wóórt,Ga naar voetnoot915
Ick stondt vast in mijn selfs verstuert en parlementenGa naar voetnoot916
Ga naar margenoot+Om dat myn oudt Oóm daar so langhe stont en drenten.Ga naar voetnoot917
Wel hier comt Koenraat, siet, Godt geef u goeden dacht!Ga naar voetnoot918
koenraat
En ick wensch u myn Heer al watmen wenschen mach:
920[regelnummer]
Wel hoe drul-oorje dus? hoe dus verbaast van wesen,Ga naar voetnoot920
En pruetelt binnens monts, ist van vruecht oft van vresen?
Van waar koomdy so snel, en siet dus droef en wreet?Ga naar voetnoot922
writsart
Ghy vraachtme Koenraat, dat ick selve niet en weet;Ga naar voetnoot923
Ick weet niet wat ick weet, ick soumen niet vermetenGa naar voetnoot924
925[regelnummer]
Te weten dat ick weet, of ick oyt heb gheweten:
Ick weet niet of ick sit, ick weet niet of ick sta,
'k Weet niet van waar ick koom, veel min waar dat ick ga,
So harssen-loos ben ick, doort rasen van myn sinnen,Ga naar voetnoot928
| |
[pagina 189]
| |
Door d'onghebondenheyt van myn te dolle minne.Ga naar voetnoot929
930[regelnummer]
Gedenckt u Koenraat wel, dat ick u dickmaals brochtGa naar voetnoot930
In ons Packhuys; daar ick u menichmaal bedochtGa naar voetnoot931
Met róóckte Salmen, en met heele korven vyghen,Ga naar voetnoot932
Met Brooden Suyckers, en wat ick meer kon krijghen:Ga naar voetnoot933
En vulden ick u niet een anckertje met wijnGa naar voetnoot934
935[regelnummer]
Nu lestent, doene wy tot uwent soude zyn?Ga naar voetnoot935
En sloockent in een Mandt, die met Hoy ghedeckt // was,Ga naar voetnoot936
Myn Vader peyldent, hy docht dattet gheleckt // was.Ga naar voetnoot937
Ghelyck als Iasper Buur, die een moy hallif AamGa naar voetnoot938
Rynsche Wijn inley, (teghen zyn Vrouw haar Kraam)
940[regelnummer]
Die de Maartens en knechts allengsiens uyt lickten:Ga naar voetnoot940
En so hy eens met kracht het vatten, en wicktenGa naar voetnoot941
Hoe veel der noch mocht zyn: hy tilt so stijf an 't vat
So dat hy met de start vil lustich op zyn gat.Ga naar voetnoot943
So ginght oock met de Man van onse Kniertje Louwen,
945[regelnummer]
Die met zijn halfvat bier docht kerremis te houwen:
Maar Knier was hem te gauw, sy dronck voor tijdt-verdrijf
En lurckten so langh, tot zyt hadt in haar lijf;
Op Sinte Kermis kreech de Man zijn beste vrienden:Ga naar voetnoot948
Hy nam een groote pot, die hy vol tappen miende:Ga naar voetnoot949
950[regelnummer]
Hy licht de pottaart op, en hy klopt uyt het vatGa naar voetnoot950
De dueffick, en hij stopt zyn duym int lege gat.Ga naar voetnoot951
| |
[pagina 190]
| |
koenraat
Maar Writsert watje seght? ick kanme niet bedwinghen
Van lacchen, dats een klucht! o Menschen! watte dinghen:
Het is te wonder soet: ick hebbet noyt ghehóórt.Ga naar voetnoot954
writsart
955[regelnummer]
Al mallicheyt ghenoech, luystert in aernst vóórt:Ga naar voetnoot955
Kreech ick niet van't Kantoir uyt dóósen en uyt laadenGa naar voetnoot956
Konfyten ingeleyd, en veelderley Suckaden?Ga naar voetnoot957
En statet u niet voor dat ghy doen dickwils sey:
O Writsert oft gheviel dat ghy u sinnen leyGa naar voetnoot959
960[regelnummer]
Op Dochter, Vrouw, of Weeuw ghy moocht my wel ghelovenGa naar voetnoot960
Ick souw om uwent wil als voor myn selven sloven.Ga naar voetnoot961
Dit hebdy my belooft, betoont nu wie ghy zyt,
Ga naar margenoot+'k Sal op een hoedt niet sien ist dat ghy wel bedijt;Ga naar voetnoot963
Ghy bent seker soo Eel om yemants woort te houwen,Ga naar voetnoot964
965[regelnummer]
Als ick niemant vant gilt sou konnen toebetrouwen.Ga naar voetnoot965
Stelt nu de macht int werck, van u welsprekens kunst,
So langh tot ghy verkrijcht myn alderliefstens gunst,
Wiens schoonheyt uyt haar selfs natuurlijck is ghebooren,
Niet met quacksalvery, noch dranckjes van Doctoren.
