Angeniet
(1982)–G.A. Bredero, Jan Jansz. Starter– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 129]
| |
Het eerste bedrijf. Eerste uyt-komen.Ga naar voetnoot†
Roosendaal, en Klaremondt
Ach Klaremont mijn vrou! mijn dunckt dat onse dagen
Allengsjens ons ontgaan, en voorts ten grave jaghen:Ga naar voetnoot2
Helaas! de grijse Tijdt die loopt veel snelder hierGa naar voetnoot3
Dan 't swalpend' water van de ruyschende Rivier,
5[regelnummer]
Dat stroomende met kracht komt schuymend afgedreven:
Doch gheen dingh is so vlugh als 's menschen vluchtigh leven!Ga naar voetnoot6
Want of men schoon een man hier tsestigh Jaren siet,Ga naar voetnoot7
Hy valt en stort daar heen en smeult en smelt tot niet:Ga naar voetnoot8
De Doot omcinghelt ons, wy zijn sijn na-ghebuuren,
10[regelnummer]
En moeten na de Wet, en reghel der natuurenGa naar voetnoot10
Ons onder sijn banier al gheven, soo wy sienGa naar voetnoot11
Aan jongh en jeughdigh Volck, aan ons ghelijcke li'en,
Aan maaghschap, en aan bloet, aan vrienden en bekendenGa naar voetnoot13
Die by ons sijn verleeft, 't ghetal is sonder ende:Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Sy zijn nu in haar rust, en legghen in het stof,
En slapen d'ys're slaap; wy moetender oock of,Ga naar voetnoot16
Maar weten niet wanneer, dus laat ons onse saken
Tot dese laatste tocht ghereet en vaardigh maken,Ga naar voetnoot18
| |
[pagina 130]
| |
Wy moeten nu betre'en den seer bedwonghen padt,Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Ons kluwen is schier of; ick heb mijn tijdt ghehadt,Ga naar voetnoot20
Ick moet verschijnen voor de grooten raadt der Goden,
Ick ben ghewaarschout vaack door teyckens en door boden
Die my vermaanden steets te dencken op dien dagh
Van 't alghemeene recht daar niemandt of en mach:Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Eer dan de dorre doot met schrickelijcke stemmenGa naar voetnoot25
Ons onvoorsienlijck roept, eer ick my voel beklemmenGa naar voetnoot26
Van sijn killende handt, eer dat hy ons verrastGa naar voetnoot27
Soo laat ons nu voldoen ons op-gheleyde last:Ga naar voetnoot28
Het tijdttelijcke goedt dat ons hier is gheblevenGa naar voetnoot29
30[regelnummer]
Voor onse moeyt' en sorgh, laat ons dat wijs'lijck gheven
Aan een voorsichtigh man, en die ons eenigh kintGa naar voetnoot31
Ghelijck zijnde van Staat te trouwen is ghesint,Ga naar voetnoot32
Op dat wy voort gherust ons leven moghen leydenGa naar voetnoot33
En sonder achter-docht uyt dese werrelt scheyden,Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Het welck wy schuldigh zijn met grooter neerstigheydtGa naar voetnoot35
Te vord'ren, 't is by ons wel dickwils aangheleyt,Ga naar voetnoot36
Maar hieldent altoos op met slepen en met sloeren,Ga naar voetnoot37
Het moet eens op een eyndt; wy moeten 't nu uyt-voeren,
Eer sy door slofheydt en door achteloosheydt grootGa naar voetnoot39
40[regelnummer]
By vreemde Vooghden komt na onser beyder doot.Ga naar voetnoot40
| |
[pagina 131]
| |
Veel beter soud mijn ziel verheugen en vernoeghen,
Dat sy haar nu althans, gehouwt zijnde, gingh voeghenGa naar voetnoot42
Te wonen op haer selfs in eyghen heerschappy,
So waar sy uyt het oogh en 's volcx klapperny:Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
Want geen mensch so volmaakt, noch niemant sal 't so rakenGa naar voetnoot45
Dat hy 't de nijdige of elck te pas sal maken:Ga naar voetnoot46
En tot beschuttingh van de Maaghdekens haar faam,Ga naar voetnoot47
Is tijdich huwelijck voornaamelijck bequaam.Ga naar voetnoot48
Wien is hier inde stadt die niet en sou behagenGa naar voetnoot49
50[regelnummer]
Ons oud en groot geslacht van vrienden en van maghen?
Wien soude niet verblijt van harten, voor sijn deelGa naar voetnoot51
Ontfangen tot sijn Bruyd ons kostelijck juweel,Ga naar voetnoot52
In 't welck de gaven zijn van d'alderbeste menschen,
Of die een groote ziel sijn liefste lief kan wenschen,Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
Als eer, en weeslijckheyt, met schoonheyt fris verselt,Ga naar voetnoot55
Met hooge af-komst, en met mogentheyt van gelt.Ga naar voetnoot56
De goedighe natuur heeft haar met dese dingenGa naar voetnoot57
Ten alderhooghst versien, ja dat so sonderlingenGa naar voetnoot58
Dat ick noch Prins, noch Graef, noch niemand inde stadt
60[regelnummer]
Souw wijcken in sijn bloed, in adel noch in schat,Ga naar voetnoot60
Noch sy de schoonste vrouw in deeglijckheyt en deughden.Ga naar voetnoot61
| |
[pagina 132]
| |
klaremondt
Laat haar, o Goden! voort soo leven t' onser vreughden,Ga naar voetnoot62
s'Is vol en groot van geest, en wy seer machtigh rijck,Ga naar voetnoot63
Dan waar vindmen een man haar waardigh of gelijck?Ga naar voetnoot64
65[regelnummer]
Doch dese sorch mijn Heer; wil ick u toe vertrouwen,Ga naar voetnoot65
En wat ghy denckt of doet sal ick van waerden houwen,Ga naar voetnoot66
So sal u dochter oock, die noch om lief noch leetGa naar voetnoot67
Sal wederstaan u wil, waar ghy haar oock besteet,Ga naar voetnoot68
Ick kenn' haar dweegen aart, en sachtheyt van haar sinnen,Ga naar voetnoot69
70[regelnummer]
Sy is oprecht en slecht, en weet noch van geen minnen.Ga naar voetnoot70
roosen-daal.
