Verspreid werk
(1986)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 209]
| |
[Siet hier mijn goede Vriendt]aant.Siet hier mijn goede Vriendt, mijn leege tijts verdrijf,Ga naar voetnoot1
Vermerckt uyt wat hart dat ick tot uwaarts schrijf:Ga naar voetnoot2
Omdat de goede Jonst by ons niet souw vervremen,Ga naar voetnoot3
Was ick veroorsaeckt om de pen in handt te nemenGa naar voetnoot4
5[regelnummer]
En schryven aen mijn vriendt, so lief en waerde groet,Ga naar voetnoot5
Als wenschen van mijn hart en gunst van mijn gemoet:Ga naar voetnoot6
De gunst van mijn gemoet, dat is dat u Godt geve
Gesontheyt en geluck en hier na 't eewigh leven.
Leyder (Leydtse vriendt) u leydts vertreck is myn leyt,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Hoe wel verleyt van plaets, geen rechte vrientschap scheyt,Ga naar voetnoot10
Nochtans inder waerheyt so moyt my u afscheyden,Ga naar voetnoot11
Voornaemlijck dat ghy my niet eens adieu en seyde:
Wat ontschult hebt ghy doch, so ghy ontschuldigh zijt,Ga naar voetnoot13
Beschuldight niet t'onrecht de vlugge snelle tijdt,Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Want dat is niet een mydt, ghy moet daer niet op leggen,Ga naar voetnoot15
Ghy hadt licht haest den tijt om eens adieu te seggen:Ga naar voetnoot16
Ick denck dat uwe gheest hier niet en was gerust
| |
[pagina 210]
| |
Wanneer ghy beelden voor de behaeghlijcke lustGa naar voetnoot18
Van 't lief geselschap, dat ghy te Leyden hadt gelaeten,Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Besonder dat Meysjen daer ghy so veel komt praeten,
Dan dats al even veel, genoech oock uyt geleyt,Ga naar voetnoot21
Want een verstandigh Man is haest genoech geseyt.Ga naar voetnoot22
Siet hier mijn beloft, en u vriend'lijck begeerenGa naar voetnoot23
Hebb' ick uyt goede Jonst, volkommelijck voldaen:Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Die ghy, gelijck ick hoop in danck oock sult ontfaenGa naar voetnoot25
En neemt mijn gunst, voor kunst, en denckt het Kan verkeeren.Ga naar voetnoot26
Met hulpe vanden tijdt sal ick wel beter leeren:
Wilt met een jongstigh oogh, dit dickmaels schouwen aen,
So sal geselligheyt tusschen ons niet vergaen,Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Maer eeuwigh blyven staen, waert anders 't soumen deeren.Ga naar voetnoot30
|
|