Angeniet
(1982)–G.A. Bredero, Jan Jansz. Starter– Auteursrechtelijk beschermdHet derde deel, eerste handelingh.
Jupiter, Mercurius, Pallas, Saturnus, Neptunus, Herculus.
jupiter
Blinckende Keysers groot! ghy almachtige Goden,Ga naar voetnoot1479
1480[regelnummer]
Ghy dwingelanden streng van Hemel en van aard,Ga naar voetnoot1480
Die 'k met onsachlijckheyd heb schrickelijck ontbodenGa naar voetnoot1481
Met donder en met vyer; mijn knechten wijd vermaart.
d'Oorsaak glinst'righe Goo'n dat ick u heb vergaartGa naar voetnoot1483
Hier in mijn wolckich hof alwaar ghy zijt vergeten,Ga naar voetnoot1484
1485[regelnummer]
Sal u volkomelijck in errenst zijn verklaart.Ga naar voetnoot1485
Mijn Heeren sullen noch gesamentlijck wel weten
Hoe ik den stoke-brand Cupido heb gesmeten,
| |
[pagina 208]
| |
Geworpen uyt de Lucht beneden op het slick,Ga naar voetnoot1488
Alwaar hy heeft so luyd en so lelijck gekreten,
1490[regelnummer]
Dat d'aarden open borst, dit gaf de Hel een schrick:
De vlam-Vorst steech om hoogh in een geswinde blick,Ga naar voetnoot1491
En quam daar op het veld al mymerende waaren,Ga naar voetnoot1492
De loose lecker kon sijn Oom strax op een prick,Ga naar voetnoot1493
En heeft al schreyend hem vertelt sijn weder-varen.
1495[regelnummer]
Na dat de Hel-heer lang verwondert had staan staren,Ga naar voetnoot1495
Heeft hy sijn jonge Neef wel vriendelijck gegroet,Ga naar voetnoot1496
Die geen eerbiedigheyd noch heuscheyd wilde sparen,Ga naar voetnoot1497
Maar viel den swarten God ootmoedelijck te voet,Ga naar voetnoot1498
(Gelijck een ondersaat de grootste Coningh doet.)
1500[regelnummer]
En bad sijn Godheyd an met bidden en met smeken,Ga naar voetnoot1500
Met so veel treckjes, en bevalligheytjes soet,Ga naar voetnoot1501
Dat hy hem daat'lijck swoer sijn ongelijck te wreken:Ga naar voetnoot1502
En s'hebben voort (ick raas!) besloten en bestekenGa naar voetnoot1503
Een valscheyd! een verraat! dies ick van gramschap swel,Ga naar voetnoot1504
1505[regelnummer]
En kan mijn dulligheyd met woorden niet uyt-spreken,Ga naar voetnoot1505
| |
[pagina 209]
| |
Ick heb nauw so veel machts, dat ick u dit vertel,Ga naar voetnoot1506
Hay laster! schant! O wraak! wat goddeloos opstel?Ga naar voetnoot1507
Het houwelijck, O Goon! datmen hiet plach te maken,Ga naar voetnoot1508
Dat gaan sy nu bestaan te sluyten inde Hel.Ga naar voetnoot1509
1510[regelnummer]
O menschelijck geslacht hoe droevich staan u saken,
Want niemand van de jeught sal an een gaade raken;
So sy niet zijn versien met mogentheyd van goet:
Maar komter met veel goets een vend met mag're kaken,
Met uyt-gemergelt vleys, met stijf bevrosen bloet,
1515[regelnummer]
Met uyterlijck gebreck van lichaam en gemoet,Ga naar voetnoot1515
Met een verrompelt vel vol silver-witte haren,
Die geeft den Poel-geest vaak een aardich meysje soetGa naar voetnoot1517
Doch ongelijck van schat en ongelijck van jaren:Ga naar voetnoot1518
Wat sien ick, laas! al ramp, door ongelijck vergaren.Ga naar voetnoot1519
1520[regelnummer]
Geen grooter quaat geschiet hier op de aartsche bel,Ga naar voetnoot1520
Als daar sich rijck en oud met jong en arrem paren.Ga naar voetnoot1521
Och 't is een droevich dingh ten gater nimmer wel,
Het is een huys vol twist, vol ancxten, vol gequel,
Vol kommerlijcke sorch, en vol jeloursche vreesen,
1525[regelnummer]
Vol af-gunsts, en vol haats, en voorts vol overspel,
Vol moorts, en vol verraats en watter meer mach wesen,
Gelijck wy alle daagh in 't menschen leven lesen.Ga naar voetnoot1527
Maar alsmen wel de grond dier dingen over-siet,
So isset nieuwers dan door Cupido geresen,Ga naar voetnoot1529
1530[regelnummer]
Die inde Swavel-put oock langh mocht blijven niet,Ga naar voetnoot1530
