Verspreid werk
(1986)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 217]
| |
Sonnetaant.Wel wat beklaach ick my van mijn lichtvaerdicheden,Ga naar voetnoot1
Om dat ick nu begeer't geen tegen d'Eere strijdt?
De Noot-wet, wilt, ick voelt, dat mijn Lof, voor een tijdt,Ga naar voetnoot3
De krachten van mijn wil moet uyt de wege treden.Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Ick heb gebaent, geplant, gebouwt de lieve grondenGa naar voetnoot5
Van mijn begeerten, en van al mijn wenschen soet:
Nu ist de Min haar ampt dat sy die voort voldoet,Ga naar voetnoot7
Tot sulcken nut en endt, als ickse heb gevonden.Ga naar voetnoot8
Ach Min! die in mijn geest bliest dese Lustjens sot,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Kort my het leven stracx, of doet my door 't genot,Ga naar voetnoot10
Van sijne Lieflijckheyt in volle blijtschap rysen:
So sal ick seggen, dat ghy alderbest regeertGa naar voetnoot12
De harten vande mensch, en dat ghy so beheert,Ga naar voetnoot13
Dat ick geen Godt so seer als u en weet te prysen.
|
|