Ick weet geen beter als den heuschen Kloridon.Ga naar voetnoot71
klaremondt
En ick geen liever dan den rijcken Dimyon:Ga naar voetnoot72
roosen-daal
De ware rijckdom lief, die leyt in 't hart gelegen.Ga naar voetnoot73
klaremondt
Wat schaat de rijckdom die met eeren is verkregen?
| |
[pagina 133]
| |
roosen-daal
75[regelnummer]
Niet: Kloridon is groot en treffelijck van moet;Ga naar voetnoot75
klaremondt
Dats wint. Endimyon is dapper wel begoet.Ga naar voetnoot76
roosen-daal
Maar Kloridon is jongh, vermakelijck en aardigh:Ga naar voetnoot77
klaremondt
Jonckheyt vol sotheyt is niet eenen penningh waardigh.Ga naar voetnoot78
roosen-daal
Nochtans trecktmen daar door meest aller menschen gunst.
klaremondt
80[regelnummer]
Endimyon die kan daer toe een and're kunst.Ga naar voetnoot80
roosen-daal
Liever wat kan hy doch?Ga naar voetnoot81
klaremondt
Gelt winnen en vergaren.
| |
[pagina 134]
| |
roosen-daal
Het is noch grooter saack 't gewonnen te bewaren:
Rijck werden is geen kunst, maar deuchdelijck en goet,Ga naar voetnoot83
Ick acht eer boven gout.
klaremondt
Het winnen dat is soet,
85[regelnummer]
Wie 't meeste voordeel doet wert die niet meest gepresen?Ga naar voetnoot85
Daar is geen meerder schand als sonder gelt te wesen.
roosen-daal
Kloridon is kloeck, en souw dit land regieren.Ga naar voetnoot87
klaremondt
Men geeft geen vreemdelingh de staaten te bestieren.Ga naar voetnoot88
roosen-daal
De deucht wert over al in groot aansien gestelt.Ga naar voetnoot89
klaremondt
90[regelnummer]
Wat vordert yemants deught, heeft hy geen goet noch gelt?Ga naar voetnoot90
roosen-daal
De deught van klaar verstant brengt eener tot gebieden.Ga naar voetnoot91
| |
[pagina 135]
| |
klaremondt
Verstant? o neen, het gelt maakt staat-waardige lieden.Ga naar voetnoot92
roosen-daal
Dats dolheyt, en geen recht.
klaremondt
Maar wat een praat is dat,
En zijn de rijckste niet de beste vande stadt?
roosen-daal
95[regelnummer]
Hy is best die best doet in goed'voorgang van leven.Ga naar voetnoot95
klaremondt
Ja sonder gelt, en wort daer niemand om verheven:Ga naar voetnoot96
Het gelt doet alle dingh, dies ick 't met reden prijs,
Die gelt heeft die is vroom, goet, deuchdelijck en wijs,
Al wert hy inder daat een guyt of geck bevonden.Ga naar voetnoot99
roosen-daal
100[regelnummer]
De rijckdom is hier veel een oorsaak van veel sonden,Ga naar voetnoot100
De armoed let de Helden niet,Ga naar voetnoot101
In staat te stijgen: soomen sietGa naar voetnoot102
| |
[pagina 136]
| |
Aan Eumenes schalck en schrander:Ga naar voetnoot103
Dees Voermans soone wel ter hant,Ga naar voetnoot104
105[regelnummer]
Quam door geswindheyd en verstant,Ga naar voetnoot105
An 't swagerschap van Alexander.
Die 't voorst van de Latijnen treet,Ga naar voetnoot108
Was sone van een Potte-backer.Ga naar voetnoot109
110[regelnummer]
Horatj vader was een slaaf,Ga naar voetnoot110
Maar niettemin so was hy braaf,Ga naar voetnoot111
En wel begeest aartigh en wacker.Ga naar voetnoot112
De Coningh Craesus machtigh rijck,Ga naar voetnoot113
Die niemand waande sijns gelijck,
115[regelnummer]
Schoot Solons spreuck eerst in gedachten,Ga naar voetnoot115
Als hy gebonden lach op 't vyer,Ga naar voetnoot116
Te weten: datmen niemand hier
Voor dat hy sterf sal salich achten:Ga naar voetnoot118
Want Policrates die TyranGa naar voetnoot119
120[regelnummer]
Waar soo luckige rijckemanGa naar voetnoot120
Dat hy noyt ong'luck heeft ontfangen:
Dees mensch die noyt in ramp en viel,Ga naar voetnoot122
| |
[pagina 137]
| |
Die liet noch 't leven (ookof de zielGa naar voetnoot123
Daar 't lichaam an een koort bleef hangen.Ga naar voetnoot124
125[regelnummer]
Het is voor groote Heeren quaatGa naar voetnoot125
Te treffen of te houden maat,Ga naar voetnoot126
Haar vryheyt doet haar schendich dolen.Ga naar voetnoot127
Den schralen man so vaak niet dwaalt,Ga naar voetnoot128
Vermitst aan macht van geld hem faalt,Ga naar voetnoot129
130[regelnummer]
Door armoed' blijft veel quaats verholen.Ga naar voetnoot130
Daar hier den brassaert of den vraatGa naar voetnoot131
Sijn holle maagh tot swalpens laat,Ga naar voetnoot132
En 't eel vernuft in wijn verspillen.Ga naar voetnoot133
Daar leeft den Armen heel ghesont,
135[regelnummer]
Sijn oogh en twist niet met de mont,
Sijn rechter-handt met slinghsche willen:Ga naar voetnoot136
De armen vinden kunst en raat,Ga naar voetnoot137
Sy schrandriseren vroegh en laatGa naar voetnoot138
Als den Paf-sack weyd'lijck koppertGa naar voetnoot139
140[regelnummer]
En smetst, en smult, en slempt en slaapt,Ga naar voetnoot140
Of als hy na sijn aasem gaapt
Recht als een ruygh-ghevoeten Kroppert.Ga naar voetnoot142
| |
[pagina 138]
| |
Sy hebben lust noch loof in 't lijf,Ga naar voetnoot143
Haer hart en hooft dat is al stijf,Ga naar voetnoot144
145[regelnummer]
Haar ooghen bol doen niet dan staaren,Ga naar voetnoot145
Haar ooren groeyen toe van smeer,
Sy kennen Godt, noch Wet, noch Leer,
Doch Bachus-feest sy vieren gaaren,Ga naar voetnoot148
Dies sy steets buys en dorstigh zijnGa naar voetnoot149
150[regelnummer]
Van sarpe en van geyle wijnGa naar voetnoot150
Dees doet verhit na boelen gijlenGa naar voetnoot151
Daar 't lichaam licht'lijck van ontfancktGa naar voetnoot152
Veel vuyle sucht, ja leempt of krancktGa naar voetnoot153
Die 't met veel sweets we'er uyt moet quijlen.Ga naar voetnoot154
155[regelnummer]
De Armen zijn hier meest of vry,Ga naar voetnoot155
Want stercken dranck noch leckerny
En port haar tot gheen boose lusten,
Want die sijn kost wint in sijn sweet,
En schar-bier drinckt, en droogh-broodt eet,Ga naar voetnoot159
160[regelnummer]
Die wenscht niet meer als wel te rusten.