| |
[pagina 210]
| |
Al is hy selfs vol vyers, het was hem daar te hiet.Ga naar voetnoot1531
O teuter-quaatje stout wat durfdy niet beginnen,Ga naar voetnoot1532
Die 't helsche hof gesin met u vyer-pijlen schiet,Ga naar voetnoot1533
En slingert blixems in de vyerighe Godinnen,Ga naar voetnoot1534
1535[regelnummer]
Die voelende de prick der floncker-vlam van minnen,Ga naar voetnoot1535
Heel schichtich vliegen op, (als sullicx ongewoon)Ga naar voetnoot1536
En ruyschen door de roock met brandent hart en sinnen:Ga naar voetnoot1537
Tot dat der voncken-voocht, 't hooft der heyloose Goon,Ga naar voetnoot1538
Den bengel heeft den gront van 't nare rijck verboon:Ga naar voetnoot1539
1540[regelnummer]
En flux met stanck en damp van sullepher verdreven,Ga naar voetnoot1540
En eeuwich uytgeseyt; doen sachmen Venus soonGa naar voetnoot1541
Onder de hemel, en boven de aarde sweven,Ga naar voetnoot1542
En dreef voort als een guyt een heel lant-loopers leven,Ga naar voetnoot1543
Met swerven gints en weer, doch end'lingh heeftet wichtGa naar voetnoot1544
1545[regelnummer]
Na wat beraats, ter sluyp, hem met een wip gegeven,Ga naar voetnoot1545
In eenen oogenblick in 't vrouwelijck gesicht:Ga naar voetnoot1546
't Welck is, ghelijck als hy, veranderlijck en licht,Ga naar voetnoot1547
Vol valscheyts en vol soets, doch swaarlijck te vertrouwenGa naar voetnoot1548
Van waar hy soo veel brants en so veel moeytens sticht,Ga naar voetnoot1549
| |
[pagina 211]
| |
1550[regelnummer]
Dat yder kermt en klaaght, en niet dan vande vrouwen,Ga naar voetnoot1550
Vermits sy yder man met loosheyt steets anhouwenGa naar voetnoot1551
Om schandlijck tijt-verdrijf so mijn wel is bekent,
Het welcken ick my schaam, O Goden te ontfouwen
Door dien dit heylich huys daar me souw zijn geschent,Ga naar voetnoot1554
1555[regelnummer]
Hoe wel ick noch die hoon sal wreken in het ent:
Want siet het was te schelms ick kan het niet vergeten,
O vrouwen als ghy meent dat ghy meest sekerst bentGa naar voetnoot1557
Dan sal ick openbaar u vuylheyt laten weten,Ga naar voetnoot1558
Ick ben op u bedroch met recht en reen gebeten,
1560[regelnummer]
Want ick sie te gemoet der mannen ondergangh,
Die ghy lien vol van trots wel spijtich hebt gesletenGa naar voetnoot1561
Na de lief-kooserij van heele jaren langh,
Daar u niet anders toe als eygen-wille dwangh:Ga naar voetnoot1563
Hoe wel dat ghy 't so dier en hoochlijck hebt versworen,Ga naar voetnoot1564
1565[regelnummer]
't Vil licht dat ghy in 't kort een ander Lietje sangh,Ga naar voetnoot1565
Want siet u straffe wert vast metter tijd geboren.
Dat ick de breeden raat, O Goden! heb geschoren,Ga naar voetnoot1567
Dat is voornamelijck met dit op merck gedaan,Ga naar voetnoot1568
Om met voorsichtigheyd de groote val te schorenGa naar voetnoot1569
1570[regelnummer]
Van 't minne-dragers gild dat qualijck schijnt te staan,Ga naar voetnoot1570
Door dien dat icker veel ellendich sie vergaan:Ga naar voetnoot1571
| |
[pagina 212]
| |
Die meest een vroege doot voor haar besteck verwerven,Ga naar voetnoot1572
En uyt mistroostigheyd hand an haar selven slaan,Ga naar voetnoot1573
Met duysterleye list, en vindinge van sterven,Ga naar voetnoot1574
1575[regelnummer]
Door strop, door staal, oft gift, door drincken, oft met derven
Van levend' onderhoud, als voedsel dranck of spijs:Ga naar voetnoot1576
Dat ghy hier eerlijck toont met redelijck bewijsGa naar voetnoot1578
Wat dat de vrouwen zijn die ick so seer misprijs:
1580[regelnummer]
Van waar, van wat geslacht, wat aart, en wat voor lieden,
En of de snevels snoot vol grouwels en afgrijsGa naar voetnoot1581
Door haar, of Cupido (of hoe dat sy) geschieden.Ga naar voetnoot1582
mercurius AntwoordtGa naar voetnoot*.
