Lucelle
(1976)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 61]
| |
Ga naar margenoot+Aan de lesers en lief-hebbers der Nederlandsche poësye.1De wanschapene Esopus siende zijn besighe Mede-mackers reetschap maken 2 om hare packen en sacken op te nemen, schaamden sich alleen ledich te gaan:Ga naar voetnoot2 3 Derhalven nam hy op hem 'tgeen andere wraakten, ende is alsoo zijn Ghe-Ga naar voetnoot34selschap ghevolght. Even van ghelijcken ben ick (waardighe Leser) bewoghen 5 gheweest, wanneer als ick sach mijn Rijm-Broeders soo naarstich in't oeffe-6nen der Hooghloflijcker Reden-Kunst, in welcker wetenschappe een yederGa naar voetnoot6 7 heeft ghedraghen de willighe last van zijn soete sinlijckheyt, dies ick ghe-Ga naar voetnoot78prickelt zynde van ghelijcke lust, hebbe aenghenomen niet 'tgheen voor hun 9 te swaar, maar dat voor haar t'onwaardich scheen, alsoo haare gheleerde sin-Ga naar voetnoot910nen met hoogher stoffe zyn voorsien, en so mijn ghemeen verstant de over-Ga naar voetnoot1011vlieghende dinghen niet en kan begrijpen: heb ick voor de Ghemeene-man 12 dit ghemeene Spelletje overgheset, met de ghevallichste en ghevoeglijcxsteGa naar voetnoot12 13 middel die my de geest heeft innegegeven, de sin en woorden heb ick te naas-Ga naar voetnoot1314ten by gevolcht. Indien dat hier kunst ontbreeckt, wilt dat goedichlijck ver-15helpen, en met een beter verschoonen. Selver heb ick wel gheweten dat hierGa naar voetnoot15 16 Ga naar margenoot+veel in te berispen, en niet minder in te verbeteren vallen sal. Insonderheyt 17 kan ick wel afdencken dat ick de Nydighe spinne-koppen, noch de nues-wyseGa naar voetnoot17 18 sindelijcken niet behaghen en sal kunnen: doch ick acht meer de verstandigeGa naar voetnoot18 | |
[pagina 62]
| |
19 beroepingen als des Lof-tuyters oor-smeeckerije, die ghemeenlijcke der Sot-Ga naar voetnoot1920ten ghemoeden tot verwaande hoovardije, oft tot blintheyt, oft tot domheyt 21 der Harsenen vervoeren. Daeromme ghy Leser of Leserin oordeelt met 22 bescheydenheyt, leest met lust, verstaat, en onderscheyt wel de dinghen dieGa naar voetnoot22 23 tot vermaack der Borgery en tot voordeel der Armen, en tot ons Stads Eere 24 is ghemaackt, door uwen willigen
En toeghedaane G.A. Bredero.
't Kan verkeeren. |
|