970[regelnummer]
Ghelijck sommighe luy, die so hebben ghekliecktGa naar voetnoot970
| |
[pagina 191]
| |
Om schoon en moy te zyn, dat zy nu zijn vol sieckt,
Vol quellings, en vol fluyms, waardoor dat zy verwervenGa naar voetnoot972
Een leven sonder lust, en sterven sonder sterven:
Recht als die Blieck-vyst, die daar gist'ren achter sat,Ga naar voetnoot974
975[regelnummer]
Die om dit nuwe snofs-wit so veel rommelinghs at,Ga naar voetnoot975
Van Boeckweyt, Gort en Krijt, en watter te koope // was,
Nu gaatse goede Meydt, of haar peeckel ontloope // was:Ga naar voetnoot977
Dan klaachtse voor haar hart, dan wijstse voor haar Borst,
Ach Moertje seydse lest: daer leydt myn sulcken korst,Ga naar voetnoot979
980[regelnummer]
Met vielse op haer buyck en gaf drie groote kreeten:
Doen sprackse overluydt, 'k sal myn leven niet eten
Dat ongesonde tuych van onbereyde spijs,
Van raeuwe Taruwe graan, van Haver, Garst, of Rijs,
Van sant, van turf, van as, van koolle noch koolstruycken,
985[regelnummer]
Ick sal in alle ding myn ouwers raat gebruycken.
Ick kander oock een deel die heele groote lappenGa naar voetnoot986
Van wolle laaken uyt haar rock en Huycken kappen:Ga naar voetnoot987
Vondese de schuurmanckt met d'ooly-doecken staen,Ga naar voetnoot988
Hoe souw dat volck dan wel in grasduynen gaen!Ga naar voetnoot989
990[regelnummer]
Die Rijcke luy'er kluer die staater mennich duur,Ga naar voetnoot990
Ick laat de Joffers staan, die swack zyn van natuur:Ga naar voetnoot991
| |
[pagina 192]
| |
Maar siet de Dienst-meysjes, die starcke schoncken // hadde,
Die siender uyt, of s'uyt een gieter ghedroncken // hadde.Ga naar voetnoot993
De Vrouw die is wel dol, de Dochter is wel geck,
995[regelnummer]
Die voor een schoonheyt hout, dat jammerlijck ghebreck!
En isset niet met Godt hartneckelijck ghestreden,
Wanneer men niet vernoecht, en maact and're schoonheden,Ga naar voetnoot997
Als ons zyn wijsheyt gaf? Sy toonen met die schijnGa naar voetnoot998
Hoe ondanckbaar, hoe slecht van oordeel datse zyn.
1000[regelnummer]
De Moeders zyn wel sot die hare kleene kind'ren
So rijghen, dat sy haar het wassen gants vermind'ren,Ga naar voetnoot1001
En dringhen 't teere wicht in een ghebóótste lyfGa naar voetnoot1002
Van blick of lóódt benaydt in harde steecksel stijf,Ga naar voetnoot1003
Daar gaan de wichters in benepen en ghespannen,Ga naar voetnoot1004
1005[regelnummer]
En werden nimmermeer volwasse kloecke mannen.
Wert hier een Dochter nu wat poeslich vet en blos
Die dunckt haar te zijn nut in't Leger voor een Tros.Ga naar voetnoot1007
koenraat
En u lief, is sy schoon?
| |
[pagina 193]
| |
writsart
Ja Koenraat so volcomen!