Opperste Hemel-heer, u Coninghlijck ghebiedenGa naar voetnoot1583
Ick met eerwaardigheyt en danckbaarheyt ontfangh.Ga naar voetnoot1584
1585[regelnummer]
Ick sal u luystert toe, haar afkomst gaan bedieden.Ga naar voetnoot1585
Als eerst door hooge vloed en dap're water-drangh,Ga naar voetnoot1586
De Egyptische Nyl buyten sijn leger sprangh,Ga naar voetnoot1587
En metsten 't aardrijck vet met modder, slib en dierenGa naar voetnoot1588
Doen wert de eerste Vrouw geboren van een Slangh,
| |
[pagina 213]
| |
1590[regelnummer]
Die door na-bye Son daar overvloedich tieren,Ga naar voetnoot1590
So de by-woonders daar gelooven en versieren,Ga naar voetnoot1591
En dat met goet gelijck nae menschelijck verstant:Ga naar voetnoot1592
Want de nature heeft in besond're manieren
't Verschillighe gediert van Water, Lucht en Lant,Ga naar voetnoot1594
1595[regelnummer]
Oock in verscheyden plaats haar krachten ingeplantGa naar voetnoot1595
Tot haar beschermingh, of om and're an te randen,Ga naar voetnoot1596
Den Arent in sijn beck, den ed'len EliphantGa naar voetnoot1597
Die heeftet in de snuyt, den Beyre in sijn handen,
De Stiere in sijn hals, het Vercken in sijn tanden,
1600[regelnummer]
Het Krijs-paart in sijn borst, het Harte in sijn sprongh,Ga naar voetnoot1600
De Hond in sijn gemoed, de Man inden verstanden,
Maar 't Serpent ende Vrouw die hebbent inde tongh.
't Is een bedrieghlijck goet, hoe vriendelijck, hoe jongh,Ga naar voetnoot1603
Hoe slechtjes in 't gelaat sy zijn vol listigheden.Ga naar voetnoot1604
1605[regelnummer]
Voorwaar daar is geen wet die oyt de Vrouw bedwongh.
Noch schaamt die haar betoomt, noch straffe die haar zeden
Verbetert en verstelt, sy achten raat noch reden:Ga naar voetnoot1607
Tot wat een ongeval begeeft hem sulcken Man,Ga naar voetnoot1608
Die met goet onderwijs en voorsienich beledenGa naar voetnoot1609
1610[regelnummer]
Haerlie te stieren meent, want komtet slinx hem an,Ga naar voetnoot1610
| |
[pagina 214]
| |
Och! al des werelts konst en helpter haar niet van.Ga naar voetnoot1611
't Is een eenrinstich volck, weerbarstich en quaat-aardich,Ga naar voetnoot1612
Dat weldaat niet gedenckt, noch spijt vergeven kan:Ga naar voetnoot1613
Dat alle goede raat verwerrept als onwaerdich.
1615[regelnummer]
Ist datment prijst of smeekt het wort terstont hovaerdich,Ga naar voetnoot1615
En troeteltmen het niet soo swoegtet strax vol nijt.Ga naar voetnoot1616
En speelt de Man een treck so lelijck als lichtvaardich,Ga naar voetnoot1617
Of 't wert te oevel stout soo hy wat met hun lijt.Ga naar voetnoot1618
'k Sweer dat de slechtste Vrou meer weet in dese tijdtGa naar voetnoot1619
1620[regelnummer]
Als al de Mannen die oyt op der Aarden waren,
Hoe wel de slechtste Vrou weet somtijdts niet een mijtGa naar voetnoot1621
En kan haar heym'lijck quaat verswijghen noch bewaren,Ga naar voetnoot1622
En sal een sware saack somwijls heel licht verklaren,Ga naar voetnoot1623
En in ghevaarlijckheydt soo vonnist sy soo ratGa naar voetnoot1624
1625[regelnummer]
En blijft'er by soo vast, als of sy 't hondert jaren
Met goet beleydt en raadt wel over-woghen hadt,
Soo yemandt hem verstout en seyt daar teghen wat,Ga naar voetnoot1627
Die salse eeuwelijck voor hare Vyandt houwen;
En tot een overvloet soo moet ick segghen, datGa naar voetnoot1629
1630[regelnummer]
Het Vrouwelijck gheslacht het minst is te vertrouwen:
Ter werrelt gheen bedrogh of 't komt van loose Vrouwen,Ga naar voetnoot1631
Die buyten toonen schoon een minnelijck ghelaat,Ga naar voetnoot1632
| |
[pagina 215]
| |
Waar in het Man-volck, die te nechtigh haar beschouwen,Ga naar voetnoot1633
Wel lief'lijck in 't ghesicht levend' gheschildert staat,Ga naar voetnoot1634