De grootste quelt de grootste schrick,Ga naar voetnoot161
Want ruwen sy een ooghen-blickGa naar voetnoot162
Het minste dingh dat steurt haar slapen,
Sy vreesen voor haar Rijck, of Kroon,
165[regelnummer]
Of datmen haar in 't bedt sal doo'n
Door list, of kracht van snoode Knapen.Ga naar voetnoot166
Of als den Rijcken waackt en braacktGa naar voetnoot167
| |
[pagina 139]
| |
Op dat gheen dief met list hem taacktGa naar voetnoot168
Sijn huys-raat, kleed'ren of juweelen,
170[regelnummer]
Soo leyt den Kalis bar ghepongstGa naar voetnoot170
En ronckt soo sorgh'loos dat het gongst;Ga naar voetnoot171
Daar niet en is kanmen niet steelen:
Den Rijckaart licht sijn leven krenckt,Ga naar voetnoot173
Met sorghen leyt hy staagh en dencktGa naar voetnoot174
175[regelnummer]
Hoe dat hy dit of dat sal winnen,
Want goedt en stopt gheen gierigheyt,Ga naar voetnoot176
Maar als den Armen neder-leyt
Soo rust sijn lijf, sijn ziel en sinnen.
Een Arm mensch, rijck van goet verstant,
180[regelnummer]
Acht al de wer'lt sijn Vader-landt,Ga naar voetnoot180
Al is hy ballingh 's landts ghebannen,Ga naar voetnoot181
Hy pelgrimeert in sijn ghemoedt,Ga naar voetnoot182
Hout yder voor sijn naaste bloedt,Ga naar voetnoot183
Zijn dat gheen rechte rijcke mannen?Ga naar voetnoot184
185[regelnummer]
Den schoeminck glat en vet besmeertGa naar voetnoot185
Wel louter singht en quinckeleertGa naar voetnoot186
Als hy het kosje maar mach winnen;
De koopmans gift heeft hem ghequelt,
Hy brocht hem we'er sijn sorgh'lijck ghelt:Ga naar voetnoot189
190[regelnummer]
Hoe minder goedt hoe bly'er sinnen,
Hoe meerder goedt hoe minder rust,
Dat is de Vroeden wel bewust,Ga naar voetnoot192
| |
[pagina 140]
| |
Dies sy niet tijdelijcks verkiesen,Ga naar voetnoot193
Maer houden 't al voor ebb' en vloedt,Ga naar voetnoot194
195[regelnummer]
En recht als 't is voor Godes goedt;Ga naar voetnoot195
Die niet en eyghent, kan niet verliesen.Ga naar voetnoot196
De schat die men met moeyt' verwerft,
Met sorgh besit, met droefheydt derftGa naar voetnoot198
Kan menich mensch tot quaat bekoren,
200[regelnummer]
Tot dieft', onkuysheydt, twist of nijdt,
De edele ziel, en duure tijdt,Ga naar voetnoot201
Laas! minst gheacht, werdt meest verloren?
De doot met bitt're smarte quelt
De Rijcke, die sijn harte stelt
205[regelnummer]
Op der fortuyne blinde gaven,Ga naar voetnoot205
Geen bangher vrees, is hun, als 't graf;Ga naar voetnoot206
Maar den beroyden naackt en lafGa naar voetnoot207
Dien is de doot een soete haven.
d'Armoede is ghewisselijck
210[regelnummer]
Van zonden arm, van deughden rijck,
Dies is sy alder eeren waardigh,
Socrates maackt sy vroom en vroet,Ga naar voetnoot212
Epaminonde strengh van moedt,Ga naar voetnoot213
Homero kunst-rijck en goet-aardigh,Ga naar voetnoot214
| |
[pagina 141]
| |
215[regelnummer]
Zijn willigh uyt haar rijck ghegaanGa naar voetnoot216
In onghedwonghen Arremoede.Ga naar voetnoot217
De Armen leven onbenijdt;
De Vorsten zijn niet sonder strijdt,
220[regelnummer]
Noch sonder vrees of quaat vermoeden;Ga naar voetnoot220
De Trotsers die met macht ghebi'en
Zijn al gheen deghelijcke li'en,Ga naar voetnoot222
Hoe wel sy't veel-tijdts willen blijcken;Ga naar voetnoot223
De grootste dief, o 't is te snoot!
225[regelnummer]
Verwijst de kleynste vaak ter doot:
Wat oordeel wil daar God opstrijken?Ga naar voetnoot226
Doch die in weelden is gewent,Ga naar voetnoot227
En plotst bedoven in ellentGa naar voetnoot228
Laas! met veel broodeloose buyken,Ga naar voetnoot229
230[regelnummer]
En sijn ellende morrend' draaght,
En over Goon en menschen klaaght,
Die kan sijn armoed' wel misbruycken.
klaremondt
Ick heb u reden uytgehoortGa naar voetnoot233
En wel gelet op yder woort,
235[regelnummer]
Dat nagedocht, en heb bevonden
Het selve vol welsprekentheyt:
Doch 't is meer schoon als waar geseyt,
| |
[pagina 142]
| |
Want rijckdom, lief, en teelt geen sonden.Ga naar voetnoot238
De Hemel-vooght, die al wat leeftGa naar voetnoot239
240[regelnummer]
Den adem, kracht en voedsel geeft,
Houdy die niet voor d'alderrijckste?Ga naar voetnoot241
Is rijckdom dan van sulcker aart
Dat sy de snoode sonden baart,Ga naar voetnoot243
Hoe blijft God dan de deuchdelijckste?
245[regelnummer]
Die alles heeft wat hy begeert,
Die niet en siet dat hy ontbeertGa naar voetnoot246
Die moet vernoeght in vrede leven,
So hy sijn selfs en Gode kent
En danckbaar lof den Gever sent:Ga naar voetnoot249
250[regelnummer]
Wat quaat kan sulck de rijckdom geven?Ga naar voetnoot250
De rijcke van sijn overvloed
Zijn mind're even naasten voedGa naar voetnoot252
Die hy sijn milde hand gaat bieden:
En geeft eer hun den honger praamt,Ga naar voetnoot254
255[regelnummer]
Eer sy om broot veylen haar schaamt,Ga naar voetnoot255
Zijn dat geen God-gelijcke lieden?
Die de verarmde Weesen swackGa naar voetnoot257
En wed'wen stijf van ongemack,Ga naar voetnoot258
Haar kommers-noot met hulp versoeten:Ga naar voetnoot259
260[regelnummer]
Die den beroofden Boots-man kleet,Ga naar voetnoot260
| |
[pagina 143]
| |
En so sijn overschot besteet,
Souw dat wel sonden wesen moeten?Ga naar voetnoot262
Die lant-loopers en prachers wiltGa naar voetnoot263
Van 't swerven brenght in rust en stilt,
265[regelnummer]
En van den troggel-sack kan trecken:Ga naar voetnoot265
Die bedelboeven heel verwentGa naar voetnoot266
Op sijnen kost tot deughden ment,Ga naar voetnoot267
Souw dat yemand tot sonden strecken?Ga naar voetnoot268
Die huysen en herbergen bouwt,Ga naar voetnoot269
270[regelnummer]
Voor lamme lieden out en kouwt,Ga naar voetnoot270
Of voor gequetste vremdelingen,Ga naar voetnoot271
En haar gerack en hulp besteltGa naar voetnoot272
In raat en daat met macht van gelt,
Zijn dat geen nutte goede dingen?
