Lucelle
(1976)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 55]
| |
[Over-gesette Lucelle] | |
[pagina 57]
| |
Ga naar margenoot+Toe-eygeningh, aen de Eerbare, Kunst-Rijcke Tesselscha Roemers Dter.1Onder de ghebreken der Redelijcke Schepselen, en bevind ick ter Werrelt 2 geen onmenschelijcker, dan de Ondanckbaarheydt: Want dese Beestighe 3 onbekentenisse, vertoorent menichmaal God en de goede Persoonen; waarGa naar voetnoot3 4 op de Wijsheyt der vorigher Eeuwen, de sulcke wel ten rechte straft en doemtGa naar voetnoot4 5 met dit Rijmpje:
hy is niet waardt dat hy broot eet,
die oude deuchden licht vergeet.
8Nu dan waarde Ioffvrouw, om u de gedachtenisse der bewesene goeddaa-Ga naar voetnoot89dicheden te toonen, mitzgaders: om my van dese Vloeck en Laster te ontle-Ga naar voetnoot910dighen en te vrijen, heb ick langhen tijdt gelegentheyt gesocht; dan doch mijnGa naar voetnoot10 11 nydige Fortuyn is soo kaarigh geweest, in my te begiftigen met middelen omGa naar voetnoot11 12 u te vergelden de beleefde Ionsten, kunstighe handt-reyckingen, en behulp-Ga naar voetnoot1213saamheden; datse my niet anders heeft ghelaaten, als dit Bly- en Truer-Spel-14letie, het welcke by my nuwelinx uyt de Fransche Prose, in Neder-duytschenGa naar voetnoot14 15 Ryme ghestelt, en by de Outste Kamer van mijn Vaderlijcke Stadt Amstelre- | |
[pagina 58]
| |
16dam gespeelt is. Hoe wel of qualijck dat dit gevoecht en ghevolcht is, laat ickGa naar voetnoot16 17 spreken der ghener, wiens Harsenen gesuyvert en rijck van oordeel zijn, en 18 dien, diens harten minst met verwaantheyt en neus-wijsheyt zijn beseten.Ga naar voetnoot18 19 Voor my sal't loons genoech zijn, so ic maar weynige, en de Verstandige 20 mach behagen: en dat ick soo gheluckich mach werden, dat ghy dese mijne 21 vriendelijcke (maar doch geringe) Vereeringe int goede an-nemen, ende desGa naar voetnoot21 22 Gevers vrymoedicheyt ten besten duyden wilt. U selven vry versekert, dat deGa naar voetnoot22 23 Grootheyt van mijn Gunst, gheen goede wille om u meerder dienst te doenGa naar voetnoot23 24 en mangelt: maar dattet my alleenlijck schort aan vermoghen van bequaa-Ga naar voetnoot2425micheyden daar toe noodich. 26Wilt dan Minnelijcke Maacht, dit lieve Minne-Spel eens overstraalen, met 27 die blinckende Starren die inden Hemel van u Voor-hooft staan en tintellen.Ga naar voetnoot27 28 En gebiedt de Luyt-slager van u lieffelijcke mont, mijn harde woorden wat teGa naar voetnoot28 29 maatighen en versachten: soo sal ick u mijn leven lang danck weten. Gelijck 30 ick van harten doe, overmits het u belieft heeft dit selvige Spel met u waar-31Ga naar margenoot+dicheydt te vercieren, en de sit-stede met V.E. tegenwoordicheyt te ver-eer-Ga naar voetnoot3132lijcken, ons verleenende een soo aandachtige en nechtigen gehoor, dat deGa naar voetnoot32 33 beroerelijcke redenen, door yemant beweeglijck uytgesproken, ter nyvererGa naar voetnoot33 34 siele inne braken, sulcx dat de weerslach vande wint der droever woorden,Ga naar voetnoot34 35 ten blyen oogen met sulvere Parlen uytborsten. O goedicheydt des Geestes! 