Ga naar margenoot+Dat nuwe schoonheyt heeft haar aansicht aanghenomen,Ga naar voetnoot1009
1010[regelnummer]
Sy heeft een eyghen verf die niet is gheblancket:Ga naar voetnoot1010
Haar lichaams stal is fray, niet rangh, noch niet te vet.Ga naar voetnoot1011
koenraat
Hoe out?
writsart
Na datse scheen aan't wesen of bedaarenGa naar voetnoot1012
So is sy out ontrent haar ses of achthien Jaaren.
koenraat
Int bloemeken van haar tijt!Ga naar voetnoot1014
writsart
Siet Koenraet dat je maakt
1015[regelnummer]
Dat ghyse lockt met list, en met gheweldt haar schaakt;
Bedenckter u eens op, hoe ghyse sult bepraaten
En stommelt u bedroch, nu wacker wt de gaaten:Ga naar voetnoot1017
| |
[pagina 194]
| |
Bedriechtse met een vondt en levertse an my,Ga naar voetnoot1018
Ick wil dat ghyse brenght het sy oock hoe het sy.
koenraat
1020[regelnummer]
O! wat besluyt is dit? sonder sich te bevraagen:Ga naar voetnoot1020
Secht my wiens dochter ist, of wien zijn toch haar maaghen?
writsart
Dat weet ick niet.
koenraat
Dats vreemt! hoe ist dan datse hiet?
Van waar isse? waar woontse?
writsart
dat weet ick niet.
koenraat
Waar hebdyse ghesien? of waar quam sy u teghen?
1025[regelnummer]
Geeft mijn doch wat bescheyts?
writsart
Op straat hier onderwegen.
| |
[pagina 195]
| |
koenraat
Waar bleefse toch int lest? waar gingse?
writsart
Dat weet God.
En ick en wetet niet, dat maakt mijn dol en sot.
koenraat
Hoe so?
writsart
Maar; vraagie dat? soo ick na haar was gaandeGa naar voetnoot1028
So ontmoet my Jan kray, mijn noom die hiel my staande,Ga naar voetnoot1029
1030[regelnummer]
Ick sweerje dat ick hem niet met mijn ooghen sach
In een heel hallef jaar, als juyst op desen dach
Doen ick hem alderbest wel moghen hadt ontbeeren.
koenraat
Wel gingje niet weerom?
writsart
Ick dorst niet ommekeeren,
Hy was mijn op het lijf, eer ick het sach, of wist,
1035[regelnummer]
Ick hadde anders in een steegjen eens ghepist:
Den schudde-bol, die sprack al stamerend' met lispenGa naar voetnoot1036
| |
[pagina 196]
| |
Wel hoe bocht-jachtie dus? Dit moet ick u berispen.Ga naar voetnoot1037
Hoe dus wilt-weyich? ha! wat sinje voor een knecht?Ga naar voetnoot1038
Secht u vaer dat ick ben gheroepen voor het recht,Ga naar voetnoot1039
1040[regelnummer]
En stae op Schepens rol, en dat hy teghen morghen
My eenen Advokaat, en voorspraack moet besorghen:Ga naar voetnoot1041
Dit was telckens weer an en duurde sonder endt.Ga naar voetnoot1042
Hy gingh, ick sach, ick liep vast hier en daer ontrendt,
Maar vont haar nieuwers niet.Ga naar voetnoot1044
koenraat
moglijck oft die persoon // is
1045[regelnummer]
Die duer Kackerlackje Moyaeltjen angheboon // is.
writsart
O bloedt waar machse zijn?Ga naar voetnoot1046
koenraat
En wasser niemant by
Die haar bewaarden of gheleyden an haar sy?
writsart
Ja Kackerlack die guydt, die volchde haare schreede.Ga naar voetnoot1048
| |
[pagina 197]
| |
koenraat
'k Heb nu verslachs genoech. die selfste meen ick meede.
writsart
1050[regelnummer]
Spotje metme! hoe ist?Ga naar voetnoot1050
koenraat
ick meen dien oock voorwaer.
writsart
Kundyse Koenraet? segt, en waar soo zaachdy haar?