275[regelnummer]
De man die hier geen gelt en heeft,
Die is al doot dewijl hy leeft,Ga naar voetnoot276
Sijn lof wert vande faam vergeten:Ga naar voetnoot277
De rijcke leven na haar doot,Ga naar voetnoot278
Ten waar de schatten swaar en grootGa naar voetnoot279
280[regelnummer]
Men souw van Craesus nu niet weten.Ga naar voetnoot280
Een arm mans wijsheyd wert veracht:Ga naar voetnoot281
| |
[pagina 144]
| |
Maar komt een rijckert hier an macht,
An heerschappy, en an gebieden,Ga naar voetnoot283
Hy blinckt van klaarheyt inde raat;
285[regelnummer]
Hy soekt voor eer-loos eygen-baat,Ga naar voetnoot285
Het nutst, en 't best voor land en lieden.
De armen soeken twist en kijf,
De ziel die rammelt hun in 't lijf
Die sy in groot perijckel bringen,Ga naar voetnoot289
290[regelnummer]
't Welck hem de rijcke wel ontsiet,Ga naar voetnoot290
De rijcke lie'n en vechten niet
Haar reden kan de gramschap dwinghen.Ga naar voetnoot292
De armoe vol gebreck, en noot
Maakt roovers loos, en schelmen snoot,Ga naar voetnoot294
295[regelnummer]
Die de goeden knev'len en knellen,
En mennich door sijn wan-hoop groot
Moort sich selfs tot een tweede doot:Ga naar voetnoot297
Laas! inde swavel-poel der hellen.
Dat ons voor eeuwigh sterven vrijtGa naar voetnoot299
300[regelnummer]
En ziel en lijf na wensch verblijt,
Mach elck met eeren wel ontfanghen,Ga naar voetnoot301
En recht gebruycken haaf en schatGa naar voetnoot302
En hebben 't ofmen 't niet en hadt,
Dat is: sijn hart daar niet anhangen.
305[regelnummer]
De vromen bruyckt sijn goet altoosGa naar voetnoot305
| |
[pagina 145]
| |
Ten leven, maar de goddeloos
En wil sijn boose lust niet fnuyken:Ga naar voetnoot307
Hy bruyckt sijn inkomst al tot quaat,Ga naar voetnoot308
De sonden zijn, dat ghy't verstaat,Ga naar voetnoot309
310[regelnummer]
In rijckdom niet: maar in 't misbruycken.
roosen-daal
De dingen diemen sichtbaar siet,Ga naar voetnoot311
En zijn voorseker anders nietGa naar voetnoot312
Alsmense neemt, of kan verhand'len,Ga naar voetnoot313
Den reynen zijn sy alle reyn,
315[regelnummer]
Den sotten doen sy in 't gemeynGa naar voetnoot315
Op slimme dwael-wegen wand'len.Ga naar voetnoot316
Nu isser Rijckdom van 't ghemoedt
Die niet bestaat in ghelt noch goedt,
Maar in 't gherust en Godlijck leven:Ga naar voetnoot319
320[regelnummer]
Hy is de rijckste die hier leeft
Die sich vernoeght met 't gheen hy heeft;Ga naar voetnoot321
Dan die is elck een niet ghegheven,Ga naar voetnoot322
Diogénes hads' in sijn tonGa naar voetnoot323
Dewelck hy wende na de son,Ga naar voetnoot324
325[regelnummer]
Als hy vernuft'liseerde schranderGa naar voetnoot325
| |
[pagina 146]
| |
De Werrelt-winner sot en slecht,Ga naar voetnoot326
Die noemden hy, der knechten knechtGa naar voetnoot327
Der Vorsten dwingh-landt Alexander.Ga naar voetnoot328
klaremondt
En denckt niet dat ick laatGa naar voetnoot329
330[regelnummer]
Cloridon om sijn staatGa naar voetnoot330
(Als is sy vry wat lagher)Ga naar voetnoot331
Te kiesen tot een swagher,Ga naar voetnoot332
O neen, mijn Troost! o neen,
Ick heb noch and're re'en
335[regelnummer]
Die my daar toe beweghen,
Dat ick meer ben gheneghen
Tot mijn Endimion
Als tot u Cloridon
Die 'k met geen goede ooghenGa naar voetnoot339
340[regelnummer]
Kan aansien, noch ghedoghenGa naar voetnoot340
Hoe seer ick my bedwingh,
Want 't is een vreemdelingh,
Een Hovelingh daar boven,Ga naar voetnoot343
Wat komt'er uyt de Hoven?
345[regelnummer]
Een Volckjen dat door-trapt,
Gheveynst en dubbelt klaptGa naar voetnoot346
En dat met listigheden
Haer boevery bekleden:Ga naar voetnoot348
| |
[pagina 147]
| |
Of 't schoon u vrund'lijck groet,Ga naar voetnoot349
350[regelnummer]
Het spot u in 't ghemoedt,Ga naar voetnoot350
Het sijn god'loose menschen
Die met de monde wenschen
U wel-vaart, maar het hart
Dat vloeckt u wit en swartGa naar voetnoot354
355[regelnummer]
U teghenspoet en schande:
Sy kussen vaack de handen
Met lieffelijcker feestGa naar voetnoot357
Van die sy haten meest.
Wanneer de Edel-lieden
360[regelnummer]
Haar dienst aan yemandt biedenGa naar voetnoot360
Hoe seer 't met jonst gheschietGa naar voetnoot361
'T en is voorseecker niet
Dan om u te verrassenGa naar voetnoot363
En door u val te wassen;Ga naar voetnoot364
365[regelnummer]
Wy hebben uyt het Hof
Daar versche proeven of.Ga naar voetnoot366
De Princen en de Heeren
Die eener daar vereerenGa naar voetnoot368
Met treflijckheyd van staat,Ga naar voetnoot369
370[regelnummer]
Sulcx dat hy met hun gaatGa naar voetnoot370
Ter tafel, en ten eten;
Die deught wert haast vergeten,Ga naar voetnoot372
Het loon van die weldaat
| |
[pagina 148]
| |
Is moorden of verraat,
375[regelnummer]
Gelijck wy korts bevondenGa naar voetnoot375
An sommige bloet-honden.Ga naar voetnoot376
Wee hem die hun vertrouwt
Die eer noch eet en houwt:Ga naar voetnoot378
Wat trouw souw sulck volck houwen
380[regelnummer]
Aan haar uyt-landsche vrouwen?Ga naar voetnoot380
Oock staat myn tegen 't hartGa naar voetnoot381
Dat mijn dochter, soo vartGa naar voetnoot382
Gelijck als land-verdrevenGa naar voetnoot383
By vremde lien souw leven,
385[regelnummer]
Dat in ghenade, vanGa naar voetnoot385
Een wispelturich man
Die haar daar na mocht haten,Ga naar voetnoot387
Ja lichtelijck verlatenGa naar voetnoot388
En nemen weer een aar.Ga naar voetnoot389
390[regelnummer]
Endimyon 'tis waer
Die is wel ouwt van jaren,
Maar satich en ervaren:Ga naar voetnoot392
Voorts in sijn handel kloeck,Ga naar voetnoot393
Dies ghy hem sijn versoeckGa naar voetnoot394
395[regelnummer]
Niet af sult konnen seggen:Ga naar voetnoot395
Als ghy wilt over-legghen
| |
[pagina 149]
| |
Hoe minnelijck en trouwGa naar voetnoot397
Hy waar sijn eerste vrouw,Ga naar voetnoot398
Dien hy verhief en eerde,
400[regelnummer]
En gaf wat sy begeerde.