1635[regelnummer]
Doch daarmen uyt soo licht als uyt een spieghel gaat,Ga naar voetnoot1635
Die de verbeeldingh en ghedaanten strackx vergheten,Ga naar voetnoot1636
En weder op een nieu een varsch aanschijn aan-slaat,Ga naar voetnoot1637
Daarom soo wordt de Vrou met billich recht gheheeten,Ga naar voetnoot1638
Een grondeloose put die nimmer is versaat.Ga naar voetnoot1639
1640[regelnummer]
Voorwaar de Man is geck, verwaant, of heel vermetenGa naar voetnoot1640
Die by een kuyssche Vrou, daar meent te zijn gheseten,Ga naar voetnoot1641
Want 't is een Phenix schoon, of soo een seldtsaam dingh,Ga naar voetnoot1642
Dat daar kroon-draghers raat noch middel toe en weten,Ga naar voetnoot1643
Noch dat de grootste Vorst noyt in sijn hoff ontfingh,Ga naar voetnoot1644
1645[regelnummer]
Dat niemandt vinden sal, al waart oock dat hy ginghGa naar voetnoot1645
En socht sorghvuldigh deur de Aarde met haar spleten,
Soo waart doch te vergheefs, want 't is te sonderlingh:Ga naar voetnoot1647
De jonghe Lamperay is malsem in het eten;Ga naar voetnoot1648
Dat leck're vleys kost ghelt, en 't vel wordt wech ghesmeten:
1650[regelnummer]
Daar teghen 't schoone wijff ghelijck 't de Wesel wel,Ga naar voetnoot1650
| |
[pagina 216]
| |
Die soetjens is in 't oogh, en vinnigh in de beten,Ga naar voetnoot1651
Wiens heele lichaam kost soo veel niet als haar vel.Ga naar voetnoot1652
Daar is een vyandtschap vol bitterheden fel
Tusschen de schoonheydt en de goedigheydt der Wijven,Ga naar voetnoot1654
1655[regelnummer]
Want eerbaarheyt of deught en lichte schoonheydt snelGa naar voetnoot1655
En konnen in een huys niet langh eendrachtigh blijven;
Ick houdt voor loghentaal en al voor beusel schrijvenGa naar voetnoot1657
Daarom besluyt ick recht en sal 't oock wet'lijck dryven,Ga naar voetnoot1659
1660[regelnummer]
Dat de Nature heeft haar roeden al bereytGa naar voetnoot1660
Om de schaduwen der ghesturven te kastyen,Ga naar voetnoot1661
En dat sy heeft de Vrou met errenst op-gheleytGa naar voetnoot1662
De ziele van de Man in 't leven te doen ly'en.
Wat zijn de Vrouwen doch, o Goo'n! by de waardyenGa naar voetnoot1664
1665[regelnummer]
Des treffelijcken Mans? Maar soo veel onderscheydtGa naar voetnoot1665
Als wespen gantsch onnut by vruchtb're honigh byen.
De quaatheydt van de Vrou is by de mensch'lijckhe'enGa naar voetnoot1667
Een gruwelijcke snoo ghesworen Duyvelinne,Ga naar voetnoot1668
Wiens beestigh onverstant tot puyn soeckt te vertre'en,Ga naar voetnoot1669
1670[regelnummer]
Met hadderende twist en sonder schijn van re'en,Ga naar voetnoot1670
| |
[pagina 217]
| |
Het huys daar Reden speelt de rol van Koninginne;
De sellifde Natuur die heeft met straffer sinnenGa naar voetnoot1672
De Man meer als het Vee stief-moederlijck versien:Ga naar voetnoot1673
Want siet, sy doet hem steels sijn vyandin beminnen,
1675[regelnummer]
Daar ellick dier nochtans gaat voor sijn Vyandt vlie'n.Ga naar voetnoot1675
O Goden Vader groot! het is een slach van Lie'n
Die onghereghelt zijn in al wat sy voor-stellen,Ga naar voetnoot1677
Die gheen dingh liever doen dan datmen haar verbie'n.Ga naar voetnoot1678
Wien soud' u konnen doch volmaacktelijck vertellen
1680[regelnummer]
Hun loghens, hun bedroch, hun vruntschap, en hun quellen,
Hun listigheden boos, hun schandelijck verraat,
Hun roepen, hun ontsegh, hun schamperachtigh lellen,Ga naar voetnoot1682
Hun lust, hun geemlijckheydt, hun liefden en hun haat,Ga naar voetnoot1683
Hun valsche dubbelheydt, hun vuyghe vuylheyt quaat,Ga naar voetnoot1684
1685[regelnummer]
Hun gheveynst soet onthaal? ja hun onschamelhedenGa naar voetnoot1685
Vol onghebondenheydt is sonder eynd' of maat:
