Brieven
(1830)–John Bowring– Auteursrechtvrij
[pagina 154]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Amsterdam, 4 October.De verhoudingen, waarin de verschillende godsdienstige gezindten in Holland tot elkander staan, kan men uit de volgende tafel opmaken, mij verstrekt door eenen heer, die deel genomen had in de volkstelling. Deze tafel was opgemaakt den 11 October 1826.
Indien nu dit goede volk het Christelijk voorbeeld zijner Engelsche naburen wilde navolgen, en in het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 155]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verschil van Godsdienstige begrippen redenen tot staatkundige uitsluitingen vinden, dan waren daartoe voorzeker middelen over genoeg voorhanden. De Protestantsche meerderheid konde dan onder een geroep: ‘wij zijn als vier tegen één,’ vervolgen, verdrukken en kwellen; en zoo kon kwaadwilligheid meer onheils in één' dag aanrigten, dan vriendschap en wijsheid in eene eeuw konden herstellen. Doch gelukkig hebben de Hollanders iets beters te doen, dan eene Inquisitie in te stellen, of zoodanige beginselen voor te staan. Zij gaan de zonden, door barbaarsche Katholijken in vroegere eeuwen gepleegd, niet bezoeken op de hoofden der onschuldige Roomschgezinden van dezen tijd; zij stellen zich niet als scheidslieden tusschen den mensch en zijn geweten, om geschilpunten te beslissen, die alleen behooren voor den regterstoel van God; zij steken den standaard der onfeilbaarheid niet op, maar verkondigen, dat dengenen straffe wacht, die weigert zijne knieën te buigen. Daar nu hier de een niet boven den anderen gesteld wordt, ter zake van zijne Godsdienstige gevoelens, zoo acht men ook niemand een haar beter, om zijne regtzinnigheid, of, om zijne onregtzinnigheid, een haar minder. Men houdt het hier daarvoor, dat het ‘waar geloof’ zich wel kan staande houden, zonder uitsluitingswetten en het uitzigt op voorregten; en evenwel kan men zeggen, dat uw ‘waar geloof,’ onverdraagzamen! in eene vijandelijke houding gerigt is tegen elke andere erkende Godsdienstige gezindte. De leden der Engelsche Kerk kunnen zien, welk eene armhartige vertooning de Episcopalen in Holland maken. In welk eene verhou- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 156]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ding staan zij er tot de Dissenters in Engeland, of tot de Katholijken in Ierland? Indien het getal der belijders moest beslissen over de toelating of uitsluiting der geloofsgenooten tot burgerlijke bedieningen, dan zoude hunne kans, om toegelaien te worden, al zeer klein zijn. Doch neen! er is geloof ik geen mensch in Holland, die op de gedachten komt, om hen daarvan uit te sluiten; en, zoo er al zoo iemand bestonde, hij zoude door de openbare meening met hetzelfde gevoel van medelijden beschouwd worden, waarmede een weldenkend mensch de dwalingen onzer angstig gemoedelijke intoleranten gadeslaat. Ik heb herhaalde malen gevraagd, tot welke gezindte deze of gene behoorde: mijne vraag baarde meestal verwondering, en werd beantwoord met een: ‘ik weet het niet.’ Eenmaal kreeg ik ten antwoord: ‘hij behoort tot de ware Kerk.’ ‘En welke is, hernam ik, de ware Kerk?’ ‘Wel, was het wederantwoord, de Kerk waartoe het hof behoort.’ Van den toestand der voornaamste gezindten zal ik trachten u eene naauwkeurige opgave te doen. De talrijksten, bestaande uit bijna de helft der bevolking, zijn de Hervormden, waartoe de Zwitsersche kerk, en een aanmerkelijk gedeelte der Duitsche Protestanten behooren. Hun geloof is oorspronkelijk Calvijnsch, en weinig verschillend van de Westminstersche Geloofsbelijdenis. Zij kiezen zelven hunne leeraars, die door den Staat behoorlijk, hoewel niet zeer ruim, bezoldigd worden; doch vrijwillige bijdragen en geschenken verbeteren aanmerkelijk derzelver inkomen. De Waalsche of Fransche Hervormden zijn een tak dezer kerk: in de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 157]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