Mijn Heere siet dit in:
Dan doch doet ghy u sinGa naar voetnoot402
Ick salt niet weder spreken.Ga naar voetnoot403
roosen-daal
Mijn vrouwe dats een teken
405[regelnummer]
Van u bescheydenheyd,Ga naar voetnoot405
Ick hebt wel overleyt
En bender in beladen:Ga naar voetnoot407
Doch ick vind niet geraden
Dat sy den grijsen trouwt,
410[regelnummer]
Want hy is out en kouwt
En sonder soetighedenGa naar voetnoot411
Van prickelende leden,
Waar op de jonge lien
Van weder-syden sien.Ga naar voetnoot414
415[regelnummer]
Wat souw hier uyt gebeuren?Ga naar voetnoot415
Mijn dochters stadich treuren
Een leven sonder lust,
Een droefheyt sonder rust,Ga naar voetnoot418
Een sterven sonder sterven,
420[regelnummer]
Een hebben en een derven,
En dat om 't werelts goet?
| |
[pagina 150]
| |
Dat ben ick niet gemoet.Ga naar voetnoot422
Die om 't gelts wil hier verkiesen,Ga naar voetnoot423
't Alderbeste goet verliesen,
425[regelnummer]
Dat 's de smaak van alle dingh,Ga naar voetnoot425
De vrede, en de soete ruste,
De vrientschap, en de lieve lusten,Ga naar voetnoot427
d'Onverdeylde vereenigingh:Ga naar voetnoot428
Hier op volgen stadich knagen,Ga naar voetnoot429
430[regelnummer]
Na-berou, en droeve dagen,Ga naar voetnoot430
Harten-leet, en lang-gequel,
De twisten straf, de quade vloeken,Ga naar voetnoot432
Het over-spel, en 't boos versoeken,Ga naar voetnoot433
De rasery, op 't lest de hel.Ga naar voetnoot434
435[regelnummer]
Ick wil mijn kint gaan vragen
Voor eerst haar wel-behagen,Ga naar voetnoot436
En diese meest bemintGa naar voetnoot437
Die ben ick oock gesint
Na wensch haar te doen trouwen,Ga naar voetnoot439
440[regelnummer]
Gelijck ick ben gehouwen,Ga naar voetnoot440
Al schuylt sy onder myGa naar voetnoot441
Het kiesen staat haar vry:
De rechten en de wetten
| |
[pagina 151]
| |
De keur an yder setten.Ga naar voetnoot444
445[regelnummer]
Vaart wel lief ick sal gaan
En my met haar beraan.Ga naar voetnoot446
| |
Het tweede uyt-komen, in 't eerste bedrijf.
Angniet, en Kloridon.
Hoe mooghdy Kloridon die lichtheyt mijn vertrouwen?Ga naar voetnoot447
Mijn minne die en sal verkoelen noch verkouwen,
Noch nimmermeer vergaan. Mijn lieve Kloridon!Ga naar voetnoot449
450[regelnummer]
Mijn huys-waert van mijn hart! mijn zieltje! ach mijn Son!Ga naar voetnoot450
Ay hoort u hellifje doch een kleyn luttel spreken:Ga naar voetnoot451
En kan ick u, mijn troost! soo veel jonst niet ontsmeken,Ga naar voetnoot452
Dat ghy u wat bedaart? wat sal ick u doch doen?Ga naar voetnoot453
Ach dat ick u, mijn lief, niet sier noch doot en soen:Ga naar voetnoot454
455[regelnummer]
Maar souder so veel soets wel inden Hemel wesen
Als ick bevalligheyts kan uyt u aansicht lesen?Ga naar voetnoot456
O neen; dat denck ick niet; het aldersoetste soet
Is by die soetigheyt puur gal en bitter roet.
Ach lieffelijcke mont! sal ick u oock vermoeyen?Ga naar voetnoot459
460[regelnummer]
O vriendelijcke tongh! van wien de redens vloeyen
| |
[pagina 152]
| |
Vol honichs, en vol krachts, hoe geefdy nu niet uytGa naar voetnoot461
U hemels-klaar verstant, met goddelijck geluyt?Ga naar voetnoot462
Maar wat verslagentheyt? wat woelen? en wat woeden?Ga naar voetnoot463
Wat is de oorsaak doch? helaes! een quaat vermoeden,
465[regelnummer]
Gegront op enckel waan: Mijn Heere laat dat na,
Ick wens dat my Iupijn met sijnen blixem slae,Ga naar voetnoot466
En brant tot as en stof, indien ick van mijn leven
Mijn hart aan yemand als an Kloridon sal geven,Ga naar voetnoot468
Dus weest doch wel gerust. Maar soud ick immermeer
470[regelnummer]
Een ander lieven? neen: Ghy zijt mijn hart! mijn Heer,
Met wien oock dat ick heb mijn schoone tijt versletenGa naar voetnoot471
Twee heele jaren langh, ach souw ick soo vergeten
Ons minnelijck bedrijf, en vrije vriend'lijckheyt,Ga naar voetnoot473
Die beter is gedocht, geswegen, dan geseyt:
475[regelnummer]
Wat sek'rheyt wildy meer? laat ick niet in u handenGa naar voetnoot475
Mijn vryheyt, en mijn eer, myn kostelijckste panden?Ga naar voetnoot476
En wouw ick anders, och! ick vreese dat u pen
Souw levend' schildren af hoe eerlijck dat ick ben.Ga naar voetnoot478
| |
[pagina 153]
| |
kloridon
Mijn Angenietje lief; al hebmen schoon al borgen,Ga naar voetnoot479
480[regelnummer]
Gemeenlijck sal de mensch het alderquaatste sorghen,Ga naar voetnoot480
En dat met goet gelijck. Want geen vrouw is so goet,Ga naar voetnoot481
Of sy speelt met een treck licht-hartich banckeroet.Ga naar voetnoot482
Ick hebbet selfs versocht, en inder daat ervaren,Ga naar voetnoot483
Aan vrouw-lien die mijn liefst, en schoonst voor oogen waren,Ga naar voetnoot484
485[regelnummer]
En tot my meest gesint na uyterlijcken schijn.Ga naar voetnoot485
angeniet
't Waar jammer souden daar geen goede vrouwen zijn.Ga naar voetnoot486
kloridon
Sy zijnder, maar heel dun, en swaarelijck te vinden.Ga naar voetnoot487
angeniet
Maar waar toe komdy noch? mijn eygen! mijn beminde!Ga naar voetnoot488
Ghy lastert en ghy schelt het vrouwelijck gheslacht
490[regelnummer]
Van wien de vroomste man, en ghy zijt voortgebracht:Ga naar voetnoot490
U moeder ghy veracht van wie ghy zijt gheboren,
| |
[pagina 154]
| |
kloridon
Ick kent, het is mijn schult, mijn waarde uytverkoren,Ga naar voetnoot492
Vergeeftet mijn Jofvrouw!