Wat dinghen dat sy doen sy bruycken raet noch reden,
Terstont zijn sy ghestoort en daat'lijck we'er ghepeyt,Ga naar voetnoot1688
Sy bidden selver en sy willen zijn ghebeden,
1690[regelnummer]
Sy weyg'ren dat sy vaack wel wenschen datmen deden,Ga naar voetnoot1690
Sy willen datmen raat 't gheen 't ooghe blijck'lijck seyt;Ga naar voetnoot1691
Ellendigh is hy wel die 't leven met haar leyt:Ga naar voetnoot1692
Want siet den armen Mensch en heeft noch lust noch vrede
Als in de korte vreught van sijn wellustigheydt.Ga naar voetnoot1694
| |
[pagina 218]
| |
1695[regelnummer]
'k Heb met op-mercklijckheydt en andacht gaan besporenGa naar voetnoot1695
De oorspronck van dit quaat, en waar uyt dat het quam
Dat het spits-sinnigh volck soo deerlijck gingh verloren,Ga naar voetnoot1697
En loopt moetwillens selfs brood-droncken inde vlam,Ga naar voetnoot1698
De Reden, die daar toe soo heftigh haer bekoren,Ga naar voetnoot1699
1700[regelnummer]
Is dat het alder-eerst van 't Vrou-volck voetsel nam,Ga naar voetnoot1700
In wiens gheweyde sy ghegroeyt zijn en gheborenGa naar voetnoot1701
En voorts sacht op-ghequeeckt, ghevoetsert met de mamGa naar voetnoot1702
Als sy de borsjes en de kroonde tepels togenGa naar voetnoot1703
En lurckten met de tongh dat tooverachtigh nat,Ga naar voetnoot1704
1705[regelnummer]
Sy hebben met de melck de leempten ingesogen,Ga naar voetnoot1705
En de vrou-achtigheydt terstonden an ghevat,
De schalcke vrouwe loos die weten in te druckenGa naar voetnoot1707
Haar eygenschap en aart in 't kinderlijcke bloedt;
So doen de Slanghen oock, want smijtmen haar aan stucken,Ga naar voetnoot1709
1710[regelnummer]
De deelen willen we'er by die haar heeft ghevoedt:Ga naar voetnoot1710
Dit is de saak Jupijn, waarom de minnaars dwalen,Ga naar voetnoot1711
Sy willen an haar helft, sy willen an een wijf,Ga naar voetnoot1712
Elck heeft sijn Cupido als ick het mach verhalen,Ga naar voetnoot1713
d'Een heeft hem in 't oogh, en d'ander an het lijf.Ga naar voetnoot1714
| |
[pagina 219]
| |
jupyn, Minerve, Mercurius, En d'andere stomme GodenGa naar voetnoot†.
1715[regelnummer]
Hoe nu geslangde God? waar toe dees boerteryen?Ga naar voetnoot1715
De ernstachtigheyt en grootheyt van 't beleydGa naar voetnoot1716
En mogen nu geen spel noch sottigheyden lyen,
Maar statelijcke re'en, vol degelijck bescheyd.Ga naar voetnoot1718
Nu mannelijcke Maaght, Goddinne der wijsheyd,Ga naar voetnoot1719
1720[regelnummer]
Mijn dochter van mijn hooft, u Vaders wel behagen,
Vindersche vande krijgh, heldinne der aanslagen,Ga naar voetnoot1721
Hoe heeft u broeder dit of wel, of niet geseyt?Ga naar voetnoot1722
pallas
Geduchten Donderaar, 't verdroot my te anhoorenGa naar voetnoot1723
De ydelheden van des stouten klapperts stem,Ga naar voetnoot1724
1725[regelnummer]
En 't hitsten op mijn moet met rechtvaardige tooren,Ga naar voetnoot1725
My wondert, hoe dat ghy so langh mocht dulden hem.
Sijn vruchteloose mond baart woorden sonder kooren,Ga naar voetnoot1727
En redens vol van kaf, en Wan van kracht of klem:Ga naar voetnoot1728
| |
[pagina 220]
| |
Treckt taal-man opter tril en soekt u sotte ooren,Ga naar voetnoot1729
1730[regelnummer]
Want weet dat ick u kunst in 't minst niet wel en nem.Ga naar voetnoot1730
Ick vloeck u wetenschap, en machse oock wel vloeckenGa naar voetnoot1731
Vermits dat sy de mensch leyt van den waren God,Ga naar voetnoot1732
En maaktet groot vernuft van d'alder-eelste kloecken,
Verduyvelt en verdut oock breyneloos en sot,Ga naar voetnoot1734
1735[regelnummer]
Sulcx dat sy nimmer recht met oordeel ondersoekenGa naar voetnoot1735
De heylige Schriftuur en Goddelijcke boecken.