koenraat
'k Hebse gesien, ick kent; en weet waar sy ontrent // isGa naar voetnoot1052
writsart
Ach! Koenraet wat ick hoor! ist waar dats u bekent // is
| |
[pagina 198]
| |
writsart
Wien is soo rijck van macht, die sulcken personagie
Kan sluyten wt zijn hart, en schencken voor schenckagie?
koenraat
Den Hopman Roemer is 't, en die heeftse soo koel,
Gheschoncken, en ghestuurt u broeder Ritsaarts boel.Ga naar voetnoot1059
writsart
1060[regelnummer]
Ach broeder lief! ick merck alleen uyt dese deelen
Van dit verhaal, dat ghy een droeve rol sult spelen.
koenraat
Maar weetje wat u broer zijne vereeringh is?Ga naar voetnoot1062
writsart
Wel wat, secht dat ick bids?
koenraat
Een verrompelde Mooris.Ga naar voetnoot1063
writsart
Wat is mijn broer so sot, dat hy sou durven dencken
1065[regelnummer]
Een soo mismaackten mensch by sulcken beeldt te schencken?Ga naar voetnoot1065
| |
[pagina 199]
| |
By sulcken creatuur! soo kan ick wel bevroen,Ga naar voetnoot1066
Dat hy te laach leyt, en daar niet op sal doen.Ga naar voetnoot1067
Seker die yemants hart met gifte soeckt te stelen
Die moet niet gierich zijn, maar moet de gilde spelen:Ga naar voetnoot1069
1070[regelnummer]
Wel Koentjen, ick wist noyt dat ons Moy-aal soo naarGa naar voetnoot1070
Woonachtich, noch dat sy ons nae ghebuure waar:
Want ick en hebber noyt in't minsten af vernomen,Ga naar voetnoot1072
Hoe nae is sy hier oock eerst metter woon ghekomen?Ga naar voetnoot1073
koenraat
Sy heefter wel gewoont ontrent een maant oft thien.
writsart
1075[regelnummer]
Wel dat is seker vreemt, ick hebber noyt ghesien:
Maar is sy doch soo schoon ghelijck sy wert ghepresen?
koenraat
Jase waarlijck!
writsart
Maar niet ten aensien van desen.Ga naar voetnoot1077
| |
[pagina 200]
| |
koenraat
Dats wat anders.
writsart
Dats waar mijn aldertroutste vrient,
Ick bid u doet u best dat ghyse my verliendt.Ga naar voetnoot1079
koenraat
1080[regelnummer]
Dat wil ick gaaren doen wt minnelijcker harten,
Ghelieft u oock yets meer?
writsart
Waar heen?Ga naar voetnoot1081
koenraat
'tHuys om de swarte
Te brengen aan Moy-aal, ghelijck u broer beval.
writsart
Gheluckige Mooris, die salich wesen sal.Ga naar voetnoot1083
koenraat
Waarom doch?
| |
[pagina 201]
| |
writsart
Maar daarom: om dat sy alle daghen
1085[regelnummer]
By haar sal zijn in huys, en nae haar wel behaghen
Verklaaren haar ghesicht, in d'ooghen van de SonGa naar voetnoot1086
Die met haar flonckeringh mijn Sieltje soo verwon:
En sal sy niet altijt haar moghen sien en spreken
In kamer en vertreck? en 's nachts onder de deken
1090[regelnummer]
Sacht slapen an haar zy?Ga naar voetnoot1090
koenraat
Wat souwt zijn of ghy waart
Soo salich en so rijck, ghelijck ghy hier verklaart?
writsart
Wat middel of wat raat, soudy hier toe toch vinne?Ga naar voetnoot1092
koenraat
Maar dat ghy eens anschoot het kleedt vande swartinne!Ga naar voetnoot1093
writsart
Hoe, haar kleedt? wel hoe voort?
| |
[pagina 202]
| |
koenraat
Dan souden wy met roet,
1095[regelnummer]
Met lijmswart, of met tuych van eenich ander goetGa naar voetnoot1095
Besmeeren 't aengesicht, en uwe hande beyde.
writsart
En dan?
koenraat
En dan sal ick u in haar plaats ginder leyde.
writsart
Wel; dat gaat noch seer wel.
