Verspreid werk
(1986)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 206]
| |
Minne-briefaant.Waer u het hart bekent van die u dit doet senden
So waer het niet van nood dit schryven voor te wenden.Ga naar voetnoot2
Na dien Eerbare Maegd, dat onkun maeckt on-minGa naar voetnoot3
So is door Gods beschick my dit ghegeven in:Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Dat ick mijn reyn versoeck met myne hand souw schryvenGa naar voetnoot5
't Geen ick uyt vreese laet, om mond'ling te bedryven.Ga naar voetnoot6
Beleefde Dochter waert, 'k hebb' noyt by u versaemt,Ga naar voetnoot7
Dies klaeght u nu mijn pen, 'tgeen haer de tonge schaemt,Ga naar voetnoot8
In d'eerste aenkomst u opentlijck te verbredenGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
Mijn hartelijck begeer en goe geneghentheden.Ga naar voetnoot10
Mijn goe genegentheyt, en hartelijck begeer
Is nergens op geboudt, als op u deught en eer,
Indien het u belieft dat 'k by u mach verkeerenGa naar voetnoot13
Ghy sult de waerheyt klaer door 't ondervinden leerenGa naar voetnoot14
15[regelnummer]
Van mijn jonstdragend' hart, en mijn verlieft gemoetGa naar voetnoot15
Dat u Princes bemint boven al 's Werelts goet,
Boven al 's Werelts goet verkiesen u mijn sinnenGa naar voetnoot17
Om u in eerbaerheyt te dienen en beminnen,
Ten aensien van u deughd en Maaghdelijck cieraat,Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Van uwe heusheyt eel, en weeselijck gelaat,Ga naar voetnoot20
| |
[pagina 207]
| |
Van u manieren braef, en wel voegende seden,Ga naar voetnoot21
Van 't schickelijck beleyt, van u bevall'ghe reden,Ga naar voetnoot22
Die u lieflijcke mont so vrundelijck ontsluyt,Ga naar voetnoot23
Dit wast beginsel daer mijn liefde voort uyt spruyt.Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Al heb ick, God betert, noyt by u mogen wesen,Ga naar voetnoot25
Ick heb dees gaven schoon uyt u voor-hooft gelesen,Ga naar voetnoot26
U hooghe snel verstandt, en over goede gheest.Ga naar voetnoot27
Maar ick bid u vriendin, dat ghy niet quaet en weest,
Dat ick in u, mijn troost, niet genoech en kan prysen:Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Mijn wit is maer gheweest om d'oorsaack aen te wysenGa naar voetnoot30
Van mijn getrouwe liefd', en minnelijcke gunst,Ga naar voetnoot31
Ik heb schoon lief de wil, maar 't gebreck aen de kunst.Ga naar voetnoot32
't Gebreeckt my aen de kunst om u schoonheyt te maalen,
Die met geen pen of tongh is moogh'lijck te verhaalen.Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Wel aen het moeter aen, de schaemt is aen een zy:Ga naar voetnoot35
Ootmoedigh ick versoeck, ô Vriendinne, dat ghyGa naar voetnoot36
Over mijn stout bestaen u ten best' laet genoegen,Ga naar voetnoot37
En my u dienaar hier een slachjen in te voeghen,Ga naar voetnoot38
Al is schoon dat ick u tot noch ben onbekent,Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
Bekent, en onbekent, so veel als ghy my bent.Ga naar voetnoot40
| |
[pagina 208]
| |
En belght het u niet, dat ick u niet laet weeten,Ga naar voetnoot41
Waer dat ick woon of hoe ick ben geheeten.
Ick vrees dat yemandt dees mijn brief quam inde handt
Die u en my sou dan spreecken spot en schand.Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
Maer ghy meugt dien wel sien, ick wilt u wel vertreckenGa naar voetnoot45
Alst my tot geen on-eer en schande soud' verstrecken.
Ick bid u hartelijck dat ghy aen deure staat
Wanneer als morgen komt, dat de klock negen slaat.Ga naar voetnoot48
By my uwen tot noch onbekende ende wel besindeGa naar voetnoot- Vrundt, Lief ende Minnaer. |
|