36 O krachtich na-bedencken der menschelijcker quellinghen! het medelijen vanGa naar voetnoot36 37 u Even-naasten, track oog-schynnelijck door Zinnen en Zenen. Wederom,Ga naar voetnoot37 38 by wylen mengelde de grillicheyt der boerterijen, dat kostelijcke en Koning-Ga naar voetnoot3839lijcke Purper, onder 't Leli-witte vel van u Maachdelijcke wanghen. Kort om, 40 het hoogh-draghende ghelaat uws volmaakten Aanschijns, verwisselde sichGa naar voetnoot40 | |
[pagina 59]
| |
41 na de verscheydenheden der dinghen: O waardige opmerckentheyt! waar-Ga naar voetnoot4142lijck ick sie, so lief, daar thien die u ghelijcken, als al de malle pracht der over-Ga naar voetnoot4243dwaalsche Rijcken: Ick ben vyandt van die onbevoelijcke steene Menschen,Ga naar voetnoot43 44 en van dat houte-volck, die de uytnementheden der Schryveren niet en ver-45staan, en 'tuytbeelden der frayicheden dickwils lasteren: om dattet iuyst metGa naar voetnoot45 46 haar murruwe en misselijcke sinlijckheyt niet over een en stemt. Maar ghyGa naar voetnoot46 47 ô Eere van onse Stadt! Ghy roem van onse tijdt! Sijt van een eerwaardiger 48 Geslacht, en zijt oock met ander voetsel opghequeeckt, niet met Melck noch 49 met Wijn, maar met het schrandere Merrech van u gheestige Vaders Breyn, 50 dies draacht de Somer van u Ieuchdige Iaren, nu de waardige vruchten van 51 alle Eerlijcke en prijsselijcke wetenschappen.Ga naar voetnoot51 52O Vriendinne van Boecken en van goede Letteren, of hier eenige missla-Ga naar voetnoot5253gen (door snelheyt of door onvoorsichticheyt) waren ingheslopen, wilt dieGa naar voetnoot53 54 met u bescheydenheydt verschoonen, wetende dat ick het ghemeene volck teGa naar voetnoot54 55 gevalle, in de houwbollicheyden, te met, eenighe straat-sproockjes en woor-Ga naar voetnoot5556den heb moeten ghebruycken, want die Lieden meer met de slordichste, alsGa naar voetnoot56 57 met de beste zijn vermaackt. Is hier voor de sindelijcke, of scharp berispersGa naar voetnoot57 58 niet ghevoegelijx in, 'tis my ten minste leet: Ick heb mijn best gedaan, enGa naar voetnoot58 59 'tgeleyde pat meest nagetreden, doch somtijts uyt vryposticheyt een sprongGa naar voetnoot59 60 uyt des Frans-mans wech ghesprongen: waar aan (dat ick hoop) dat de Na-Ga naar voetnoot6061kijckers, Lesers en Hoorders geen mis-noeghen hebben sullen. Voorts waar-62dige Dochter, op het vertrouwen van u Deuchdelijcke goedheyt, heb ick ditGa naar voetnoot62 63 mijn Boexsken in uwe gheleyde laten uytgaen: Verhopende dat uwe Naam 64 my een Scherm en Schilt sal verstrecken, om te keeren al de Pylen der bitter-Ga naar voetnoot6465der Achterklappers, en dat het selve Spelletje te meer by vrome Vryers enGa naar voetnoot65 | |
[pagina 60]
| |
66 Vrysters sal ghewilt worden. Endeling ontfangt dan de slechte EerstelingenGa naar voetnoot66 67 van mijn ongeleerde Rymerijen, met sulcken gunstighen Hart, als sy u uytGa naar voetnoot67 68 grondelijcke Gemoeden werden geoffert, van uwen harts-willigen
en gheheelen
G.A. Bredero. |
|