Hoe souw der dieven-vaar die in sijn kintscheyt teerGa naar voetnoot1737
Neptunes Gaffel, en de Koeyen heeft ghestolen,
1740[regelnummer]
De sachte vrouwtjes niet berooven van haar eer?
Die selfs de strenge Mars dorst nemen sijn geweer,Ga naar voetnoot1741
En die sijn eygen Moer, en Susters heeft ontschoolenGa naar voetnoot1742
Haar hemden; en Vulkaan sijn hamers, tang, en koolen,Ga naar voetnoot1743
1745[regelnummer]
Hy had de blixem selfs gekregen in sijn handen,Ga naar voetnoot1745
En had hy niet gevreest voor blaren en voor branden:
Hy! die een schoon Paart stal, en liet een seerich beestGa naar voetnoot1747
Hy! die een Bruydegom sijn Bruytjen heeft ontnomen,
| |
[pagina 221]
| |
En deed'er in de plaats een heel ouwt besjen komen.Ga naar voetnoot1749
1750[regelnummer]
Waar voor meent ghy, O Goon! dat sulcken kaerel vreest?
Souw die hem oock ontsien der eerelijcker vrouwen,Ga naar voetnoot1751
Hooch-prijselijcke lof te kladden met een klieck,Ga naar voetnoot1752
Den snoepert is haar wars, want was hy so vrouw-sieckGa naar voetnoot1753
Als hy wel eertijts plach, hy souw haar woort wel houwen,Ga naar voetnoot1754
1755[regelnummer]
Sy mochten u haar saak als voor-spraak wel vertrouwen:Ga naar voetnoot1755
O taal-kundige tolck ghelooft vry dat ick rieckGa naar voetnoot1756
Dat ghy haar heymlijck haat, misschien dat om een pieckGa naar voetnoot1757
Van weygeringh of toot die ghy niet kont verdouwen.Ga naar voetnoot1758
Is dit welsprekentheyd, dat ghy 't vrouw'lijck geslacht
1760[regelnummer]
Met sulcken schotsen mond so smadelijck veracht?Ga naar voetnoot1760
Die ongesnoerde tong waar nutter wat geteugeltGa naar voetnoot1761
Vluchtige Swerver! het is al gevlerckt datmen siet,Ga naar voetnoot1762
U hielen, en u hoed, u hooft en hart dat vliet,Ga naar voetnoot1763
U sinnen vliegen, ja u woorden zijn gevleugelt.Ga naar voetnoot1764
1765[regelnummer]
Maar ghy doorsichtighe, al-wetende Jupijn,Ga naar voetnoot1765
Die met u helder oogh aenschout het wit der saken,Ga naar voetnoot1766
Van menschen en van Goon wilt onderscheyd doch maken,
| |
[pagina 222]
| |
In't ware wesen en de weseloose schijn:Ga naar voetnoot1768
Dat is, in 't groot verschil van Mayas-Soon, en mijn,Ga naar voetnoot1769
1770[regelnummer]
Al is hij wel geleert en vast in alle spraken,Ga naar voetnoot1770
So heeft hy gheen gelijck in 't lasteren en 't laken
Der vrouwen, want ghy weet wat het voor lieden zijn:
En of hy 't schoon een glans van waarheyd kan anstrijken,Ga naar voetnoot1773
De valscheyds sijnes tichts sal openbaarlijck blijckenGa naar voetnoot1774
1775[regelnummer]
In 't ondersoecken, en bevindingh vande geen
Die hy hem niet en schaamt so te verongelijcken,Ga naar voetnoot1776
Indien dat ghy met ernst te degen gaat bekijken
Haar leven en haar aard by zijn te schampre re'en.Ga naar voetnoot1778
De lieden dien hy gaat so schandelijck verachten,
1780[regelnummer]
Dat is een lieflijck volck vol uytgenomen krachten,Ga naar voetnoot1780
Wtmuntend' van verstant, groot-geestich, en volmaakt
Van suyv're schoonheyd en van antrecklijckheyd naakt,Ga naar voetnoot1782
Van poeselachtich vel, van wack're frissche leden,Ga naar voetnoot1783
Van hooch-dragend gemoed, van uyt-stekende zeden,Ga naar voetnoot1784
1785[regelnummer]
Aanminnich van gesicht, bekoorlijck van gelaat,Ga naar voetnoot1785
Van eerbre schamelheyd en vriendelijcke praat:Ga naar voetnoot1786
Ick acht hem voor een hout en sluyt hem vande menschen,Ga naar voetnoot1787
Die so een schepsel siet en 't selve niet souw wenschen,
Want van al 't aartsche soet is dit het soetste dingh,
1790[regelnummer]
Ten waar dit lieflijck volck de Wereld die vergingh,Ga naar voetnoot1790
| |
[pagina 223]
| |
Want 't mannelijck geslacht dat wert van haar geboren,Ga naar voetnoot1791
En sonder vrouwen waar de menschen-teelt verloren:
Ten mocht geen hondert jaar in wesen blyven staan,Ga naar voetnoot1793
Of d'oeff'ning van Godsdienst en offer souw vergaan:Ga naar voetnoot1794
1795[regelnummer]
Bedenckt dan eens, O Goon! hoe veel wy zijn gehouwenGa naar voetnoot1795
Aan die vrucht-barende en minnelijcke vrouwen,
Die wijs lijck komen voor dat niet en gaat te nietGa naar voetnoot1797
De Godsvrucht, en oock al watmen daar sichtbaar siet.Ga naar voetnoot1798
Jupyn, Neptunus, Mercurius, Pallas.