angeniet
Ick sal, indien ghy setGa naar voetnoot493
't Mistrouwen uyt u ziel. geeft mijn u tafellet,Ga naar voetnoot494
495[regelnummer]
Daer komt my wat in 't sin, want ick soud garen schrijven
Een tuytertje of twee, wildy so lang wel blijven?Ga naar voetnoot496
kloridon
Soo lange niet alleen: maer al mijn leven langh.Ga naar voetnoot497
angeniet
Komt kust mijn eerst noch wat.
kloridon
noch eentje an die wangh.
Sy schrijft, en naat lesen seyt of singht sy dit.
Wat onvertelbre vreught, en wat verwonderinghen,
500[regelnummer]
Wat lieffelijck onthaal! wat heughelijcker feest!Ga naar voetnoot500
| |
[pagina 155]
| |
Komt my dus onbewaant met een getuymel dringhen,Ga naar voetnoot501
En plotsen al ghelijck op mijn verdeelde geest?Ga naar voetnoot502
O vriendelijcke vreught van uyt-ghenomen krachten!Ga naar voetnoot503
Hoe sweefdy van mijn ziel tot in mijn harsen-pan,Ga naar voetnoot504
505[regelnummer]
Die ghy alsoo beroert dat ick met mijn ghedachten
U niet begrijpen, en veel min uytdrucken kan.Ga naar voetnoot506
Ach d'oorsaeck van mijn vreugt! zyn u vergode sinnenGa naar voetnoot507
En u ghebleeckt vernuft, en hel door-sond ghemoet,Ga naar voetnoot508
Waer met ghy zijt ghewent in wijsheyt te verwinnen
510[regelnummer]
De oordeel-rijckste en de suyverste van bloet.Ga naar voetnoot510
De klaerheyt van u geest, en u verstandelhedenGa naar voetnoot511
Die blincken in u werck ghelijck een Sonne-schijn!Ga naar voetnoot512
O volheyt van mijn vreught! O leyd-ster van de reden!Ga naar voetnoot513
Waar voor het klaartste licht schijnt duysternis te zijn.Ga naar voetnoot514
515[regelnummer]
Hoe dickwils souw mijn tongh u groote kennis loven,
Indien ick waar geleert Goddinne na mijn wensch,Ga naar voetnoot516
Maar u waardyen gaan de aartsche lof te boven,Ga naar voetnoot517
Roosendal uyt.
| |
[pagina 156]
| |
Hoe veel te meer dan van mijn onvermogen mensch?Ga naar voetnoot518
Ay over-schoone ziel! ay over-lieve leden!Ga naar voetnoot519
520[regelnummer]
Van omme-treck soo eel, soo poes'lich en soo sacht:Ga naar voetnoot520
Van goddelijck gesicht, en so vol properhedenGa naar voetnoot521
Als immermeer de kunst sou toonen, spijt haar kracht.Ga naar voetnoot522
kloridon
Maar wijse Angeneet 't is myn te seer gepresen,Ga naar voetnoot523
Dies ick met Hector spreeckt (hoe wel met soeten dwangh)Ga naar voetnoot524
525[regelnummer]
't Is loffelijck gelooft van geloofden te wesen:Ga naar voetnoot525
Maar ick heb anders niet als ick van u ontfangh.Ga naar voetnoot526
Och siet u vader komt, waar sal ick my versteken?Ga naar voetnoot527
angeniet
Loopt achter inden hof, en komt my strax weer spreken.Ga naar voetnoot528
| |
Derde uytkomste, in het eerste bedrijf.
Roosendaal en Angeniet.
Soo ick niet bet verstont waar in de eer bestaatGa naar voetnoot529
530[regelnummer]
Als ghy de minne doet, die rueckloos ghy aengaat,Ga naar voetnoot530
| |
[pagina 157]
| |
Ick had u dadelijck met strafheyt doen aenhoorenGa naar voetnoot531
Dat my gantsch niet vernoeght, dat ghy soo licht dyn oorenGa naar voetnoot532
An de geveynsde re'en van desen Eelman leent,
Hoe wel ghy veeltyts dat my te ontmomp'len meent,Ga naar voetnoot534
535[regelnummer]
En hout my voor verdacht in u vergaederingen:Ga naar voetnoot535
Ghy sult myn niet (ick sweert!) uytstrycken in die dingen,Ga naar voetnoot536
Ick weet so wel als ghy, dat de verliefde lien
Dit hebben voor ghebruyck dat sy na and're sien,
Om met die kouwden schijn 't geselschap te bedrieghen,Ga naar voetnoot539
540[regelnummer]
Maar toch de ware gonst en kan niet altoos liegen,Ga naar voetnoot540
Sy openbaart haar selfs voor die daer wel op let:
Gelijck de domme snip barst onvoorsiens in 't netGa naar voetnoot542
Dat voor sijn blint gesicht met voorraet is gehanghen,Ga naar voetnoot543
So wert den minnaar oock heel onverwacht gevangen.Ga naar voetnoot544
545[regelnummer]
Dat ick de eere kan blijckt door ervarentheyt,Ga naar voetnoot545
Hoewel ick u voorheen niet eens en heb geseytGa naar voetnoot546
Na welcken reghel ghy soud hebben u te voeghen,
Maar gaf u los den toom om minder te mis-noegen,Ga naar voetnoot548
Den Jonck-heer Kloridon, die sich u dienaar veynst;
550[regelnummer]
Het welck ghy licht gelooft, door dien ghy niet en peynstGa naar voetnoot550
Dat ghy u selfs bedrieght, so wel door eygen wanenGa naar voetnoot551
Als door sijn vleyerij met toegemaackte tranen:Ga naar voetnoot552
| |
[pagina 158]
| |
Of mog'lijck dat hy u betoovert door de lof,Ga naar voetnoot553
Die yeglijck gaeren hoort, insonderheyt in 't Hof:Ga naar voetnoot554
555[regelnummer]
Hy is een hovelingh dit moet ghy over-legghen,
Wiens hooghste konst bestaat in wel te konnen seggenGa naar voetnoot556
Van 't geen men niet en meent, al is hy wel ter taal,
Bescheyden en gheschickt, en vol beleeft onthaal,Ga naar voetnoot558
En yv'rich in u dienst: ghy moet nochtans vertrouwenGa naar voetnoot559
560[regelnummer]
Dat hy die oeffeningh ghebruyckt by alle vrouwen,Ga naar voetnoot560
En niet voor u alleen, hoe seer hy't hem gelaat:Ga naar voetnoot561
Ick neem nu, of het waar al waarheyt inder daat,Ga naar voetnoot562
Dat hy u gantsch en gaar uyt goeder harten dienden,Ga naar voetnoot563
Wat soud in 't eynde zijn? hy komt hier om zijn vrienden
565[regelnummer]
Te groeten en te sien, het welck hy heeft gedaan,Ga naar voetnoot565
En staat nu op 't vertreck om we'er van hier te gaan,
(So hy myn heeft vertelt) vermits sijn eygen saken,
Niet willen dat hy hem hier langer sal vermakenGa naar voetnoot568
In ydelheyt en spel, en trecken niets ter hand,Ga naar voetnoot569
570[regelnummer]
Daar hem de noot-saak roept in 't waardigh Vader-land:Ga naar voetnoot570
Waar heen dat hy de reys heeft vast-lijck voorgenomen.