meeste groote steden vindt men er gemeenten van, waarbij de dienst in het Fransch wordt verrigt. Dezen beroepen somwijlen Predikanten uit Frankrijk en Zwitserland, gelijk niet lang geleden met Amsterdam het geval was, alwaar men eenen Franschen Prediker, hoog vermaard om zijne welsprekendheid, den Heer Coquerel, tot zich riep: deze volgde die roeping, en is er thans een der meest geliefkoosde Predikanten. Ik heb hem niet gehoord; doch heb vele zijner uitgegevene leerredenen gelezen, die met veel smaak, oordeel en liberaliteit geschreven zijn. De Athanasiaansche geloofsbelijdenis geloof ik niet, dat eenig Predikant in de Nederlanden omhelst; ook twijfel ik zeer, of er wel een de Nicésche toegedaan zij: ik zou denken, dat de Nederlandsche kerk veel minder regtzinnig is, dan de Presbyteriaansche in Schotland. De Katholijken zijn in twee klassen verdeeld, in Roomsch-Katholijken en JansenistenGa naar voetnoot(*). Op dezen volgen in talrijkheid de Lutherschen; doch zij verschillen thans in geen wezenlijke punten meer van de Calvinisten. Zij versmelten onmerkbaar ondereen, gaan weêrkeerig bij elkander ter kerk, en zullen zoo doende waarschijnlijk, na een niet zeer lang tijdsverloop, even eens vereenigd worden, als in het Zuiden van Duitschland reeds geschied is. De Luthersche Godsdienst was voorheen eene soort van rustplaats tusschen het Catholicismus en de meer gevorderde begrippen van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 158]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hervorming, die begonnen veld te winnen: want Luther, schoon hij eene walg had van de verdorvenheden der geestelijkheid, was zelf monnik geweest, en behield altijd iets van den priesterlijken geest. Dezelfde man, die een Ptolemaeus is in de eene eeuw, wordt een Copernicus in de volgende. Het is een voorregt van groote geesten, dat zij de perken overschrijden van de verstandelijke inzigten hunner tijdgenooten. De ontdekkingen van Baco zijn nu algemeen erkende waarheden; en begrippen, die thans nog om de geboorte worstelen, zullen in latere tijden wachtwoorden en gidsen zijn tot verdere ontwikkeling. De Joden, over geheel ons werelddeel verspreid, zijn in twee groote stammen verdeeld: de kleinste maar hovaardigste stam bevat die van Spaansche afkomst - tot den grootsten behooren allen, die uit het Noordelijk en midden gedeelte van Europa afstammen. De meeste uitstekende mannen onder de Joden behooren tot den Zuidelijken stam; en geen wonder, zij zijn de rijkste, en bezitten dus de meeste gelegenheid, om zich te vormen. Er zijn thans, even als in vroegere tijden, onder de Joden in Holland vele uitmuntende burgers en beroemde schrijvers: de algemeene verdraagzaamheid bragt er veel toe tot hunne beschaving, en tot de vorming hunner geestvermogens. Zij dragen hun deel in de lasten, en genieten mede de voorregten van den Staat. Men vindt onder hen mannen, die de burgemeesterlijke en andere hooge waardigheden bekleeden, uitmuntende regtsgeleerden, geneeskundigen en dichters. J.D. Meijer, wiens geschiedenis der regtsinstellingen onder de meest bekende nieuwere | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 159]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
regtsgeleerde werken behoort, is een Jood, even als Dr. Cappadose, die onlangs overleden is, wien ik over de letterkunde van vele Europesche volken in hunne talen heb hooren spreken. Da Costa, de volmaaktste der thans levende Hollandsche Dichters, heeft zich onlangs tot het Christendom bekeerd, of liever tot eenen Godsdienst, dien hij voor Christendom houdt; doch welke mij, uit zijne schriften te oordeelen, veel verder verwijderd schijnt van de weldadige strekking des Evangelies, dan er het Jodendom ooit van verwijderd was. De Mennoniten waren oorspronkelijk eene gezindte, die zich door den doop afscheidde, en wier stichter, Menno, een Friesch geestelijke, geloofspunten en eenen eeredienst instelde, die veel overeenkomst had met dien der Kwakers. Zij namen geen deel in den krijgsdienst, onverschillig of er een aanvallende of verwerende krijg gevoerd wierde; maar de strenge bevelen van Buonaparte behielden de overhand op hunne ongehoorzame grondstellingen, en zij vielen af van het geloof hunner vaderen in den tijd der beproeving, en begaven zich in den krijgsdienst. Ook weigerden zij het afleggen van den eed, en namen eene zekere eenvoudigheid in acht in hunne kleederdragt en in hun spreken; maar thans zijn deze onderscheidingen, waardoor men hen van hunne medeburgers onderkende, verdwenen, en zij hebben alleen hunnen naam overgehouden, als een onderlinge band ter instandhouding hunner gezindte. Men vindt onder hen vele uitstekende mannen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 160]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De geschiedenis der Arminianen is in Engeland bekend. Het grootste getal onzer Bisschoppen zou, geloof ik, het regt der Engelsche Kerk staande houden op den titel van Arminiaansche Kerk. Het klein getal dat achterblijft, bestaat, denk ik, uit hen, die leden, niet alleen toehoorders, zijn in de Remonstrantsche Kerk: ik heb er verbazend groote bijeenkomsten bijgewoond. |
|