Goddin hoe dus verrockt van u gesonde reden?Ga naar voetnoot1799
1800[regelnummer]
Voor uwe wijsheyd gaan u ongebondenheden:Ga naar voetnoot1800
Wat dulheyd komt u aan? ghy meld eens anders schand,Ga naar voetnoot1801
Voorwaar dits geen bewijs van een verlicht verstand:
Een' hooch en groot gemoed dat sal sich matich breken,Ga naar voetnoot1803
En stichtich met bescheyt van alle saken spreken.Ga naar voetnoot1804
1805[regelnummer]
De menschen storen haar door euvelheyd van moed,Ga naar voetnoot1805
Der Goden goetheyd duyd het quade steets ten goed.
Ick hebbe by mijn selfs u wedersydich seggenGa naar voetnoot1807
Met oordeel vry van sucht getoetst, en we'er gaan leggenGa naar voetnoot1808
U redenkavelingh: Maar alst al is geseyt,Ga naar voetnoot1809
| |
[pagina 224]
| |
1810[regelnummer]
Mercurius schort ernst en u geduldigheyd:Ga naar voetnoot1810
Ghy torent al te licht, en hy boert te besonder,Ga naar voetnoot1811
Doch 't is der vrouwen schult, dat sweer ick by de Donder.
pallas
Met oorelof: ghy doolt, want alsmen 't wel insiet,
De vrouwen zijn, Jupijn, voorwaar de oorsaak niet
1815[regelnummer]
Van 's mans onrijpe dood. Wijt dat de drie Godinnen,Ga naar voetnoot1815
Die 's menschen levens-draat na haar behagen spinnen:Ga naar voetnoot1816
Het sy dan kort of lang nae 't door de ving'ren slipt,Ga naar voetnoot1817
Of naa't Atropos dunckt nootwendich af-geknipt.Ga naar voetnoot1818
En of de mannen haar moetwillich gaan bederven,Ga naar voetnoot1819
1820[regelnummer]
An eer, an goet of bloed, of met mistroostich sterven,Ga naar voetnoot1820
Is dat de dochters schuld? of sullen zijt verhoenGa naar voetnoot1821
Met stracx de sotte wil der minnaars te voldoen?Ga naar voetnoot1822
So moest de kuysheyd wech. De schoonste wierden hoeren,Ga naar voetnoot1823
De rijckste en de grootst voor beed'laars en voor boeren,
1825[regelnummer]
De goedste voor de boost, de wijste voor de sotst,
De miltste voor de vreckst, de dweegste voor de trotst;Ga naar voetnoot1826
En of u dese wijs van schicking mocht behagen,Ga naar voetnoot1827
Hoe waandy souden sy haar met den ander dragen?Ga naar voetnoot1828
Maar grouwelijck en woest. Ick meen men op den grondGa naar voetnoot1829
| |
[pagina 225]
| |
1830[regelnummer]
Des werelds in een jaar geen levend' man en vond:
't Mocht onbequaam, of suf: 't zy door gebreck in 't baren,Ga naar voetnoot1831
Of dood'lijck gewond, of veroverlast van jaren.Ga naar voetnoot1832
mercurius
Der vrouwen dreutscheyd preuts die ghy so spits veracht,Ga naar voetnoot1833
Is de behouwenis van 't manhaftich geslacht.