Gelooft: hy sal so haast niet in sijn huysingh komenGa naar voetnoot572
Of ghy sult, also vart als 't lichaam van hem is,Ga naar voetnoot573
Sijn ballingh van sijn hart en sijn gedachtenis.Ga naar voetnoot574
| |
[pagina 159]
| |
575[regelnummer]
Daarom so segh ick u, dat ghy u wilt regierenGa naar voetnoot575
Soo wel; dat hy bekent an u heusche manierenGa naar voetnoot576
Dat ghy hem meer festeert om sijn hooghwaardigheyt,Ga naar voetnoot577
Als om de minne die hy heeft op u geleyt,Ga naar voetnoot578
Die 'k wel souw mogen sien, en nimmer teghen houwen,Ga naar voetnoot579
580[regelnummer]
Indien ick waar verwust dat hy u socht te trouwen.Ga naar voetnoot580
angeniet
Waar 't sake datter waar soo veel verschil in mijnGa naar voetnoot581
Gestaltenis van staat, en Kloridon de zijn,Ga naar voetnoot582
Dat ghy gelooven kond, of eenichsins vermerckenGa naar voetnoot583
Dat hy geveynstheyt pleeght in sijn ghelaat en wercken:Ga naar voetnoot584
585[regelnummer]
Of soo sijn waardigheyt niet waarlijck waar erkentGa naar voetnoot585
Van al de gene die sijn wandel zijn gewent,Ga naar voetnoot586
Ick souw bekennen dat ick ongelijck an dedeGa naar voetnoot587
U vaderlijcke sorgh en goe genegenthede:
Maar nu hy van sijn jonst my so veel proeven geeft,Ga naar voetnoot589
590[regelnummer]
't Is billich dat hy oock deel inde mijnen heeft:Ga naar voetnoot590
Doch waart dat ghy my niets, of hem, valscheyt vertrouwde,Ga naar voetnoot591
| |
[pagina 160]
| |
So mocht ghy voor verdacht ons t'samen-komste houde:Ga naar voetnoot592
Dan dit en heb ick noyt an u vruntschap gesien,Ga naar voetnoot593
Mits ghy my't selschap gunt van d'alder-kloeckste lien,Ga naar voetnoot594
595[regelnummer]
Die my met haer versoeck vered'len en vereeren:Ga naar voetnoot595
Doch onder al de geen die noch by my verkeeren
Is Kloridon voor al de treff'lijckst', de voornaamst',Ga naar voetnoot597
d'Ansienelijckste, de beredenst', en bequaamst',Ga naar voetnoot598
Om met bevalligheyt sijn grootscheyt te bewijsen.Ga naar voetnoot599
600[regelnummer]
Helaes! wat port mijn nu sijn deuchden dus te prijsen?Ga naar voetnoot600
Die ghy my voormaals selfs so hoogelijck an preest,
Als ghy hem soo veel ciers, en so veel eers beweest,Ga naar voetnoot602
Als immermeer een mensch sijn waartste vrund kan bieden:
Ghy selve ginght met hem by de vermaartste lieden;
605[regelnummer]
Dies hebt ghy oock de schult soo 'k hem te vry ontfangh,
Want waar hy uws niet waart: of waar sijn ommegangGa naar voetnoot606
Gevaarelijck geweest: of waar hy quaat van leven,
Ghy had my in 't begin wel sulck een wet gegevenGa naar voetnoot608
Daar ick gevoeg'lijckst na my had te stellen aan:Ga naar voetnoot609
610[regelnummer]
En had ghy my verbot van sijn persoon gedaan,Ga naar voetnoot610
Ick had; heer vader! u met kinderlijcker vreesen,Ga naar voetnoot611
Na mijn schuldige plicht, gehoorsaamheyt bewesen.Ga naar voetnoot612
Maar 't is heden twee jaar dat ick hem eerst vernam,Ga naar voetnoot613
| |
[pagina 161]
| |
Doen hy met u verlof hier t'onsen huyse quam:
615[regelnummer]
Hy quam'er en hy komt, en is steets wel ghekomen,Ga naar voetnoot615
Ontfanghen, wel ghewilt; noch noyt hebb'ick vernomen,Ga naar voetnoot616
Als teghenwoordigh nu, dat ghy hem yets wan-trouw't;Ga naar voetnoot617
Voorwaar ghy hebt gheen saack daar ghy aen twijff'len souw't;Ga naar voetnoot618
Al schijnt de vryigheydt al wat te vry en veyligh,Ga naar voetnoot619
620[regelnummer]
De wil van Kloridon die is op recht en heyligh,Ga naar voetnoot620
Ghesproten uyt een gul-hartigh hart, en de mijn
En is oock anders niet, als u, of moeders zijn.Ga naar voetnoot622
Wel als hy u versoeckt, laat hy u dan ontdeckenGa naar voetnoot623
Tot welken eynde dat sijn sinlijckheden strecken?Ga naar voetnoot624
625[regelnummer]
Ghebiedt my wat ghy wilt, ghy sult my strackx sien staanGa naar voetnoot625
Bereydt om u ghebodt te wesen onderdaan:
Al toon ick met mijn oogh veel vriendelijcke gunsjens
Dat is een aartje van de vrouw'tjens toover-kunsjens,Ga naar voetnoot628
Niet als verlieft op hem, of door sijn min verdooft;Ga naar voetnoot629
630[regelnummer]
Doch wil ick wel dat hy het selve soo ghelooft,Ga naar voetnoot630
Want 't is der dochters Eer, de harten en de sinnen
Der mannen wel ghemoedt te trecken en te winnen.Ga naar voetnoot632
roosen-daal
Wel Dochter, lief, dat 's wel, dat ghy daar hebt gheseyt,Ga naar voetnoot633
| |
[pagina 162]
| |
Doch acht ick voor het grootst' u goe ghehoorigheydt:Ga naar voetnoot634
635[regelnummer]
Tot Kloridon, ick lijdt, ben ick oock meest gheneghen.Ga naar voetnoot635
Maar wat? u Moeder is den Edelingh seer teghen,Ga naar voetnoot636
En sach u liever aan Endimyon besteet;Ga naar voetnoot637
Ick ga: maar denckt'er op dat ghy u niet vergheet.Ga naar voetnoot638
| |
Vierde handelingh; in 't eerste bedrijf.
anna de Nicht, en Angeniet.