koenraat
En zijnde daar geleyt
Sal ick een reden van u broers gheneghentheytGa naar voetnoot1099
1100[regelnummer]
Vertoonen aan Moy-aal, met stuypen en met nijghen.Ga naar voetnoot1100
Ga naar margenoot+Maar wat ghy hoort en siet gy moet altóós stil-swijghen.
writsart
En soricht niet ick salt beschicken inder daat.Ga naar voetnoot1102
| |
[pagina 203]
| |
koenraat
O wat gheleghentheyt sich voor u mercken laat;Ga naar voetnoot1103
Ghy sult dan vryelijck daar moghen met haar spelen,Ga naar voetnoot1104
1105[regelnummer]
En stormen, en kussen, en stoeyen, stroocken, streelen,Ga naar voetnoot1105
En slapen neffens haar, van niemant niet bekent,Ga naar voetnoot1106
Want wie souw dan vermoen yet anders of ghy bent
De Mooris van u broer?
writsart
My is in al mijn leven
Van geenich mensch die leeft, soo goeden raat ghegheven!Ga naar voetnoot1109
1110[regelnummer]
Komt gae wy al ons best, en vaerdich my anschietGa naar voetnoot1110
Haar kleedt.
koenraat
Ick secht in spel, binje mal? ick mient niet.
writsart
Wat duyvel mueghdy dan de geck met mijn so scheren?
koenraat
Weetje wel 't is verboon by klock-slach vande HeerenGa naar voetnoot1113
Dat niemant wie hy sy mach loopen meer voor momGa naar voetnoot1114
1115[regelnummer]
Bij nacht nochte by daagh?
| |
[pagina 204]
| |
writsart
Wat daar geef ick niet om.
Komt gae wy slechts maar duer.
koenraat
Ghy sultet u beklaghen!
writsart
Dat ben ick wel ghetroost.Ga naar voetnoot1117
writsart
Laat mijn daar met begaeh.
koenraat
Het spijtmen in mijn hart dat ickt u heb gheraen:
1120[regelnummer]
Want soo 't blat ommeslaat, datmen u quam te kennen
Of eenich bordeel-brock zijn handen quam te schennenGa naar voetnoot1121
Aan u persoon, of goedt, u Vader souw mijn strafGa naar voetnoot1122
| |
[pagina 205]
| |
Doen gees'len, om dat ick die snoode raat u gaf:
Oock wroecht my het gemoedt aan dese schelmerije.Ga naar voetnoot1124
writsart
1125[regelnummer]
Wel, is dat schelmerij, datmen die valsche prijeGa naar voetnoot1125
De hoeren eens bedriecht? hoe slechtjes sydy noch,Ga naar voetnoot1126
En siedy niet hoe sy steets omgaan met bedroch?
Wat lief en soet gelaat dat sy aan yeder toonen?
En hoe sy noch in't lest haar lieve liefjes loonen?
1130[regelnummer]
Dat weet en sietmen wel aan Jan rap en zijn maat,
En aande ghene die treck-beenen by de straat.Ga naar voetnoot1131
En an sommighe mans die haer vrouwtjes bedurvenGa naar voetnoot1132
In voeghen dat sy zijn ellendich noch gesturven!Ga naar voetnoot1133
Wat zijn de hoeren meer als fenijn voor de jeucht
1135[regelnummer]
En putten des bederfs, en pesten van de deucht?
Ick acht de man wel groot die haarlie van ghelijcken
Met vuylheyt en bedroch kan schandelijck uytstrijcken.Ga naar voetnoot1137
En oft ten quaatsten quam, dattet heel qualijck voer;
Wat souwmen seggen? niet, men weet wel'tis een hoerGa naar voetnoot1139
1140[regelnummer]
Sy moet de Jongman eerst eens hebben uytghestreken
Dat hy rechtvaardelijck hem dus heeft moeten wreken.
koenraat
Indien ghy so besluyt 'k sal u behulpich zijn:
Maar lecht doch naderhant de schult dan niet op mijn.
| |
[pagina 206]
| |
writsart
Neen ick verseeckert u, ick wilt, volcht myn ghebieden.
koenraat
1145[regelnummer]
Wel alst u soo ghevalt u wille sal gheschieden.
eynde van het tweede bedrijf. |
|