1835[regelnummer]
Hier hebdy groote God met voorsicht op te letten,Ga naar voetnoot1835
Hanthaaft de suyverheyd met u heylsame wetten.Ga naar voetnoot1836
Godd'lijcke Majesteyt verhoort my, die u bidtGa naar voetnoot1837
Als oock de volle ry die hier vergadert sit,
Dat ghy de vensters van u hooge Hemel-daken
1840[regelnummer]
Ontwervelt, en ontkrampt, de grendels wilt ontslaken,Ga naar voetnoot1840
Treckt voort de luycken op, op dat plotslijck, in 't kortGa naar voetnoot1841
Met nieuwe water-vloed de wereld onder stort,Ga naar voetnoot1842
Tot straffe van al't quaat. Alleenelijck wilt sparenGa naar voetnoot1843
De jongelinghen oud ontrent de twintich jaren,
1845[regelnummer]
Behoutse in een Tomb: maar 't vrouw-volck hoe 't oock is:Ga naar voetnoot1845
Doet dat vergaan, ja selfs haar snoo gedachtenis.Ga naar voetnoot1846
En gelijck ghy het vee, de visschen en de Byen,
En ander dom gedierte haar teelingh wel doet dyen,Ga naar voetnoot1848
En leven sonder soch of toe-doen van een vrouw,Ga naar voetnoot1849
1850[regelnummer]
So wild' ick dat ghy 't haar oock waardich maken wouw:
Want ick verseker u so lange alsser wijven
| |
[pagina 226]
| |
Hier op de ronde ring des aartrijcx sullen blijven,Ga naar voetnoot1852
So sal de beste man hoe schoon van geest en schijn,
Veel erger als een beest of als ellendich zijn,
1855[regelnummer]
Om redenen, hoort toe.
jupyn
Ghy maaktet my te langh,
Oock stem ick gantsch niet tot des menschen ondergangh.
Beteutelt en beducht ben ick in dese swaarheyd,Ga naar voetnoot1857
En wensch nu sekerheyd en kennisse der waarheyd,
Des wereldlijcken loops en hoe 't daer al mach gaan.Ga naar voetnoot1859
neptunus
1860[regelnummer]
Hoe wel 't my niet en voeght u heyligheyd te raan,Ga naar voetnoot1860
Door dien der niet gebreeckt aan u almacht en Godheyd,Ga naar voetnoot1861
So kon u wijsheyd noch nut trecken uyt mijn sotheyd:Ga naar voetnoot1862
Waart Heer oock ongerijmt dat ghy eens derwaarts sontGa naar voetnoot1863
Yemand van dese Goon, doch onder streng verbontGa naar voetnoot1864
1865[regelnummer]
Van eeuwige ballinghschap des Hemels hoogh van waarden,
So verre sy haar last en grootheyd openbaarden.Ga naar voetnoot1866
jupyn
Dat woort dat geef ick kracht: doch onder al de GoonGa naar voetnoot1867
Is geen bequamer als ghy selven, en mijn soon,
| |
[pagina 227]
| |
Daalt ne'er, ten dalewaarts en ick beveel u lieden,Ga naar voetnoot1869
1870[regelnummer]
Melt geen geheyme of u vonnis sal geschieden,Ga naar voetnoot1870
So ghy verholenthe'en of onse dingen rept,Ga naar voetnoot1871
So denckt dat ghy al wegh u deel des Hemels hebt:Ga naar voetnoot1872
U stel ick by myn kind, om of hy heet mocht minnen,Ga naar voetnoot1873
Dat ghy dat maticht met u waterige sinnen:Ga naar voetnoot1874
1875[regelnummer]
Vaart af Gesanten vaart, en wilt gedachtich zijn.Ga naar voetnoot1875
mercurius
Vaart eeuwelijcken wel.Ga naar voetnoot1876
neptunus
Vaart eeuwigh wel Jupijn.
Wolcken schickt u nederwaart,
Metter vaart,
Rolt u onsichtbare touwenGa naar voetnoot1879
1880[regelnummer]
Wat geswind en vaardich om,
Want ick kom
Om de wereld te beschouwen.
| |
[pagina 228]
| |
1885[regelnummer]
En het spits van kerck en toren.Ga naar voetnoot1885
Ay Neptunus komt en ooght,Ga naar voetnoot1886
Wat een hooghtGa naar voetnoot1887
Isser tusschen ons en 't koren.
neptunus
Ick verlies Hemel en licht,Ga naar voetnoot1889
1890[regelnummer]
Wt ghesicht,
't Land begint hem op te heven.Ga naar voetnoot1891
O de Wolcken blyven staan,
Dat wy gaanGa naar voetnoot1893
En nae binnen ons begheven.
neptunus
1895[regelnummer]
Scherpsinnige Mercur' doen ick was in het dalen,
Liet ick mijn snel gesicht eens over 't aardrijck dwalen,Ga naar voetnoot1896
En sach het meeste deel des werelds onbewoond,
Dies wil ick dat ghy my op 't spoedighste vertoond
't Volckrijckste deel daar van: want daar de meeste lieden
1900[regelnummer]
Bewonen eenigh Land, daar sietmen oock geschieden
De meeste wonderen, dus laat ons derwaarts gaan,
Op dat der Goden wil werd na haar wil gedaan.Ga naar voetnoot1902
| |
[pagina 229]
| |
mercurius
neptunus komt, ick sal, als bode vande Goden,
U voeren daar ons komst is op het hooghst van noden.Ga naar voetnoot1904
G.A. Bredero
't Kan verkeeren.
|
|