Fy Angeniet! ick merck de valscheyt van u kunsten,Ga naar voetnoot639
640[regelnummer]
Ghy kuyffelt en ghy kaatst met wayffelighe gunstenGa naar voetnoot640
Wien sich u slaaf ghelaat, en maar sijn dienst aenbiedt,
Dien zydy vriendelijck. seght my, en komtet nietGa naar voetnoot642
Om oft u by gheval ter eener mocht ghebrekenGa naar voetnoot643
Dat ghy ter anderer u niet en saaght versteken?Ga naar voetnoot644
645[regelnummer]
Ghy zijt met een ghetrouw' en goet dienaar versienGa naar voetnoot645
En wilt licht-hartigh noch meer andere ghebie'n.
Bedenckt ghy niet, o maaght! wien dat sijn gheest laat vallenGa naar voetnoot647
Op alle dingh ghelijck, die heefts' in gheen van allen?Ga naar voetnoot648
| |
[pagina 163]
| |
angeniet
Wat schaat dat niet en schaat?
650[regelnummer]
De voorbaat is niet quaat,Ga naar voetnoot650
Die wil ick niet verliesen.
Wt velen machmen kiesen.Ga naar voetnoot652
Wat gaat'er voor de ruymt?Ga naar voetnoot653
Ick hebt wel eer versuymt,
655[regelnummer]
Maer 'k leer met scha of schanden:
En heb ick geen twee handen,
Twee oogjes, lipjes twee,
Borsjes, en voetjes mee,Ga naar voetnoot658
En noch meer ander dingen,
660[regelnummer]
Waerom souw ick my dwinghenGa naar voetnoot660
An een? wel bin ick mal?
Een is een kleen getal:Ga naar voetnoot662
Een kleet is haest versleten,Ga naar voetnoot663
Een spijs wert beu in 't eten,Ga naar voetnoot664
665[regelnummer]
Een tuygh die wert gewraakt,Ga naar voetnoot665
Een kray geen winter maakt:
Hoe liet ick my so leyden?
'k Wil sonder onderscheyden
Mijn jonst an yder eenGa naar voetnoot669
670[regelnummer]
Bewijsen in 't gemeen:Ga naar voetnoot670
Wert een lieftalich wesenGa naar voetnoot671
Van yeglijck niet gepresen?
| |
[pagina 164]
| |
anna
Spraacksaamheyt mach wel deur:Ga naar voetnoot673
Maar het gaet met de keur
675[regelnummer]
Van mannen, of van saken
Alleens, ofmen liet makenGa naar voetnoot676
Twee doosen even groot,
Van swaart, van gout en loot:Ga naar voetnoot678
Soudy niet lang staan temen,Ga naar voetnoot679
680[regelnummer]
Om 't een voor 't aar te nemen?
Kloridon is gout,
Endimyon is kout
Als loot, of mog'lijck kouwer:
angeniet
'k Ben garen by mijn ouwer.Ga naar voetnoot684
anna
685[regelnummer]
Maar ghy verhaalt hier niet
O wufte Angeniet,
Dat sy haer selven pranghenGa naar voetnoot687
Die al te veel omvangen.
Aenmerckt eens, en bevroetGa naar voetnoot689
690[regelnummer]
Te deghen wat ghy doet;Ga naar voetnoot690
Ghy soeckt met valsche saken
U seer gelieft te maken,
Doch u minn'lijck gelaat,Ga naar voetnoot693
| |
[pagina 165]
| |
U vriendelijcke praat,
695[regelnummer]
U lachen en u jocken,Ga naar voetnoot695
En u aanminnich locken,
En u verbloemde schijnGa naar voetnoot697
Yder bekent al zijn:Ga naar voetnoot698
Hier door mocht u, u gissenGa naar voetnoot699
700[regelnummer]
Wel seer komen te missen.Ga naar voetnoot700
Of schoon een groot getal
Van Jonghmans over al
U volgen en u dienen,
Met snackjes sonder mienen,Ga naar voetnoot704
705[regelnummer]
Met monden sonder hart,
Met sterven sonder smart,
Gelijck de vryers treuren,
So kond heel licht gebeurenGa naar voetnoot708
Dat ghy van alle dien
710[regelnummer]
Verlaten u soud sien:
Want so ghy niet wilt soekenGa naar voetnoot711
Dan hoogh-dragende kloeken,Ga naar voetnoot712
En daar toe machtich rijck,
U staat en aart gelijck,Ga naar voetnoot714
715[regelnummer]
Ghy sulter luttel vinnenGa naar voetnoot715
Die u dan sullen minnen.
Een groot-hartigh gemoet
Van preutsch en edel bloet,Ga naar voetnoot718
| |
[pagina 166]
| |
En mach toch in sijn vryenGa naar voetnoot719
720[regelnummer]
Geen mede-macker lyen,
Veel liever ist benijd
Om 't gene dattet vrijd,
Dan dat het kan verdragen
Dat yemant sijn aanslagenGa naar voetnoot724
725[regelnummer]
Of voor-bedencken raatGa naar voetnoot725
En loos'lijck onder gaat.Ga naar voetnoot726
O wulpsche Angenete!
Ghy sult eer langh wel weten,Ga naar voetnoot728
En oord'len, hoemen acht
730[regelnummer]
Een schoonigheyt, diens krachtGa naar voetnoot730
Hier wert gedeelt an velenGa naar voetnoot731
En in besond're deelen;Ga naar voetnoot732
Daar by sult ghy verstaanGa naar voetnoot733
Hoe veel ghy hebt misdaan
735[regelnummer]
De geen, die al sijn dagen
Niet socht dan u behagen,Ga naar voetnoot736
En die niet anders leeft
Dan by dat ghy hem geeft:Ga naar voetnoot738
En die wed'rom sijn leven
740[regelnummer]
Gewillich u sou geven,
Ick meen u Kloridon:Ga naar voetnoot741
En nu Endimyon
De vryer hier komt veynsen,Ga naar voetnoot743
Nu keerdy u gepeynsen,Ga naar voetnoot744
| |
[pagina 167]
| |
745[regelnummer]
En laat u eerste lief met groot verlanghen staan:
angeniet
Wel wacht ick hem te lang? so mach hy thuys-waart gaan.Ga naar voetnoot746
Gaat henen Anna nicht secht hem van mijnent wegen
Dat het voor dese reys my niet en komt gelegen,Ga naar voetnoot748
Maar ist dat hem gelieft hy kome t'achternoen.Ga naar voetnoot749
anna
750[regelnummer]
Ick wil den Edelman de bootschap garen doen.
|
|